ECLI:NL:RBDHA:2020:14740

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 oktober 2020
Publicatiedatum
25 mei 2021
Zaaknummer
AWB 20/4176
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing mvv-aanvraag op grond van middelenvereiste en gezinsleven

In deze zaak heeft eiseres, een Sierra Leoonse, beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) is afgewezen. De aanvraag was ingediend met het doel om bij haar biologische moeder, referente, in Nederland te verblijven. De staatssecretaris heeft de aanvraag afgewezen op basis van het niet voldoen aan het middelenvereiste, zoals vastgelegd in artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht. Eiseres heeft aangevoerd dat er bijzondere omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat van het beleid wordt afgeweken, onder andere omdat referente niet tijdig een aanvraag heeft kunnen doen en omdat zij een DNA-test heeft laten uitvoeren om de familierechtelijke relatie aan te tonen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de staatssecretaris terecht heeft geconcludeerd dat referente niet voldoet aan het middelenvereiste en dat de omstandigheden die eiseres aanvoert niet voldoende zijn om van het beleid af te wijken. De rechtbank heeft vastgesteld dat het belang van de Nederlandse staat in dit geval zwaarder weegt dan het belang van eiseres om gezinsleven uit te oefenen met referente. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 20/4176
V-nummer: [nummer]

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], eiseres,

gemachtigde: mr. M.S. Yap,
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

gemachtigde: mr. J.H.M. Post.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 23 april 2020 (het bestreden besluit).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 oktober 2020. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Tevens is [referente] (hierna: referente) verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres is geboren op [geboortedatum] en heeft de Sierra Leoonse nationaliteit. Zij beoogt verblijf bij referente, haar biologische moeder, in Nederland. Referente is geboren op [geboortedatum], heeft de Sierra Leoonse nationaliteit en verblijft inmiddels [aantal] jaar in Nederland. Zij heeft op 8 december 2014 ten behoeve van eiseres een aanvraag tot het verlenen van een machtiging tot voorlopige verblijf (mvv), met als doel ‘verblijf als familie- of gezinslid bij referente’, ingediend. Bij het besluit van 1 juni 2016 heeft verweerder deze aanvraag afgewezen, omdat de familierechtelijke relatie tussen eiseres en referente niet vaststond en referente niet zelfstandig en duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan (het middelenvereiste).
2. Op 16 mei 2019 heeft referente ten behoeve van eiseres opnieuw gevraagd om een mvv met als doel ‘verblijf als familie of gezinslid bij referente’. Bij besluit van 18 november 2019 heeft verweerder deze aanvraag afgewezen. Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres daartegen ongegrond verklaard. Daarbij heeft verweerder overwogen dat referente niet voldoet aan het middelenvereiste en daar niet van is vrijgesteld. Verweerder ziet geen aanleiding om af te wijken van zijn beleid. Referente ontvangt sinds [datum] een uitkering in het kader van de Participatiewet. Eiseres heeft enige tijd gewerkt op basis van een flexibele arbeidsovereenkomst, maar de inkomsten daaruit waren marginaal. Ten tijde van het bestreden besluit werkte eiseres niet. Niet is gebleken dat zij serieuze pogingen heeft gedaan om alsnog aan het middelenvereiste te voldoen.
3. Volgens eiseres zijn er in haar geval bijzondere omstandigheden op grond waarvan verweerder van zijn beleid had moeten afwijken. Zij heeft in beroep aangevoerd dat referente niet tijdig een aanvraag op grond van de nareisregeling heeft kunnen doen omdat eiseres voor haar onvindbaar was. Direct na het herstel van het contact heeft referente een eerste reguliere aanvraag gedaan. Referente heeft vervolgens uit eigen beweging een DNA-test laten uitvoeren om de familierechtelijke relatie met eiseres aan te tonen. Logischerwijs is het gezinsleven tussen referente en eiseres niet erg intensief geweest, referente was haar dochter immers kwijt. Op dit moment kan niemand in Sierra Leone de zorg voor eiseres dragen. Referente kan moeilijk werken, omdat zij de zorg heeft voor haar andere minderjarige kind in Nederland. Eiseres doet een beroep op het arrest Chakroun [1] en op artikel 8 van het EVRM. [2]
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. De aanvraag om afgifte van een mvv wordt getoetst aan dezelfde voorwaarden als die voor een aanvraag om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd. Het toetsingskader daarbij is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van de uitspraak.
5. Vaststaat dat referente nog steeds niet voldoet aan het middelenvereiste en dat zij op grond van het beleid van verweerder hiervan niet is vrijgesteld. [3] De aanvraag wordt volgens verweerders beleid in dat geval afgewezen. [4]
8. Ter beoordeling staat of verweerder van dit beleid had moeten afwijken wegens bijzondere omstandigheden die maken dat het vasthouden aan het beleid gevolgen heeft die onevenredig zijn in verhouding tot de met dat beleid te dienen doelen. [5]
Daarbij is gelet op het beroep op het arrest Chakroun allereerst van belang dat verweerder bij de beoordeling of een referent in aanmerking komt voor een vrijstelling van het middelenvereiste in beginsel een adequate invulling geeft aan het Unierechtelijk evenredigheidsbeginsel en aan de eisen die volgen uit genoemd arrest en uit artikel 17 van de Gezinsherenigingsrichtlijn. [6]
9. De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder er in dat verband terecht op heeft gewezen dat referente met de uitkering die zij ontvangt geheel ten laste komt van het stelsel van sociale bijstand. Verweerder heeft verder terecht overwogen dat de omstandigheid dat referente als alleenstaande moeder zorg draagt voor haar minderjarige kind geen bijzondere omstandigheid is op grond waarvan van het beleid moet worden afgeweken. Zoals verweerder stelt, kan referente gebruik maken van opvangmogelijkheden zoals voor- of naschoolse opvang. Referente heeft niet onderbouwd dat de zorg voor haar minderjarige kind hieraan in de weg staat. Verder is niet gebleken van aantoonbaar voldoende inspanningen van referente voor het vinden van werk.
Referente heeft hierover ter zitting nog verklaard dat zij bewust geen werk heeft geaccepteerd voor de duur van minder dan één jaar. Referente heeft dus niet aannemelijk gemaakt dat zij op korte termijn niet kan voldoen aan het middelenvereiste. Ten slotte is de gestelde omstandigheid dat niemand in Sierra Leonne voor eiseres kan zorgen niet onderbouwd met objectieve en verifieerbare stukken. Dat referente moeite heeft moeten doen om haar dochter op te sporen en om de feitelijke gezinsband met eiseres aan te tonen leidt er niet toe dat het vasthouden aan het middelenvereiste voor haar onevenredige gevolgen heeft.
10. Het beroep van eiseres op het arrest Chakroun slaagt niet. Dit arrest laat de voorwaarde van duurzaam zelfstandige voldoende middelen van bestaan als zodanig onverlet. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij niet binnen afzienbare termijn aan dit vereiste zal kunnen voldoen.
11. Niet in geschil is dat er sprake is van gezinsleven in de zin van artikel 8, eerste lid, van het EVRM tussen referente en eiseres. De rechtbank stelt vast dat verweerder de in dit verband relevante feiten en omstandigheden heeft betrokken in zijn belangenafweging.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder daarbij kunnen concluderen dat het belang van de Nederlandse staat in dit geval zwaarder weegt dan het belang van eiseres om hier in Nederland gezinsleven uit te oefenen met referente. Verweerder heeft daarbij in het nadeel van eiseres kunnen betrekken dat er sprake is van een eerste toelating en dat referente niet aan het middelenvereiste voldoet. Ook heeft verweerder mogen meewegen dat – ook na hun herstelde contact – niet is gebleken van een intensief contact tussen referente en eiseres. Er zijn geen stukken overgelegd waaruit het tegendeel blijkt. Dat er anderzijds sprake is van een objectieve belemmering voor referente om zich in Sierra Leone te vestigen, heeft verweerder onvoldoende kunnen vinden om eiseres verblijf in Nederland toe te staan. Dit betekent dat verweerder terecht heeft vastgesteld dat de afwijzing van de aanvraag niet in strijd is met artikel 8 van het EVRM.
12. Het beroep is ongegrond.
13. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond;
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. S.X. Scholten, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 oktober 2020.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Bijlage – Juridisch kader

Artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht
Het bestuursorgaan handelt overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.
Artikel 16 van de Vreemdelingenwet 2000
Een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 kan worden afgewezen indien:
a. de vreemdeling niet beschikt over een geldige machtiging tot voorlopig verblijf die overeenkomt met het verblijfsdoel waarvoor de verblijfsvergunning is aangevraagd;
b. de vreemdeling niet beschikt over een geldig document voor grensoverschrijding;
c. de vreemdeling niet zelfstandig en duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan dan wel, indien de persoon bij wie de vreemdeling wil verblijven, niet zelfstandig en duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan;
(…)
Artikel 3.13 van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb)
1. De verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd wordt onder een beperking verband houdend met verblijf als familie- of gezinslid, verleend aan het in artikel 3.14 genoemde gezinslid van de in artikel 3.15 bedoelde hoofdpersoon, indien wordt voldaan aan alle in de artikelen 3.16 tot en met 3.22a genoemde voorwaarden.
2. In de overige gevallen kan de in het eerste lid bedoelde verblijfsvergunning worden verleend.
Artikel 3.14 van het Vb
De verblijfsvergunning, bedoeld in artikel 3.13, eerste lid, wordt verleend aan:
(…)
c. het minderjarige biologische of juridische kind van de hoofdpersoon, dat naar het oordeel van Onze Minister feitelijk behoort en reeds in het land van herkomst feitelijk behoorde tot het gezin van die hoofdpersoon en dat onder het rechtmatige gezag van die hoofdpersoon staat.
Artikel 3.22 van het Vb
1. De verblijfsvergunning, bedoeld in artikel 3.13, eerste lid, wordt verleend, indien de hoofdpersoon duurzaam en zelfstandig beschikt over voldoende middelen van bestaan als bedoeld in artikel 3.74, eerste lid, onder a.
2. In afwijking van het eerste lid wordt de verblijfsvergunning eveneens verleend, indien de hoofdpersoon de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, heeft bereikt of naar het oordeel van Onze Minister blijvend en volledig arbeidsongeschikt is.
Artikel 3.73 van het Vb
1. De in artikel 16, eerste lid, onder c, van de Wet bedoelde middelen van bestaan zijn in ieder geval zelfstandig, indien verworven uit:
a. wettelijk toegestane arbeid in loondienst, voor zover de vereiste premies en belastingen zijn afgedragen;
b. wettelijk toegestane arbeid als zelfstandige, voor zover de vereiste premies en belastingen zijn afgedragen;
c. inkomensvervangende uitkeringen krachtens een sociale verzekeringswet waarvoor premies zijn afgedragen;
d. eigen vermogen, voor zover de bron van de inkomsten niet wordt aangetast en de vereiste belastingen zijn afgedragen, of
e. in geval van verblijf voor onderzoek in de zin van richtlijn (EU) 2016/801, studie, lerend werken of uitwisseling in het kader van Europees vrijwilligerswerk: financiële ondersteuning van de referent, een subsidie, een beurs of een toelage.
Artikel 3.74 van het Vb
1. De in artikel 16, eerste lid, onder c, van de Wet bedoelde middelen van bestaan zijn in ieder geval voldoende, indien de som van het loon, bedoeld in artikel 16 van de Wet financiering sociale verzekeringen, uit arbeid in loondienst, het bruto inkomen uit een inkomensvervangende uitkering krachtens een socialeverzekeringswet waarvoor premies zijn afgedragen, de bruto-winst uit arbeid als zelfstandige en het inkomen uit eigen vermogen ten minste gelijk is aan:
a. het minimumloon, bedoeld in de artikelen 8, eerste lid, onder a, en 14, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, met inbegrip van de vakantiebijslag, bedoeld in artikel 15 van die wet;
b. in bij ministeriële regeling aangewezen gevallen: 150 procent van het minimumloon, bedoeld in onderdeel a.
2. De in artikel 16, eerste lid, onder c, van de Wet bedoelde middelen van bestaan zijn eveneens voldoende, indien het netto-inkomen ten minste gelijk is aan het normbedrag voor ho-studenten, bedoeld in de Wet studiefinanciering 2000, indien de vreemdeling in Nederland verblijft of wil verblijven voor studie.
3. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over de voorgaande leden. Daarbij kunnen gevallen worden vastgesteld waarin de in artikel 16, eerste lid, onder c, van de Wet bedoelde middelen van bestaan voldoende zijn, indien het inkomen ten minste gelijk is aan een combinatie van de in het eerste en tweede lid genoemde normbedragen.
4. De normbedragen, bedoeld in de voorgaande leden, worden door Onze Minister bekendgemaakt.
Artikel 3.75 van het Vb
1. De in artikel 16, eerste lid, onder c, van de Wet bedoelde middelen van bestaan zijn in ieder geval duurzaam, indien zij nog één jaar beschikbaar zijn op het tijdstip waarop de aanvraag is ontvangen of de beschikking wordt gegeven.
2. Middelen van bestaan verkregen uit eigen vermogen zijn duurzaam, indien zij gedurende een aaneengesloten periode van een jaar beschikbaar zijn geweest en nog beschikbaar zijn op het tijdstip waarop de aanvraag is ontvangen of de beschikking wordt gegeven.
3. In afwijking van het eerste lid, zijn middelen van bestaan verkregen uit arbeid in loondienst eveneens duurzaam, indien op het tijdstip waarop de aanvraag is ontvangen of de beschikking wordt gegeven gedurende een aaneengesloten periode van drie jaren jaarlijks voldoende middelen van bestaan uit arbeid in loondienst zijn verworven en de middelen van bestaan nog beschikbaar zijn. Indien tijdens de periode van drie jaren gedurende een periode van in totaal niet langer dan zesentwintig weken een werkloosheidsuitkering is ontvangen, wordt die uitkering gelijkgesteld met inkomen uit arbeid in loondienst.
4. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ten aanzien van de duurzaamheid van middelen van bestaan
Paragraaf B1/4.3.2. van de Vc
Vrijstellingsgronden middelen van bestaan
De IND wijst de aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd niet af omdat de referent niet zelfstandig en duurzaam over voldoende middelen van bestaan beschikt, als de referent voldoet aan één van de volgende voorwaarden:
  • de referent heeft de pensioengerechtigde leeftijd (…) bereikt;
  • de referent is naar het oordeel van de Minister blijvend en volledig arbeidsongeschikt; of
  • de referent is blijvend niet in staat aan de plicht tot arbeidsinschakeling te voldoen.
(…)
Paragraaf B7/2.1.1. van de Vc
Vrijstellingsgronden middelen van bestaan
De IND wijst de aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd niet af omdat de referent niet zelfstandig en duurzaam over voldoende middelen van bestaan beschikt, als de referent voldoet aan één van de volgende voorwaarden:
- de referent heeft de pensioengerechtigde leeftijd (…) bereikt;
- de referent is naar het oordeel van de Minister blijvend en volledig arbeidsongeschikt; of
- de referent is blijvend niet in staat aan de plicht tot arbeidsinschakeling te voldoen.
(…)
Artikel 8 van het EVRM
1. Een ieder heeft recht op respect voor zijn privé leven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn correspondentie.
2. Geen inmenging van enig openbaar gezag is toegestaan in de uitoefening van dit recht, dan voor zover bij de wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of het economisch welzijn van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.

Voetnoten

1.Hof van Justitie van de Europese Unie, 4 maart 2010, ECLI:EU:C:2010:117.
2.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
3.Paragraaf B7/2.1.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc)
4.Paragraaf B1/4.3.2 van de Vc
5.Artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht
6.Zie Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 18 mei 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1648.