ECLI:NL:RBDHA:2020:1458
Rechtbank Den Haag
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in bestuursrechtelijke procedure
Op 21 februari 2020 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoeker, die betrokken was bij een bestuursrechtelijke procedure tegen de Belastingdienst, stelde dat de rechter, mr. M.A. Dirks, vooringenomen was. Dit zou voortkomen uit de eerdere betrokkenheid van de rechter bij een klachtenprocedure en het feit dat de rechter onderwerp was van een onderzoek door de Nationale Ombudsman. Verzoeker meende dat deze omstandigheden een objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid opriepen.
De wrakingskamer oordeelde echter dat het enkele feit dat de rechter eerder betrokken was bij de afhandeling van een klachtenprocedure onvoldoende was om te concluderen dat er sprake was van vooringenomenheid. Ook de afwijkende oordelen van de rechter in vergelijkbare zaken deden hier niet aan af. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn en dat er bijzondere omstandigheden nodig zijn om aan deze onpartijdigheid te twijfelen.
De wrakingskamer concludeerde dat de door verzoeker aangevoerde gronden niet voldoende waren om het wrakingsverzoek te onderbouwen. De beslissing om het verzoek af te wijzen werd unaniem genomen door de drie rechters, en het proces in de hoofdzaak zal worden voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.