ECLI:NL:RBDHA:2020:14385
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak
Op 2 oktober 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid en een verzoeker van Marokkaanse nationaliteit. De zaak betreft een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een beroep tegen een besluit van de Staatssecretaris. Het primaire besluit, genomen op 9 april 2019, wees de aanvraag van de verzoeker tot afgifte van een document, dat rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan zou bevestigen, af. Dit besluit werd op 17 september 2019 door de Staatssecretaris in het bestreden besluit bevestigd, waarbij het bezwaar van de verzoeker ongegrond werd verklaard.
De verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en tegelijkertijd een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend. De zitting vond plaats op 19 december 2019, waarbij de verzoeker werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. M.J.A. Bakker, en zijn echtgenote. De Staatssecretaris werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Na de zitting werd het beroep doorverwezen naar een meervoudige kamer.
De voorzieningenrechter overwoog dat een voorlopige voorziening alleen mogelijk is zolang de rechtbank nog niet op het beroep heeft beslist. Aangezien er inmiddels een uitspraak was gedaan op het beroep (zaaknummer AWB 19/7123), was een voorlopige voorziening niet meer mogelijk. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening dan ook afgewezen. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 2 oktober 2020.