In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 13 februari 2020 een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de verkoop van inbeslaggenomen aandelen van [Beheer B.V.] in DEG Holding. De Ontvanger van de Belastingdienst heeft verzocht om de rechtbank te bepalen dat de in beslag genomen aandelen verkocht kunnen worden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Ontvanger in de periode van 13 mei 2016 tot en met 17 mei 2019 76 dwangbevelen heeft uitgevaardigd tegen [Beheer B.V.] voor een totaalbedrag van € 215.447,50. Op 1 augustus 2019 zijn de aandelen in DEG Holding in executoriaal beslag genomen.
De belanghebbenden, waaronder [Beheer B.V.], DEG Holding en andere aandeelhouders, hebben geen bezwaar gemaakt tegen de verkoop van de aandelen, maar hebben wel voorwaarden gesteld aan de verkoop. De rechtbank heeft overwogen dat de bepalingen in de aandeelhoudersovereenkomst niet van toepassing zijn op de executoriale verkoop door de Ontvanger, aangezien deze geen partij is bij die overeenkomst. De rechtbank heeft geoordeeld dat de wettelijke en statutaire bepalingen inzake vervreemding en overdracht van aandelen in acht moeten worden genomen, maar dat de aandeelhoudersovereenkomst geen goederenrechtelijke werking heeft ten aanzien van de aandelen.
De rechtbank heeft bepaald dat de aandelen binnen een termijn van één jaar na de beschikking verkocht moeten worden en dat DEG Holding haar medewerking aan de verkoop moet verlenen. Tevens is [Beheer B.V.] veroordeeld in de proceskosten van de Ontvanger. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.