ECLI:NL:RBDHA:2020:14682

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 september 2020
Publicatiedatum
10 mei 2021
Zaaknummer
NL19.31474
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van homoseksuele geaardheid en geloofwaardigheidseisen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 september 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Ugandees, heeft een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel op basis van zijn homoseksuele geaardheid. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag afgewezen, omdat de gestelde homoseksuele geaardheid en de daaruit voortvloeiende problemen niet geloofwaardig werden geacht. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 2 juli 2020 heeft eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn standpunten toegelicht. De rechtbank heeft overwogen dat de nationaliteit en identiteit van eiser geloofwaardig zijn, maar dat de gestelde homoseksuele geaardheid en de problemen die hij daaruit afleidt, niet voldoende zijn onderbouwd. De rechtbank heeft de argumenten van eiser over de geloofwaardigheid van zijn geaardheid en de omstandigheden in Uganda niet overtuigend geacht. Eiser heeft onvoldoende inzichtelijk gemaakt hoe hij tot de conclusie is gekomen dat hij homoseksueel is en heeft niet voldoende verklaard over zijn privéleven en de relatie met zijn partner. De rechtbank heeft geoordeeld dat de Staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de aanvraag ongegrond is. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL19.31474
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. C.T.W. van Dijk), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: J.H.M. Post).

Procesverloop

Bij besluit van 2 december 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 juli 2020. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen H. Abdullah. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser heeft de Ugandese nationaliteit en is geboren op [1987] . Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij homoseksueel is en dat hij 13 jaar lang een geheime relatie heeft gehad met [A] Op 27 november 2015 was er een incident waarbij eiser en [A] door de buurvrouw werden betrapt terwijl zij seks hadden. Eiser is gevlucht naar Kampala, naar een vriend van [A] genaamd [B] ( [B] ). Daar is eiser tot 25 januari 2016 gebleven. Daarna is eiser in een ander gedeelte van Kampala gebleven. Via [B] kwam eiser in contact met [C] . [C] was de manager van een bedrijf. Vanaf 5 januari 2016 ging eiser werken voor [C] . Op zijn werk begonnen zijn collega’s eiser te treiteren vanwege zijn homoseksuele geaardheid. Op enig moment heeft eiser [C] verteld dat hij homoseksueel is. Op 22 januari 2018 was er een incident op het werk, waarbij een collega van eiser zijn mok had gevuld met urine. Eiser heeft de collega geduwd en die begon te
bloeden. De politie werd ingelicht en eiser is weggerend. Vervolgens heeft [C] hem geholpen om te vluchten. Eiser heeft Uganda op 27 maart 2018 verlaten. Eiser is bang dat hij bij terugkeer naar Uganda opnieuw in de problemen komt.
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
  • de nationaliteit, identiteit en herkomst van eiser;
  • de homoseksuele geaardheid van eiser en de daaruit voortvloeiende problemen.
4. Verweerder vindt de nationaliteit, identiteit en herkomst van eiser geloofwaardig. Verweerder vindt de gestelde homoseksuele geaardheid van eiser en de daaruit voortvloeiende problemen niet geloofwaardig.
5. Eiser betwist de standpunten van verweerder over de geloofwaardigheid van de homoseksuele geaardheid. De rechtbank toetst hierna de diverse aspecten van het bestreden besluit.

Onderscheid geloofwaardigheid homoseksuele geaardheid in land van herkomst en in Nederland

6. De rechtbank oordeelt dat eisers beroepsgrond dat er een juridisch onderscheid moet worden gemaakt tussen de beoordeling van de geloofwaardigheid van de homoseksuele geaardheid in het land van herkomst enerzijds en in Nederland anderzijds, niet slaagt. Daartoe overweegt de rechtbank dat eiser zijn beroepsgrond geenszins heeft onderbouwd. Bovendien blijkt uit de werkinstructie 2019/17 niet dat een dergelijk onderscheid moet worden gemaakt. Uit die werkinstructie volgt juist dat verweerder zich bij het horen en bij de beoordeling van een gestelde homoseksuele geaardheid in ieder geval richt op de thema’s: (1) privéleven, (2) huidige en voorgaande relaties, contacten in het land van herkomst en contact met of kennis van lhbti groepen, (3) contact met lhbti’s in Nederland en kennis van de Nederlandse situatie en (4) discriminatie, repressie en vervolging in het land van herkomst. Voorts blijkt uit de werkinstructie dat verweerder de verklaringen van de vreemdeling over de gestelde homoseksuele geaardheid steeds in onderlinge samenhang beziet. In dit verband is van belang dat verweerder bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van een gestelde homoseksuele geaardheid veel waarde mag hechten aan de verklaringen van de vreemdeling over zijn eigen ervaringen, nu die vreemdeling zich immers op enig moment van die geaardheid bewust is geworden en zich gerealiseerd heeft dat zijn geaardheid in zijn omgeving of land van herkomst niet – algemeen – geaccepteerd wordt of zelfs strafbaar is gesteld1.

Vooroordelen

7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht en conform werkinstructie 2019/17 op het standpunt heeft gesteld dat bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van een gestelde homoseksuele geaardheid niet wordt onderzocht of de vreemdeling zich conformeert aan de vooroordelen ten aanzien van lhbti’s. Verweerder heeft niet ten onrechte gesteld dat de manier waarop eiser praat en loopt een vooroordeel is ten aanzien van lhbti’s. Verweerder heeft dit dan ook terecht buiten beschouwing gelaten bij de beoordeling van de gestelde homoseksuele geaardheid van eiser.
1. Zie onder meer de uitspraak van de Afdeling van 15 juni 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1630.
Referentiekader
8. De rechtbank is voorts van oordeel dat verweerder in het verweerschrift niet ten onrechte heeft aangevoerd dat van eiser, die 33 jaar oud is, aan de universiteit heeft gestudeerd, 13 jaar lang een homoseksuele relatie heeft gehad en die blijkens zijn verklaringen een lang proces van bewustwording van zijn homoseksuele geaardheid heeft meegemaakt, mag worden verwacht dat hij blijk geeft van bepaalde (denk)processen en hier ook concreet en gedetailleerd over kan verklaren. De beroepsgrond van eiser dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn capaciteiten en persoonlijke ervaringen slaagt niet. Niet is gebleken dat het voor eiser extra lastig was om over zijn gevoelens en geaardheid te praten.

Privéleven en eigen ervaringen in verhouding tot omgeving en religie

9. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser onvoldoende heeft verklaard over zijn privéleven en de eigen ervaringen met betrekking tot zijn gestelde homoseksuele geaardheid, in verhouding tot zijn omgeving en religie.
9.1.
Verweerder heeft in dit verband aan eiser mogen tegenwerpen dat hij enerzijds heeft verklaard dat hij er op de lagere school achter kwam dat hij homoseksueel was en anderzijds heeft verklaard dat dit op de middelbare school was. Eiser heeft hiervoor in beroep, met zijn stelling dat de bewustwording van zijn geaardheid een lang traject is geweest, nog immer geen verklaring gegeven. Over de stelling van eiser dat hij op zijn 13e/14e levensjaar niet zo nadacht over de bewustwording heeft verweerder zich voorts op het standpunt mogen stellen dat van eiser die in retroperspectief spreekt over de ontdekking van zijn geaardheid, met inachtneming van het referentiekader zoals weergegeven in alinea 7, mag worden verwacht dat hij eenduidig verklaart over het moment waarop hij zich bewust werd van zijn seksuele geaardheid.
9.2.
Daarnaast heeft verweerder mogen aanvoeren dat eiser niet inzichtelijk heeft gemaakt hoe hij tot het besef is gekomen dat hij homoseksueel is. De verklaring van eiser dat hij geen contact met meisjes wilde, heeft verweerder onvoldoende mogen achten. Vervolgens heeft verweerder aan eiser mogen tegenwerpen dat hij onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt wat zijn dieperliggende gevoelens waren op het moment dat hij zich realiseerde dat hij homoseksueel is. Over de verklaringen van eiser dat hij bang was, dat hij zich anders voelde en dat hij over [A] droomde, heeft verweerder zich op het standpunt mogen stellen dat eiser hiermee aan de oppervlakte is gebleven en dat hij hiermee onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt hoe zijn gevoelens zich verhielden tot de heteroseksuele wereld waarin hij is opgegroeid.
9.3.
Voorts heeft verweerder aan eiser mogen tegenwerpen dat hij onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt waarom hij zichzelf in 2005 accepteerde zoals hij is en wat zijn gedachtes en gevoelens hierbij waren. Dat eiser in algemene termen als ‘zich anders voelen’ en “zich schuldig voelen” spreekt, heeft verweerder onvoldoende mogen vinden.
9.4.
Verweerder heeft verder aan eiser mogen tegenwerpen dat zijn verklaringen over de verhouding tussen zijn homoseksuele geaardheid en zijn religie te summier zijn, mede in het licht van de omstandigheid dat eiser is opgegroeid in een streng islamitisch gezin. Verweerder heeft niet ten onrechte aangevoerd dat eiser niet inzichtelijk heeft gemaakt waarom hij op enig moment heeft besloten om te stoppen met het praktiseren van zijn geloof, terwijl hij daarvoor
al op de hoogte was van zijn homoseksuele geaardheid en van de vijandige houding van zijn religie tegenover homoseksuelen.
Relatie met [A]
10. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank niet ten onrechte het standpunt ingenomen dat eiser summier heeft verklaard over zijn gestelde relatie met [A] en dat dit vreemd is, gezien eisers verklaring dat hij 13 jaar lang een geheime relatie met [A] heeft onderhouden. Verweerder heeft mogen aanvoeren dat eiser slechts oppervlakkig heeft verklaard over wat hij leuk vindt aan [A] . Verder heeft verweerder, naar aanleiding van de beroepsgrond van eiser dat hij zich op 4 december 2019 tot het Rode Kruis heeft gewend om [A] te vinden, niet ten onrechte aangevoerd dat het vreemd is dat eiser niet eerder pogingen heeft ondernomen en alles in het werk heeft gesteld om [A] te vinden. De verklaringen van eiser dat het telefoonnummer van [A] niet bereikbaar was en dat [A] geen facebook-account had, heeft verweerder onvoldoende mogen vinden.
Incident op 27 november 2015
11. Eiser heeft verklaard dat hij en [A] door de buurvrouw van [A] werden betrapt terwijl zij seks hadden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder het opmerkelijk mogen vinden dat eiser seksuele handelingen verrichtte met [A] zonder dat een van hen de deur had afgesloten. Verweerder heeft daarbij mogen betrekken dat eiser zelf heeft verklaard dat hij ieder keer dat hij bij [A] was, controleerde of de deur op slot was en dat hij altijd voorzichtig was. De verklaring van eiser dat hij er die dag niet over had nagedacht, heeft verweerder onvoldoende mogen achten in het licht van het risico dat eiser en [A] namen. Verder heeft verweerder niet ten onrechte opgemerkt dat dit gestelde incident voor eiser geen reden was om Uganda te verlaten.
Problemen met collega’s en incident op 22 januari 2018
12. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank niet ten onrechte aangevoerd dat eiser niet inzichtelijk heeft gemaakt hoe zijn collega’s wisten dat hij homoseksueel was, nog voordat het grensoverschrijdende gedrag van eisers vrouwelijke collega plaatsvond. Verder heeft verweerder eisers verklaringen over het gestelde incident op 22 januari 2018 ongeloofwaardig mogen vinden. Daarbij heeft verweerder van belang mogen achten dat, hoewel eiser heeft gesteld dat de politie onderweg was, eiser na het gestelde incident en tot aan zijn vertrek op 27 maart 2018 zonder problemen in Uganda heeft kunnen verblijven en dat hij Uganda op legale wijze heeft kunnen verlaten. Verweerder heeft terecht aangevoerd dat het op eisers weg lag om zijn stelling, dat er in Uganda sprake is van trage informatievoorziening bij de autoriteiten, te onderbouwen en dat eiser dit niet heeft gedaan. Tot slot heeft verweerder het opmerkelijk mogen achten dat [C] eiser blijkens zijn verklaringen heeft geholpen met de vlucht. [C] heeft de reis voor eiser geregeld en betaald. Verweerder heeft dit opmerkelijk mogen vinden, nu [C] zijn eigen zoon, die homoseksueel was, heeft verstoten.
Relatie met [D] in Nederland
14. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat hij een relatie heeft met [D] . Eiser heeft [D] bij Rainbow Nijmegen leren kennen. Hij spendeert de weekenden vaak bij [D] in zijn woning in [plaats] . Ter onderbouwing van deze relatie heeft eiser in beroep verklaringen van derden overgelegd, namelijk van [D] d.d. 28 december 2019, [E] d.d. 2 januari 2020, [F] d.d. 9 januari 2020, [G] d.d. 13 februari 2020 en van [H] , d.d. 2 januari 2020. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder niet ten onrechte het standpunt ingenomen dat deze verklaringen verweerder niet tot een ander oordeel brengen en dat verweerder eiser niet volgt in zijn stelling dat hij een relatie heeft met [D] . Verweerder heeft daarbij mogen aanvoeren dat het primair aan eiser is om zijn gestelde homoseksuele geaardheid met zijn eigen verklaringen aannemelijk te maken en dat eiser daarin niet is geslaagd. Ook heeft verweerder daarbij mogen aanvoeren dat geen sprake is van objectieve verklaringen omdat de verklaringen afkomstig zijn van bekenden van eiser. Tot slot heeft verweerder aangevoerd dat eiser zijn relatie met [D] pas in de beroepsfase naar voren heeft gebracht. Verweerder heeft het opmerkelijk mogen vinden dat eiser deze relatie niet bij de zienswijze naar voren heeft gebracht, nu uit de verklaringen volgt dat eiser en [D] al sinds 20 januari 2019 een relatie hebben en het voornemen dateert van 20 mei 2019.
14. Op basis van wat in de alinea’s 5 tot en met 11 is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat verweerder de verklaringen van eiser over zijn homoseksuele geaardheid en de daaruit voortvloeiende problemen niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. Verweerder heeft de omstandigheden dat eiser kennis heeft van de situatie van homoseksuelen in Uganda en in Nederland en dat hij in Nederland naar bijeenkomsten van verschillende organisaties zoals Rainbow en het COC is geweest, niet ten onrechte onvoldoende geacht om aan het standpunt over de ongeloofwaardigheid tegenwicht te kunnen bieden. Ook de verklaringen van derden heeft verweerder, gelet op wat in alinea 12 is overwogen, onvoldoende mogen vinden. De overige geschilpunten behoeven geen bespreking.
14. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. Schuman, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Kersten, griffier.
Als gevolg van maatregelen rondom het Corona virus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
18 september 2020

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.