ECLI:NL:RBDHA:2020:14355
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid beroep tegen ongewenstverklaring na opheffing
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 december 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de opheffing van een ongewenstverklaring. Eiser, geboren in 1979 en van Surinaamse nationaliteit, had op 25 maart 2019 verzocht om opheffing van zijn ongewenstverklaring. Dit verzoek werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen in een besluit van 5 juni 2019, en het bezwaar daartegen werd ongegrond verklaard in een besluit van 18 december 2019. Eiser heeft op 14 januari 2020 beroep ingesteld tegen dit bestreden besluit. Tijdens de zitting op 28 oktober 2020, die via een Skype-verbinding plaatsvond, zijn eiser en zijn gemachtigde niet verschenen, terwijl de verweerder vertegenwoordigd was door zijn gemachtigde.
De rechtbank overweegt dat de aanvraag van eiser niet voldeed aan de voorwaarden voor opheffing van de ongewenstverklaring, zoals neergelegd in het Vreemdelingenbesluit 2000. Eiser had niet aangetoond dat hij tien jaar buiten Nederland of vijf jaar buiten de EU had verbleven, en er waren geen bijzondere feiten of omstandigheden die zijn aanvraag konden onderbouwen. Eiser voerde aan dat hij slechts een kopie van een paspoort miste, maar de rechtbank oordeelt dat dit niet voldoende is om het bestreden besluit te weerleggen.
Tijdens de procedure heeft verweerder op 7 mei 2020 de ongewenstverklaring van eiser opgeheven, waardoor het procesbelang in deze beroepsprocedure is komen te vervallen. De rechtbank concludeert dat er geen procesbelang meer is, aangezien het doel van eiser al is bereikt. Daarom verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.