ECLI:NL:RBDHA:2020:14820

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 oktober 2020
Publicatiedatum
10 juni 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 2836
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake asielaanvraag en contra-expertise

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 oktober 2020 uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van het beroep van eiser, die een aanvraag had ingediend voor toestemming om kosten te maken voor een contra-expertiseonderzoek naar de authenticiteit van documenten in het kader van zijn asielaanvraag. Eiser had op 6 april 2020 beroep ingesteld tegen het besluit van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) van 10 maart 2020, waarin zijn aanvraag werd afgewezen. Tijdens de zitting op 9 oktober 2020 was eiser niet aanwezig, maar werd hij vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. S.F. Leeuwin. Verweerder, het COA, was niet verschenen.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat eiser op 17 juni 2020 met onbekende bestemming is vertrokken en dat hij zich niet meer heeft gemeld bij zijn gemachtigde. Dit leidde de rechtbank tot de conclusie dat eiser geen procesbelang meer heeft bij zijn beroep, aangezien hij niet heeft aangegeven dat hij nog prijs stelt op de bescherming in Nederland. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar eerdere rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS), waarin is bepaald dat als een vreemdeling met onbekende bestemming vertrekt, er in beginsel vanuit moet worden gegaan dat hij geen prijs meer stelt op de bescherming die hij aanvankelijk zocht.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen concreet procesbelang is voor de zaak en heeft het beroep daarom niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft geen inhoudelijk oordeel gegeven over het bestreden besluit en heeft geen proceskostenveroordeling opgelegd, omdat het beroep niet-ontvankelijk is verklaard. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/2836
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 oktober 2020 in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. S.N. Ali)
en

het bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers, verweerder

(gemachtigde: mr. S.F. Leeuwin).

Procesverloop

Bij besluit van 10 maart 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het geven van toestemming voor het maken van kosten voor een contra-expertiseonderzoek naar de authenticiteit van enkele documenten afgewezen.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit op 6 april 2020 beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 oktober 2020. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder is, met voorafgaand bericht, niet verschenen.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. De rechtbank moet eerst de vraag beantwoorden of eiser nog procesbelang heeft bij zijn beroep. Inhoudelijk gaat deze zaak over een afgewezen aanvraag om toestemming te verkrijgen voor het maken van kosten voor een contra expertise om documenten te onderzoeken. Daarvan is het belang helder. Echter, verweerder heeft de rechtbank in zijn verweerschrift geïnformeerd over het vertrek met onbekende bestemming van eiser en zijn uitschrijving per 17 juni 2020 bij het COA. De rechtbank moet ambtshalve het procesbelang beoordelen bij het beroep en de voortzetting van de procedure. Vraag is dus of eiser gelet op zijn vertrek met onbekende bestemming nog prijs stelt op de in Nederland gevraagde bescherming en het daarvoor benodigde contra-expertise onderzoek naar de relevante documenten.
3. Gemachtigde heeft toegelicht waarom zij vindt dat er nog steeds procesbelang is bij deze procedure. Juist deze procedure over het kunnen laten uitvoeren van een contra-expertise is van doorslaggevend belang, want het is bepalend voor de beoordeling van de asielaanvraag. Er is ook bij Vluchtelingenwerk navraag gedaan, maar zij biedt eiser hierin geen mogelijkheid. Gemachtigde heeft verder toegelicht veel contact te hebben gehad met eiser, laatstelijk in mei 2020 ten tijde van het indienen van de aanvullende gronden. Daarna is er geen contact meer geweest, maar dat doet niet af aan het belang dat eiser nog heeft, gelet op zijn belang bij deze procedure en het eerdere contact. Daarbij is door eiser niet expliciet aangegeven dat hij geen prijs meer stelt op deze procedure en bescherming in Nederland. Niet uit te sluiten is, dat eiser zich op enig moment weer meldt bij gemachtigde. Gemachtigde betoogt dat gelet op de inspanningen en het belang van de documenten een andere uitkomst op zijn plaats is dan volgt uit de rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) waarover ter zitting is gesproken.
4. De rechtbank ziet geen aanleiding om een ander beoordelingskader aan te leggen dan de ABRvS in uitspraken waarin wordt bezien of de vreemdeling nog procesbelang heeft wanneer sprake is van vertrek met onbekende bestemming. Uit deze uitspraken van de ABRvS volgt dat, indien een vreemdeling die in Nederland bescherming heeft gevraagd met onbekende bestemming vertrekt zonder aan verweerder te laten weten waar hij verblijft, er in beginsel vanuit dient te worden gegaan dat die vreemdeling geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. Dit is alleen anders als een vreemdeling laat weten dat hij contact met zijn gemachtigde onderhoudt en dus nog prijs stelt op deze bescherming. Dit impliceert dat de gemachtigde weet dat een vreemdeling nog in Nederland verblijft, waar hij verblijft en met de vreemdeling contact heeft over de verdere voortgang van de procedure en de keuzes die in dit kader moeten worden gemaakt. [1] Dit geldt volgens de rechtbank ook voor deze procedure over toestemming voor kosten voor onderzoek naar voor de asielaanvraag relevante documenten.
5. Tijdens de zitting is hierover gesproken en is gebleken dat er na mei 2020 en dus na het vertrek van eiser met onbekende bestemming geen contact meer is geweest tussen eiser en gemachtigde. Het is gemachtigde niet bekend waar eiser verblijft en of hij nog in Nederland is. Hieruit maakt de rechtbank op dat eiser geen prijs meer stelt op een beoordeling in deze zaak. Dat eiser zijn beroep niet heeft ingetrokken, is voor de rechtbank niet bepalend bij de beoordeling van het procesbelang. Ook de verrichtte inspanningen en het belang van het kunnen onderzoeken van de documenten voor de asielaanvraag is, gelet op het voorgaande, geen reden om in deze procedure anders te concluderen.
6. Gezien de besproken omstandigheden en het toetsingskader dat volgt uit rechtspraak van de ABRvS, concludeert de rechtbank dat er geen concreet procesbelang is voor deze zaak. Dit betekent dat het beroep niet-ontvankelijk is. De rechtbank zal daarom geen inhoudelijk oordeel geven over het bestreden besluit.
7. Het beroep is niet-ontvankelijk, daarom bestaat voor een proceskostenveroordeling geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.E. van der Does, rechter, in aanwezigheid van mr. L.M. Janssens-Kleijn, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 oktober 2020.
De rechter is verhinderd de
uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending van het proces-verbaal hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.De rechtbank wijst bij wijze van voorbeeld op de uitspraak van de ABRvS van 22 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:579.