Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.COOPERATIEVE RABOBANK U.A.te Amsterdam,
BODEMGOED B.V.te Amsterdam,
1.De procedure
- de dagvaarding van 30 januari 2019 met producties 1 t/m 12;
- de conclusie van antwoord met productie 1;
- het tussenvonnis van 4 september 2019, waarin een comparitie van partijen is bepaald;
- de rolbeslissing van 6 mei 2020, waarin de rechtbank heeft bepaald dat de zitting (door de maatregelen in verband met het coronavirus) plaatsvindt met behulp van audiovisuele middelen in de vorm van een Skype-zitting;
- het proces-verbaal van comparitie van 4 juni 2020 en de daarin genoemde stukken.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
ontvankelijkheid
- dat zij gegronde redenen hebben te vermoeden dat [accountant] ten onrechte goedkeurende verklaringen heeft afgegeven bij de jaarrekeningen van Eurocommerce over de jaren 2007 tot en met 2010;
- dat deze jaarrekeningen voor de banken steeds dienden als basis voor het nemen of handhaven van hun financiële beslissingen;
- dat de banken mogelijk een vordering hebben op grond van de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden en dat de banken die vordering stuiten;
- dat de banken [accountant] verzoeken de dossiers niet te vernietigen;
- en dat de banken [accountant] nader zullen informeren wanneer duidelijk is of de banken hem daadwerkelijk aansprakelijk zullen stellen voor de geleden schade.
in verschillende jaren– afgaande op de op dat moment meest recente jaarrekening van Eurocommerce – financieringen hebben verstrekt die zij bij wetenschap van de juiste stand van zaken niet zouden hebben verstrekt, kan in redelijkheid niet worden volgehouden dat sprake is van “met elkaar verband houdende” aanspraken als bedoeld in artikel 1.9. In dat geval vloeit immers één aanspraak voort uit het feit dat (bijvoorbeeld) in 2010 financieringen zijn verstrekt op grond van de (onjuist gebleken) jaarrekening over 2009. Een tweede aanspraak is dan het gevolg van het feit dat in 2011 kredieten zijn verleend op grond van de onjuiste jaarrekening over 2010, et cetera.
5.De beslissing
19 augustus 2020voor het nemen van een akte door de banken over hetgeen is vermeld onder 4.12, waarna NN op de rol van vier weken daarna een antwoordakte kan nemen,