3.1.De werknemer verzoekt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, voor de duur van de procedure, de werkgever te veroordelen om:
a. aan de werknemer te voldoen het verschuldigde salaris ad. € 3.700,00 bruto per maand vermeerderd met alle emolumenten, waaronder vakantietoeslag, vanaf 1 april 2020, althans (subsidiair) vanaf 18 juni 2020, tot de dag dat de dienstbetrekking rechtsgeldig geëindigd zal zijn;
b. aan de werknemer te verstrekken de salarisspecificaties vanaf 18 juni 2020, waarin de betaling van sub a zijn verwerkt, op straffe van een dwangsom ter hoogte van € 250,00 per dag, althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen dwangsom per dag, met een maximum van € 10.000,00 voor elke dag dat de werkgever, na 5 dagen na het wijzen van de beschikking, niet voldoet aan de beschikking;
c. aan de werknemer te betalen de wettelijke verhoging van 50% wegens vertraging over het
aan de werknemer toekomende loon ex artikel 7:625 8W;
d. tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten conform de staffel buitengerechte-lijke incassokosten;
e. tot betaling van de wettelijke rente over de onder a, b, c en d genoemde kosten vanaf het
opeisbaar worden van die bedragen tot de dag der algehele voldoening;
In de hoofdzaak
In hoofdzaak verzoekt de werknemer dat de werkgever wordt veroordeeld tot:
Primair
a. betaling van een billijke vergoeding conform artikel 7:681 BW ad € 55.960,00 bruto, en € 500.000,00 netto aan reputatieschade;
b. betaling van de transitievergoeding, welke minimaal € 960,99 bedraagt (tenzij de einddatum op een later moment komt te liggen dan 1 augustus 2020, dan de transitie-vergoeding op basis van die einddatum);
c. betaling van een bedrag gelijk aan het bedrag van het in geld vastgestelde loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren, dan wel van rechtswege zou zijn geëindigd.
d. betaling van het achterstallige loon inclusief emolumenten aan de werknemer vanaf 1 april 2020 tot aan de dag dat de arbeidsovereenkomst komt te eindigen.
e. een positief getuigschrift van de werkgever.
Subsidiair
a. betaling van een bedrag gelijk aan het bedrag van het in geld vastgestelde loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren, dan wel van rechtswege zou zijn geëindigd.
b. betaling van het achterstallige loon inclusief emolumenten aan de werknemer vanaf 1 april 2020 tot aan de dag dat de arbeidsovereenkomst komt te eindigen.
c. in het geval er wordt vastgesteld dat er wel sprake zou zijn van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten aan de zijde van de werknemer, beroept de werknemer zich op artikel 7:673 lid 8 BW waarbij de werknemer (al dan niet naast de billijke vergoeding, tevens) betaling van de transitievergoeding van minimaal € 960,99 vordert (tenzij de einddatum op een later moment komt te liggen, dan de transitievergoeding op basis van die einddatum);
d. een positief getuigschrift van de werkgever.
In incident en hoofdzaak (primair en subsidiair)
De werknemer verzoekt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de werkgever te veroordelen in de kosten van deze procedure, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na dagtekening van de in deze te wijzen beschikking.
Ter zitting van 16 september 2020 heeft de gemachtigde van de werknemer ter aanvulling op zijn subsidiaire vordering de vernietiging van het ontslag op staande voet gevorderd.