Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[verzoekster], verzoekers
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, op 19 augustus 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om vergoeding van proceskosten door verzoekers, die in deze procedure worden aangeduid als [verzoeker] en [verzoekster]. De verzoekers, vertegenwoordigd door mr. F. Khodajoo-Aziz Maleki, hebben een verzoek ingediend om vergoeding van hun proceskosten, nadat verweerder, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, niet tijdig had beslist op hun aanvragen. Verweerder heeft op het verzoek niet gereageerd, wat door de rechtbank werd geïnterpreteerd als geen bezwaar tegen de vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekers op 4 maart 2020 in beroep zijn gegaan, omdat verweerder niet tijdig op hun aanvragen had beslist. Nadat verweerder alsnog een beslissing had genomen, hebben verzoekers hun beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft in overweging genomen dat, volgens de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een partij de proceskosten van de andere partij moet vergoeden indien deze partij in het gelijk wordt gesteld.
De rechtbank heeft besloten dat verweerder de proceskosten moet vergoeden, omdat de beslissing pas na het indienen van het beroep is genomen. De rechtbank heeft de kosten vastgesteld op een vast bedrag van € 262,50, rekening houdend met het feit dat verzoekers een professionele juridische hulpverlener hebben ingeschakeld en dat de zaken als samenhangend worden beschouwd. De rechtbank heeft een lagere vergoeding toegekend vanwege de overschrijding van de beslistermijn, met een wegingsfactor van 0,5. De uitspraak is gedaan door mr. Y. Sneevliet, rechter, in aanwezigheid van S.M. Bakker, griffier, en is bekendgemaakt op 19 augustus 2020.