ECLI:NL:RBDHA:2020:14868

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 oktober 2020
Publicatiedatum
21 juni 2021
Zaaknummer
NL20.17433
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel wegens nationaliteitskwestie en onzorgvuldig handelen van de staatssecretaris

In deze zaak heeft eiser, die stelt van Gambiaanse nationaliteit te zijn, beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. Eiser had eerder een verzoek om internationale bescherming ingediend in Italië, dat was afgewezen. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag van eiser niet in behandeling genomen op basis van de Dublinverordening, maar later de mogelijkheid geboden om opnieuw een aanvraag in te dienen. De aanvraag werd echter afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat de staatssecretaris aannam dat eiser de Senegalese nationaliteit had. Eiser betwistte deze conclusie en voerde aan dat de staatssecretaris onzorgvuldig had gehandeld door geen herkomstonderzoek te verrichten.

De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris zich niet zonder nader onderzoek op het standpunt had mogen stellen dat eiser de Senegalese nationaliteit had. Eiser had herhaaldelijk verklaard dat hij in Senegal was geboren, maar dat hij Gambiaans was. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris onvoldoende had onderbouwd dat eiser de Senegalese nationaliteit had en dat er geen bewijs was dat eiser dit zelf had verklaard. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg de staatssecretaris op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de nationaliteit van eiser opnieuw moest worden onderzocht. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.050,-.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL20.17433
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. H.M.A. Breuls),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: J.C. Theodoulou).

Inleiding en procesverloop

Op 1 juli 2016 heeft eiser een verzoek om internationale bescherming ingediend in Italië. Dit verzoek is door de Italiaanse autoriteiten afgewezen.
Op 9 augustus 2019 heeft eiser een aanvraag ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Bij besluit van 13 november 2019 heeft verweerder deze aanvraag niet in behandeling genomen omdat Italië op grond van de Dublinverordening verantwoordelijk was.
Bij bericht van 23 maart 2020 heeft verweerder eiser in de gelegenheid gesteld om opnieuw een aanvraag in te dienen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, omdat eiser niet tijdig was overgedragen aan de Italiaanse autoriteiten.
Op 26 juni 2020 heeft eiser opnieuw een aanvraag ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Bij besluit van 18 september 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van het verzoek om de voorlopige voorziening met zaaknummer NL20.17434, plaatsgevonden op 14 oktober 2020. Eiser is niet verschenen, maar heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Asielrelaas
1. Eiser stelt van Gambiaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [1998] . Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij in Gambia problemen heeft ondervonden met de familie van zijn stiefvader. Eiser vreest dat hij bij terugkeer naar Gambia opnieuw in de problemen komt.
Bestreden besluit
2. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder één relevant element, namelijk de identiteit, nationaliteit en herkomst. Verweerder vindt het niet geloofwaardig dat eiser de Gambiaanse nationaliteit heeft en gaat ervan uit dat eiser de Senegalese nationaliteit heeft, omdat dat de gegevens zijn die eiser bij zijn asielaanvraag van 9 augustus 2019 heeft opgegeven. Verweerder heeft hieraan toegevoegd dat eiser deze gegevens ook in Italië heeft opgegeven en dat hij tijdens de Dublinprocedure nooit heeft aangegeven dat zijn Senegalese nationaliteit onjuist zou zijn. Eiser heeft niet met officiële, identificerende documenten onderbouwd dat de eerder door hem opgegeven nationaliteit niet klopt.
Standpunt eiser
3. Eiser voert aan dat hij zelf nooit heeft verklaard dat hij de Senegalese nationaliteit heeft. Hij heeft uitsluitend verklaard dat hij in Senegal is geboren. De politie en verweerder hebben vervolgens ten onrechte zelf geconcludeerd en geregistreerd dat eiser de Senegalese nationaliteit heeft. Eiser voert verder aan dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld door geen herkomstonderzoek te verrichten.
Mocht verweerder uitgaan van de Senegalese nationaliteit?
4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich niet zonder nader onderzoek en zonder nadere motivering op het standpunt heeft mogen stellen dat eiser de Senegalese nationaliteit heeft en niet de Gambiaanse nationaliteit. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
4.1.
Eiser stelt nooit te hebben gezegd dat hij de Senegalese nationaliteit heeft. Volgens eiser heeft hij desgevraagd steeds verklaard dat hij bij toeval in Senegal is geboren toen zijn moeder op weg was naar Gambia. Daarmee heeft eiser niet gezegd dat hij de Senegalese nationaliteit heeft. Dat eiser dit wel zou hebben gezegd blijkt niet als zodanig uit de aanvraag van 9 augustus 2019. Daarin staat niet welke vragen precies aan eiser zijn gesteld en wat hij daarop heeft geantwoord. Het is denkbaar dat de vermelding van eisers nationaliteit berust op zijn verklaring in Senegal geboren te zijn. De enkele vermelding van de Senegalese nationaliteit in de aanvraag is dan ook onvoldoende om vast te kunnen stellen dat eiser dit zelf heeft verklaard. Evenmin blijkt uit die aanvraag dat eiser is geconfronteerd met de bij de Eurodactreffer vermelde Senegalese nationaliteit. De stelling van verweerder dat dit zeker zou zijn gebeurd als eiser een andere nationaliteit zou hebben opgegeven, valt tegenover de betwisting van eiser niet te verifiëren. Bovendien heeft eiser niet verklaard dat hij een andere nationaliteit heeft opgegeven, alleen dat hij in Senegal is geboren. Nu verweerder blijkens de toelichting ter zitting doorslaggevende betekenis toekent aan de
4.2.
veronderstelling dat eiser bij zijn aanvraag zelf heeft verklaard de Senegalese nationaliteit te bezitten, had het op de weg van verweerder gelegen om dit te onderbouwen. Dit heeft verweerder niet gedaan.
4.3.
De rechtbank stelt verder vast dat eiser vanaf het eerst mogelijke moment, namelijk bij zijn Dublingehoor op 14 augustus 2019, heeft verklaard dat zijn moeder tijdens de oorlog is gevlucht uit Guinee-Bissau naar Gambia en dat hij tijdens die reis, in Senegal is geboren.1 Verweerder heeft hier niet op doorgevraagd. Uit het verslag van het Dublingehoor blijkt verder niet dat verweerder eiser heeft gevraagd naar zijn nationaliteit. In het verslag staat dat de hoormedewerker de persoonsgegevens van eiser heeft gecontroleerd aan de hand van de afsprakenkaart, maar niet dat dit ook bij eiser is geverifieerd. Uit het vervolg van het verslag van het gehoor blijkt evenmin dat eiser expliciet is gevraagd of het klopte dat hij de Senegalese nationaliteit had.2 Eiser heeft vervolgens bij de correcties en aanvullingen van 7 september 2019 op het Dublingehoor expliciet verklaard dat hij weliswaar bij toeval in Senegal is geboren, maar dat hij daarmee nog niet de Senegalese nationaliteit heeft. Het standpunt van verweerder in het bestreden besluit, dat eiser tijdens de Dublinprocedure nooit heeft aangegeven dat hij niet de Senegalese nationaliteit heeft, is dus feitelijk onjuist. De gemachtigde van verweerder heeft dit ter zitting ook erkend. De rechtbank stelt verder vast dat eiser tijdens zijn gehoor veilig land van herkomst direct bij de aanvang heeft verklaard dat hij in Senegal is geboren, maar dat hij Gambiaans is.3 Vervolgens heeft eiser nog tweemaal verklaard dat hij is geboren in Senegal, toen zijn moeder op doorreis was naar Gambia.4
4.4.
In de omstandigheid dat eiser in Italië geregistreerd staat met de Senegalese nationaliteit, ziet de rechtbank, gelet op wat in 4.1. en 4.2. is overwogen, onvoldoende aanwijzing dat eiser in Nederland bij zijn asielaanvraag heeft verklaard dat hij de Senegalese nationaliteit heeft. De rechtbank acht het niet onvoorstelbaar dat eiser zowel in Italië als in Nederland heeft gezegd dat hij in Senegal is geboren en dat dit heeft geleid tot de registratie dat hij de Senegalese nationaliteit heeft. Gelet op wat hiervoor is overwogen heeft verweerder zich niet op het standpunt kunnen stellen dat eiser de Senegalese nationaliteit heeft.
Moest verweerder herkomstonderzoek verrichten?
5. Verweerder mocht er dus niet zonder meer van uitgaan dat eiser de Senegalese nationaliteit heeft. Nu eiser ongedocumenteerd is, had het gelet op de werkinstructie 2019/4 in de rede gelegen om een herkomstonderzoek uit te voeren. Hoewel eiser hiermee niet zijn nationaliteit kan aantonen, kan hij hiermee mogelijk wel zijn nationaliteit of herkomst aannemelijk maken. Daarbij is van belang dat de gemachtigde van eiser bij de zienswijze informatie heeft verschaft over het Gambiaanse nationaliteitsrecht, waarin is geregeld dat een ieder die wordt geboren uit één of twee Gambiaanse ouder(s) de Gambiaanse nationaliteit heeft, ook indien diegene zich bij de geboorte buiten Gambia bevindt. Eiser heeft al in het Dublingehoor en ook in het gehoor veilig land van herkomst herhaaldelijk verklaard dat zijn vader Gambiaans is. Verweerder heeft deze verklaring van eiser pas bij het bestreden besluit voor het eerst betwist, terwijl verweerder tijdens de gehoren niet heeft
1. Verslag Dublingehoor pagina 5.
2 Verslag Dublingehoor pagina 3 en 4.
3 Verslag gehoor veilig land van herkomst pagina 3.
4 Verslag gehoor veilig land van herkomst pagina 5 en 9.
doorgevraagd naar de vader van eiser noch naar diens familie. Gelet op deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld door in het geval van eiser geen herkomstonderzoek uit te voeren.
Conclusie
6. Het voorgaande leidt tot het oordeel dat aan het bestreden besluit zorgvuldigheids- en motiveringsgebreken kleven. Om die reden is het beroep gegrond en wordt het bestreden besluit vernietigd. De rechtbank laat de overige beroepsgronden daarom onbesproken.
7. De rechtbank ziet geen aanleiding om te bepalen dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand blijven of zelf in de zaak te voorzien, omdat verweerder de nationaliteit van eiser opnieuw moet onderzoeken en beoordelen. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen, omdat dat gelet op het te verrichten onderzoek geen doelmatige en efficiënte afdoeningswijze zou inhouden. Verweerder moet daarom een nieuw besluit nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken na de dag van bekendmaking van deze uitspraak.
8. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.050,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van
€ 525,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van bekendmaking van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.050.-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C. Karman, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Kersten, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
20 oktober 2020

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.