ECLI:NL:RBDHA:2020:14717

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 september 2020
Publicatiedatum
19 mei 2021
Zaaknummer
AWB 19/6917 en AWB 19/6919
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke asielprocedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 september 2020 uitspraak gedaan over een verzoek van de verzoeker om vergoeding van proceskosten. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. M.H.R. de Boer en N. Verbrugh, had in beroep en om een voorlopige voorziening gevraagd tegen een besluit van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) dat op 10 september 2019 alle verstrekkingen op grond van de Regeling verstrekkingen asielzoekers (Rva) had ingehouden. Na een reactie van verweerder op het verzoek om proceskostenvergoeding, waarbij verweerder aangaf niet bereid te zijn om de kosten voor de voorlopige voorziening te vergoeden, heeft de rechtbank op de zitting van 29 september 2020 uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelde dat de verzoeker recht had op vergoeding van de proceskosten voor zowel het beroep als het verzoek om voorlopige voorziening, omdat deze niet als samenhangende zaken in de zin van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) konden worden beschouwd. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 1.050,-, bestaande uit 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het indienen van een verzoekschrift, met een waarde per punt van € 525,-. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 19/6917 en AWB 19/6919
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter van 29 september 2020 in de zaak tussen

[verzoeker] , verzoeker

(gemachtigde: mr. M.H.R. de Boer)
en

het bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers, verweerder

(gemachtigde: N. Verbrugh).

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoeker om vergoeding van zijn proceskosten.
Verweerder heeft op 16 september 2020 en 22 september 2020 gereageerd op dit verzoek.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 september 2020. Partijen zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen.
Na afloop van de zitting is onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 1.050,-.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Bij besluit van 10 september 2019 heeft verweerder ten aanzien van verzoeker gedurende twee weken alle verstrekkingen op grond van de Regeling verstrekkingen asielzoekers (Rva) ingehouden. Verzoeker is hiertegen in beroep gegaan en heeft ook om een voorlopige voorziening gevraagd. Bij brief van 21 juli 2020 heeft verweerder het bestreden besluit ingetrokken. Verweerder ziet daarbij alleen aanleiding voor een proceskostenvergoeding in de beroepszaak. Verzoeker heeft daarna het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor zijn proceskosten, ook voor het ingediende verzoekschrift.
3. De rechtbank respectievelijk de voorzieningenrechter kan een partij de proceskosten van de tegenpartij laten betalen (artikel 8:75, 8:75a en 8:84, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb)).
4. Verweerder heeft gereageerd op het verzoek van verzoeker en aangegeven niet bereid te zijn de proceskosten voor de voorlopige voorziening te vergoeden naast de proceskosten van het beroep, vanwege de samenhang tussen het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening. Beide procedures moeten tezamen als één zaak worden beschouwd. Daarbij is van belang dat de gronden van het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening precies hetzelfde zijn en dat het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening gelijktijdig op zitting zouden worden behandeld. De uitspraak waar verzoeker naar heeft verwezen [1] ziet op de proceskosten in beroep en verzoek om voorlopige voorziening in het kader van een asielprocedure. Verweerder is van mening dat deze uitspraak niet van toepassing is vanwege het wezenlijk andere doel en karakter van deze zaak.
5. De rechtbank geeft verweerder geen gelijk. Artikel 3, tweede lid, van het Bpb is alleen van toepassing op samenhangende beroepen. Een beroep en een verzoek om voorlopige voorziening zijn geen samenhangende zaken in de zin van het Bpb. Het gaat niet om samenhangende zaken, maar om twee proceshandelingen in één zaak. De omstandigheid dat de gronden voor het verzoek dezelfde kunnen zijn als de beroepsgronden en dat de zaken tegelijkertijd op zitting zijn behandeld is daarbij niet relevant. Dit betekent dat verzoeker voor zowel het beroep als het verzoek om voorlopige voorziening recht heeft op vergoeding van de proceskosten.
6. De rechtbank stelt de proceskosten van verzoeker die verweerder moet betalen vast op
€ 1.050,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het indienen van een verzoekschrift, met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1).
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J.M. Mol, rechter, in aanwezigheid van mr. A.M. Zwijnenberg, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 september 2020.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan, voor zover het de uitspraak in het beroep betreft, binnen vier weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Tegen de uitspraak staat geen rechtsmiddel open voor zover de uitspraak het verzoek om een voorlopige voorziening betreft.

Voetnoten

1.Deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, van 27 maart 2020, ECLI:NL:RBDHA:2020:2779.