ECLI:NL:RBDHA:2020:14851

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 oktober 2020
Publicatiedatum
17 juni 2021
Zaaknummer
AWB 20/1303
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak zonder connexe procedure

In deze zaak heeft verzoekster, een vrouw van Dominicaanse nationaliteit, bezwaar gemaakt tegen een besluit van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 5 februari 2020. Dit besluit betrof haar uitzetting. Verzoekster heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, zodat haar uitzetting achterwege blijft totdat er op haar bezwaar is beslist. Op 26 mei 2020 heeft de Staatssecretaris het bezwaar van verzoekster gegrond verklaard en haar een document toegekend op basis van artikel 9, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, geldig voor vijf jaar.

De voorzieningenrechter heeft in deze procedure vastgesteld dat er geen beroep is ingesteld tegen het besluit van 26 mei 2020, waardoor er geen connexe bodemprocedure bestaat. Dit heeft geleid tot de conclusie dat het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk is. De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) besloten om zonder zitting uitspraak te doen, omdat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk was. De uitspraak is gedaan op 20 oktober 2020 door mr. Y. Sneevliet, in aanwezigheid van griffier mr. K.S. Smits.

De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing. De voorzieningenrechter heeft de verzoekster verzocht om opheldering over haar verzoek, maar er is geen schriftelijke bevestiging van de intrekking van het verzoek ontvangen, wat heeft bijgedragen aan de beslissing om het verzoek niet-ontvankelijk te verklaren.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/1303

uitspraak van de voorzieningenrechter van 20 oktober 2020 in de zaak van

[verzoekster], geboren op [1984] , van Dominicaanse nationaliteit, verzoekster
(gemachtigde: mr. M.R. Martis),
en

de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder.

Procesverloop

Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen verweerders besluit van 5 februari 2020.
Verzoekster heeft voorts de voorzieningenrechter van de rechtbank verzocht bij wijze van voorlopige voorziening te bepalen dat uitzetting achterwege dient te blijven, totdat op het bezwaar is beslist.
Bij beslissing van 26 mei 2020 heeft verweerder het bezwaar van verzoekster tegen zijn besluit van 5 februari 2020 gegrond verklaard en verzoekster een document als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) toegekend voor de duur van vijf jaar.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter uitspraak doen zonder dat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting te verschijnen, indien de voorzieningenrechter kennelijk onbevoegd is of het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is.
2. Op grond van artikel 8:81 van de Awb kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
3. Bij beslissing van 26 mei 2020 heeft verweerder het bezwaar van verzoekster tegen zijn besluit van 5 februari 2020 gegrond verklaard en verzoekster een document als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) toegekend voor de duur van vijf jaar.
4. Bij brief van 28 augustus 2020 heeft de voorzieningenrechter verzoekster verzocht om toe te lichten welke belang zij nog heeft bij het verzoek om een voorlopige voorziening.
Op 4 september 2020 heeft verzoeksters gemachtigde telefonisch medegedeeld dat het verzoek zou worden ingetrokken. Op 8 september 2020 is een e-mailbericht van gemachtigde ontvangen, maar daarbij is niet gereageerd op de brief van 28 augustus 2020. Omdat van de telefonische mededeling dat het verzoek zou worden ingetrokken geen schriftelijke bevestiging is ontvangen, is verzoekster bij brief van 24 september 2020 verzocht om binnen een week na dagtekening van die brief te laten weten wat zij met het verzoek wenst. Hierop is door verzoekster niet gereageerd. Getracht is om telefonisch contact te krijgen met de gemachtigde van verzoekster, maar dat is niet gelukt.
5. De voorzieningenrechter stelt vast dat er geen beroep is ingesteld tegen het besluit van
26 mei 2020 en er derhalve geen connexe bodemprocedure is. Het verzoek wordt daarom met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van de Awb zonder onderzoek ter zitting niet-ontvankelijk wordt verklaard.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y. Sneevliet, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. K.S. Smits, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 oktober 2020.
griffier voorzieningenrechter
(de voorzieningenrechter is
verhinderd deze uitspraak mede
te ondertekenen)
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.