ECLI:NL:RBDHA:2020:14802

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 juli 2020
Publicatiedatum
7 juni 2021
Zaaknummer
NL20.13861
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring en zicht op uitzetting van een Egyptische vreemdeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 juli 2020 uitspraak gedaan in een procedure over de maatregel van bewaring van een Egyptische vreemdeling. De eiser, vertegenwoordigd door mr. K. Bruin, had beroep ingesteld tegen het voortduren van de maatregel van bewaring die op 11 maart 2020 door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring rechtmatig was tot het moment van de eerdere uitspraak op 12 juni 2020. De eiser voerde aan dat er geen zicht op uitzetting was en dat de Staatssecretaris onvoldoende voortvarend handelde in het verkrijgen van een laissez-passer van de Egyptische autoriteiten. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de Staatssecretaris voldoende inspanningen heeft verricht en dat de vertraging niet aan hem kan worden verweten. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt op 23 juli 2020.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL20.13861
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. B.A. Zevenbergen),

en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. K. Bruin).

Procesverloop

Verweerder heeft op 11 maart 2020 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd. Vervolgens heeft verweerder daarop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Overwegingen

Eiser stelt de Egyptische nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [1993] .
Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 12 juni 2020 (in de zaak NL20.11605) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu, voor zover dat in beroep wordt aangevochten, alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek de maatregel van bewaring rechtmatig is.
4. Eiser voert aan dat het daadwerkelijke zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn ontbreekt en dat verweerder onvoldoende voortvarend werkt aan zijn verwijdering. Eiser wijst er op dat inmiddels twee en halve maand verstreken zijn, sinds de nieuwe laissez-passeraanvraag en dat de Egyptische ambassade nergens op reageert. Volgens eiser wordt gewacht op de heropening van de ambassade. Wanneer dat zal zijn is niet bekend.
5. De rechtbank verwijst allereerst naar haar eerdere uitspraak van 12 juni 2020, rechtsoverweging 6. In wat eiser nu aanvoert, ziet de rechtbank geen aanleiding voor een ander oordeel. Uit de beschikbare stukken blijkt dat het onderzoek bij de autoriteiten van Egypte nog loopt. Verweerder rappelleert regelmatig bij deze autoriteiten met betrekking tot afgifte van een laissez passer, laatstelijk schriftelijk op 1 juli 2020. Dat een eerdere aanvraag niet tot afgifte van een laissez passer heeft geleid, wil niet zeggen dat dit nu ook niet zal gebeuren. Evenmin handelt verweerder onvoldoende voortvarend. Daarnaast blijkt dat verweerder ook regelmatig informeert bij de DIA naar de stand van zaken. De omstandigheid dat er nog geen reactie is gekomen op de ingediende laissez passer-aanvraag kan verweerder niet worden verweten. Gelet op het feit dat het aan verweerder is om het uitzettingstraject in te richten, acht de rechtbank de door verweerder verrichte handelingen niet onredelijk. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat verweerder in hoge mate afhankelijk is van de medewerking van de Egyptische autoriteiten. Dat verweerder nader dient te onderbouwen welke inspanningen hij heeft verricht om binnen een afzienbare tijd een laissez passer voor eiser te verkrijgen, volgt de rechtbank dan ook niet. De beroepsgronden slagen niet.
6. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C. Karman, rechter, in aanwezigheid van K. el Mourabit, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
23 juli 2020

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.