ECLI:NL:RBDHA:2020:14820
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake asielaanvraag en contra-expertise
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 oktober 2020 uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van het beroep van eiser, die een aanvraag had ingediend voor toestemming om kosten te maken voor een contra-expertiseonderzoek naar de authenticiteit van documenten in het kader van zijn asielaanvraag. Eiser had op 6 april 2020 beroep ingesteld tegen het besluit van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) van 10 maart 2020, waarin zijn aanvraag werd afgewezen. Tijdens de zitting op 9 oktober 2020 was eiser niet aanwezig, maar werd hij vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. S.F. Leeuwin. Verweerder, het COA, was niet verschenen.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat eiser op 17 juni 2020 met onbekende bestemming is vertrokken en dat hij zich niet meer heeft gemeld bij zijn gemachtigde. Dit leidde de rechtbank tot de conclusie dat eiser geen procesbelang meer heeft bij zijn beroep, aangezien hij niet heeft aangegeven dat hij nog prijs stelt op de bescherming in Nederland. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar eerdere rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS), waarin is bepaald dat als een vreemdeling met onbekende bestemming vertrekt, er in beginsel vanuit moet worden gegaan dat hij geen prijs meer stelt op de bescherming die hij aanvankelijk zocht.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen concreet procesbelang is voor de zaak en heeft het beroep daarom niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft geen inhoudelijk oordeel gegeven over het bestreden besluit en heeft geen proceskostenveroordeling opgelegd, omdat het beroep niet-ontvankelijk is verklaard. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.