ECLI:NL:RBDHA:2020:14212

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 november 2020
Publicatiedatum
2 februari 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 2211
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag Wajong-uitkering en beoordeling arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 november 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die een Wajong-uitkering heeft aangevraagd, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiseres had eerder een aanvraag voor een Wajong-uitkering ingediend, welke door verweerder op 7 augustus 2019 was afgewezen. Dit besluit werd in een later stadium, op 24 februari 2020, door verweerder gehandhaafd na een bezwaarprocedure. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld tegen dit bestreden besluit.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het onderzoek ter zitting op digitale wijze heeft plaatsgevonden vanwege de coronamaatregelen. Eiseres was aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde en familieleden. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de medische rapportages van verzekeringsartsen en de argumenten van eiseres over haar beperkingen en de gevolgen daarvan voor haar arbeidsparticipatie.

De rechtbank concludeert dat de verzekeringsartsen zorgvuldig hebben gehandeld en dat er geen medische informatie is overgelegd die de bevindingen van de verzekeringsartsen in twijfel trekt. Eiseres heeft onvoldoende aangetoond dat zij niet in staat is om de voor haar geselecteerde werkzaamheden uit te voeren. De rechtbank oordeelt dat verweerder terecht heeft besloten dat eiseres niet voldoet aan de voorwaarden voor een Wajong-uitkering. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, en er wordt geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/2211

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 november 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. J. Yoshikawa),
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,

verweerder
(gemachtigde: J.H. Swart).

Procesverloop

Bij besluit van 7 augustus 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om toekenning van een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheids-voorziening jonggehandicapten (Wajong) afgewezen.
Bij besluit van 24 februari 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Vanwege de uitbraak van het coronavirus heeft het onderzoek ter zitting op digitale wijze (via Skype) plaatsgevonden op 15 oktober 2020. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde, haar moeder en haar begeleidster [A] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat bij haar beoordeling uit van de volgende feiten en omstandigheden. Eiseres heeft sinds 2018 een beschut werk indicatie. Zij werkte van 13 augustus 2018 tot 1 maart 2019 als inpakker bij Promen, waarna zij een uitkering ingevolge de Ziektewet ontving. Eiseres heeft op 1 maart 2019 een Wajong-uitkering aangevraagd. Bij het primaire besluit heeft verweerder deze aanvraag afgewezen.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd. Verweerder stelt dat er blijkens de rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) van 27 januari 2020 geen aanleiding is om aan te nemen dat eiseres op grond van de aangenomen beperkingen niet ten minste 4 uur per dag belastbaar zou zijn of niet ten minste 1 uur aaneengesloten zou kunnen werken. De arbeidsdeskundige b&b heeft in zijn rapportage van 18 februari 2020 geconcludeerd dat eiseres gezien haar opleidings- en arbeidsverleden over basale werknemersvaardigheden beschikt. Eiseres wordt geacht de voor haar geselecteerde taak "Plaatsen van onderdelen op printplaat (1701)" te kunnen verrichten zonder noemenswaardige problemen.
3. Eiseres betoogt dat zij recht heeft op een Wajong-uitkering omdat zij haars inziens geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft. Zij voert aan dat zij de door de primaire arbeidsdeskundige geselecteerde taak "Plaatsen van onderdelen op printplaat" niet kan uitvoeren. Haar licht verstandelijke beperking, ADHD, ODD en een slaapstoornis staan hieraan in de weg. Bovendien reageert zij niet goed op haar medicatie. Eiseres is als gevolg hiervan niet in staat om zich te (blijven) concentreren en heeft voortdurend begeleiding nodig, zodat zij voornoemde taak niet naar behoren kan uitvoeren. Daarnaast kunnen conflicten met collega's ontstaan vanwege haar gedragsstoornis. Eiseres heeft met name moeite met het opvolgen van instructies. Dit is één van een aantal basale werknemersvaardigheden die eiseres ontbeert. Eiseres heeft hier al last van gedurende haar gehele opleidings- en arbeidsverleden. Zij heeft daarom het voortgezet onderwijs niet afgerond en haar dienstverbanden zijn van korte duur geweest. Haar stoornissen beletten eiseres om vier uur per dag en een uur achtereen te werken. De verzekeringsartsen hadden volgens haar hiernaar grondiger onderzoek moeten verrichten. Eiseres stelt dat de duurzaamheid van haar onvermogen tot arbeidsparticipatie afgeleid kan worden uit haar behandelverleden. Eiseres is al vanaf haar achtste levensjaar bekend met zorg en hulpverlening. Eiseres verzoekt tot slot de rechtbank een deskundige te benoemen. Dit verzoek kan haars inziens niet worden afgewezen met een verwijzing naar de uitleg van de Centrale Raad van Beroep van de Korosec-uitspraak, omdat het standpunt dat alleen verzekeringsartsen beperkingen kunnen vaststellen niet de 'equality of arms' waarborgt.
4. De rechtbank overweegt als volgt.
4.1.
Ingevolge artikel 1a van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten heeft een betrokkene geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie als bedoeld in de artikelen 1a:1, eerste lid, 2:4, eerste lid, en 3:8a, eerste lid, van de Wajong, indien hij:
a. geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie;
b. niet over basale werknemersvaardigheden beschikt;
c. niet aaneengesloten kan werken gedurende ten minste een periode van een uur; of
d. niet ten minste vier uur per dag belastbaar is, tenzij hij ten minste twee uur per dag belastbaar is en in staat is per uur ten minste een bedrag te verdienen dat gelijk is aan het minimumloon per uur.
4.2.
De rechtbank stelt voorop dat verweerder zijn besluiten omtrent de mate van arbeidsongeschiktheid van een betrokkene mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen, indien deze rapporten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende duidelijk zijn. Daarbij geldt dat uit vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep [1] volgt dat het enkele feit dat een verzekeringsarts b&b heeft volstaan met dossieronderzoek, niet betekent dat reeds daarom sprake is van een onzorgvuldige besluitvorming in bezwaar. Het voorgaande betekent niet dat voornoemde rapporten en het daarop gebaseerde besluit in beroep niet kunnen worden aangevochten. Het is echter aan de betrokkene om aan te voeren en zo nodig aannemelijk te maken dat de rapporten niet op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, tegenstrijdigheden bevatten, niet voldoende duidelijk zijn, dan wel dat de in de rapporten gegeven beoordeling onjuist is.
4.3.
De rechtbank overweegt dat de verzekeringsarts b&b dossieronderzoek heeft verricht en het verslag van de hoorzitting van 4 december 2019 bij zijn onderzoek heeft betrokken. Daarmee heeft hij kennisgenomen van de reeds beschikbare informatie van Curium, Stek jeugdhulp, psychologenpraktijk Schoonhoven en drs. J.M. Slappendel, GZ-psycholoog verbonden aan scholengroep De Goudse Waarden. Hetgeen eiseres aanvoert biedt geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de verzekeringsarts b&b onzorgvuldig onderzoek heeft verricht.
4.4.
Ter zitting is gebleken dat eiseres inmiddels een aantal maanden op zichzelf woont. De moeder van eiseres heeft tegen deze achtergrond duidelijk en helder betoogd dat een Wajong-uitkering eiseres zou kunnen helpen om deze positieve wending in haar leven te versterken. Echter, zoals ook ter zitting is aangegeven, is een vereiste voor deze uitkering dat eiseres geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft, en ligt deze lat op basis van de huidige wettelijke regeling zeer hoog. In dit licht stelt de rechtbank vast dat de verzekeringsartsen op basis van het onderzoek concluderen dat, rekening houdend met de beperkingen van eiseres, er medisch geen dusdanige afwijkingen kunnen worden vastgesteld, dat zij niet vier uur per dag of een uur achtereen zou kunnen werken. Zonder afbreuk te doen aan de complexiteit van de beperkingen waar eiseres mee kampt en de lange weg die zij al met haar moeder is gegaan, is de rechtbank van oordeel dat eiseres tegenover dit standpunt van de verzekeringsartsen geen medische informatie heeft gesteld welke aan dat standpunt en daarmee aan de juistheid van de medische grondslag van verweerders besluitvorming, doet twijfelen.
4.5.
De rechtbank volgt eiseres evenmin in haar standpunt dat het feit dat alleen verzekeringsartsen beperkingen kunnen vaststellen de 'equality of arms' in gevaar brengt. Indien eiseres immers medische informatie zou hebben overgelegd, die doet twijfelen aan de juistheid van de bevindingen van de verzekeringsartsen, zou dit aanleiding voor de rechtbank kunnen zijn geweest een onafhankelijk deskundige te benoemen. De rechtbank acht zich evenwel voldoende voorgelicht en ziet daarom geen reden een deskundige te benoemen.
4.6.
Uitgaande van de juistheid van de door de verzekeringsarts b&b aangenomen beperkingen ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat eiseres de werkzaamheden behorende bij de voor haar geselecteerde taak niet zou kunnen verrichten. Zoals door de arbeidsdeskundigen toegelicht, valt uit de vastgestelde beperkingen immers niet af te leiden dat eiseres niet over basale werknemersvaardigheden beschikt. De rechtbank volgt in dit verband verweerder in zijn standpunt dat de korte duur van de verscheidene dienstverbanden niet is te wijten aan het gemis van basale werknemersvaardigheden, maar aan het feit dat communicatie en daarmee actieve contacten met collega’s van groot belang was bij het verrichten van de betreffende werkzaamheden. Bij de voor eiseres geselecteerde taak is geen sprake van contact met derden, zodat het risico op conflicten tot een minimum is beperkt. Zoals ook door de gemachtigde van verweerder toegelicht, staat het aangewezen zijn op voortdurende begeleiding in de uitvoering van een taak naar het oordeel van de rechtbank, anders dan door eiseres is aangevoerd, evenmin in de weg aan het aannemen van arbeidsvermogen.
5. Gelet op al het voorgaande heeft verweerder dus terecht en op goede gronden besloten dat eiseres niet voldoet aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor een Wajong-uitkering. Het beroep is daarom ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. O.M. Harms, rechter, in aanwezigheid van mr. H.B. Brandwijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 26 november 2020.
griffier rechter
de griffier is niet in de gelegenheid
deze uitspraak mede te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.CRvB 24 november 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:4078.