ECLI:NL:RBDHA:2020:14195

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 juli 2020
Publicatiedatum
29 januari 2021
Zaaknummer
C/09/568635 / HA ZA 19-182
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid accountant en dekking onder beroepsaansprakelijkheidsverzekering in geval van beroepsfouten

In deze civiele zaak, uitgesproken door de Rechtbank Den Haag op 22 juli 2020, staat de aansprakelijkheid van een accountant centraal. De eiseressen, de Cooperatieve Rabobank U.A. en Bodemgoed B.V., hebben schade geleden door beroepsfouten van de accountant van Eurocommerce, die goedkeurende verklaringen heeft afgegeven bij de jaarrekeningen over de jaren 2008, 2009 en 2010. De rechtbank behandelt de vraag of de beroepsfouten van de accountant leiden tot aansprakelijkheid jegens de banken en of de schade gedekt is onder de beroepsaansprakelijkheidsverzekering van de accountant. De rechtbank oordeelt dat de accountant in ernstige mate tekort is geschoten in zijn controlewerkzaamheden, wat heeft geleid tot een onjuist beeld van de financiële situatie van Eurocommerce. De banken hebben op basis van deze onjuiste jaarrekeningen investeringsbeslissingen genomen, wat hen aanzienlijke schade heeft berokkend. De rechtbank concludeert dat NN, de verzekeraar van de accountant, gehouden is om de schade te vergoeden, en dat de vraag of NN slechts de verzekerde som of de jaarlimiet moet uitkeren, afhankelijk is van de uitleg van de polisvoorwaarden. De rechtbank houdt de verdere beslissing aan en stelt partijen in de gelegenheid om hun standpunten nader toe te lichten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/568635 / HA ZA 19-182
Vonnis van 22 juli 2020
in de zaak van

1.COOPERATIEVE RABOBANK U.A.te Amsterdam,

2.
BODEMGOED B.V.te Amsterdam,
eiseressen,
advocaten mrs. A.Ch.H. Franken en L.A. van Amsterdam te Amsterdam,
tegen
NATIONALE-NEDERLANDEN SCHADEVERZEKERING MAATSCHAPPIJ N.V.
te Den Haag,
gedaagde,
advocaten mrs. A.E.H. van der Voort Maarschalk en J.B. Londonck Sluijk te Amsterdam.
Partijen worden hierna achtereenvolgens Rabobank, Bodemgoed en NN genoemd. Eiseressen worden gezamenlijk aangeduid als “de banken”.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 30 januari 2019 met producties 1 t/m 12;
  • de conclusie van antwoord met productie 1;
  • het tussenvonnis van 4 september 2019, waarin een comparitie van partijen is bepaald;
  • de rolbeslissing van 6 mei 2020, waarin de rechtbank heeft bepaald dat de zitting (door de maatregelen in verband met het coronavirus) plaatsvindt met behulp van audiovisuele middelen in de vorm van een Skype-zitting;
  • het proces-verbaal van comparitie van 4 juni 2020 en de daarin genoemde stukken.
1.2.
Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.
1.3.
Het proces-verbaal van de comparitie van partijen is, met hun instemming, buiten aanwezigheid van partijen opgemaakt. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om opmerkingen te maken op de verslaglegging. NN heeft bij brief van 19 juni 2020 van deze mogelijkheid gebruik gemaakt. Dit vonnis wordt gewezen met inachtneming van de opmerkingen van NN.

2.De feiten

2.1.
FGH Bank, Friesland Bank en Rabobank hebben (in ieder geval) in de periode tussen 2008 en 2011 financieringen verstrekt aan ondernemingen uit de zogenoemde “Eurocommerce groep” (hierna: Eurocommerce). Eurocommerce richtte zich in hoofdzaak op het ontwikkelen en realiseren van kantoorruimten en bedrijfspanden, waarbij de investeringen grotendeels via bancaire leningen werden gerealiseerd.
2.2.
Nagenoeg alle Eurocommerce-ondernemingen zijn in de periode tussen 12 juli 2012 en 9 april 2013 failliet verklaard. Op dat moment bedroegen de vorderingen van FGH Bank, Friesland Bank en Rabobank op Eurocommerce gezamenlijk ongeveer € 300 miljoen. Een deel daarvan hebben deze banken kunnen verhalen door het uitwinnen van zekerheidsrechten, de rest is (ook na indiening van de vorderingen in het faillissement van Eurocommerce) onbetaald gebleven.
2.3.
De heer [accountant] (hierna: [accountant] ) van het kantoor [Y] Groep accountants & belastingadviseurs (hierna: [Y] ) was de accountant van Eurocommerce. [accountant] heeft goedkeurende verklaringen afgegeven bij de jaarrekeningen van Eurocommerce over een aantal jaren, in ieder geval over 2008, 2009 en 2010.
2.4.
De Accountantskamer heeft naar aanleiding van klachten van de banken, de curatoren van Eurocommerce en het Openbaar Ministerie in drie afzonderlijke beslissingen van 30 november 2015 geoordeeld dat [accountant] bij het opstellen van de jaarrekeningen van Eurocommerce over de jaren 2008, 2009 en 2010 in zeer ernstige mate in zijn controlewerkzaamheden is tekortgeschoten. Omdat [accountant] volgens de Accountantskamer het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid heeft geschonden, is aan [accountant] de maatregel van doorhaling van zijn inschrijving in het register opgelegd.
2.5.
De Accountantskamer heeft – voor zover in deze procedure van belang – geoordeeld dat [accountant] de volgende fouten heeft gemaakt:
[accountant] is ten aanzien van de waardering van het onroerend goed in de jaarrekeningen 2008, 2009 en 2010 in zeer ernstige mate tekortgeschoten in zijn controlewerkzaamheden;
[accountant] is ernstig tekortgeschoten in zijn controlewerkzaamheden aangaande de rubricering tussen de langlopende en kortlopende schulden in de jaarrekeningen 2009 en 2010;
[accountant] heeft voor de jaren 2008, 2009 en 2010 geen of onvoldoende controle uitgevoerd, en beschikte daardoor niet over voldoende controle-informatie om de juistheid van de continuïteitsveronderstelling van Eurocommerce te kunnen toetsen.
2.6.
Bij brief van 14 november 2013 hebben de banken aan [accountant] en [Y] bericht dat zij op basis van de op dat moment bekende gegevens vermoeden dat de jaarrekeningen van Eurocommerce geen getrouw beeld geven van de financiële situatie van de ondernemingen. De banken hebben aangekondigd dat zij verder onderzoek zullen doen en dat [accountant] en [Y] er rekening mee moeten houden dat zij aansprakelijk gesteld zullen worden.
2.7.
[Y] was (onder andere) in 2013 voor de gevolgen van beroepsaansprakelijkheid verzekerd bij NN. [accountant] was mede verzekerd onder deze zogenoemde “claims made” verzekering. Het verzekerd bedrag bedraagt € 4.538.000 per aanspraak en het verzekerd jaarbedrag, de jaarlimiet, is twee maal dit bedrag, dus € 9.076.000.
2.8.
[Y] heeft de in 2.6 genoemde brief van de banken op 20 november 2013 doorgestuurd aan NN. Vervolgens is tussen de banken en NN discussie ontstaan over de vraag of NN één keer de verzekerde som zou moeten uitkeren, of de volledige jaarlimiet.
2.9.
Als gevolg van fusies is Rabobank getreden in de rechten en plichten van Friesland Bank. FGH Bank heeft haar vorderingen (op in ieder geval [accountant] , [Y] en/of NN) gecedeerd aan Bodemgoed. [accountant] heeft zijn vordering op NN (wegens dekking onder de verzekeringsovereenkomst) overgedragen aan de banken en de curatoren van Eurocommerce. De banken hebben met de curatoren van Eurocommerce afgesproken dat de banken in deze procedure gerechtigd zijn de totale aanspraak van [Y] en/of [accountant] onder de beroepsaansprakelijkheidsverzekering van NN te vorderen.

3.Het geschil

3.1.
De banken vorderen dat de rechtbank, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
voor recht verklaart dat NN onder de verzekeringsovereenkomst met [Y] gehouden is de jaarlimiet aan [accountant] ter beschikking te stellen;
NN veroordeelt tot betaling aan de banken van de jaarlimiet van € 9.076.000, verminderd met de door NN gemaakte kosten van verweer, vermeerderd met de wettelijke rente;
NN veroordeelt in de proceskosten en nakosten, beide vermeerderd met de wettelijke rente.
3.2.
NN voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

ontvankelijkheid

4.1.
NN heeft allereerst als verweer gevoerd dat de banken in de dagvaarding hebben nagelaten te benoemen in welk opzicht [accountant] onrechtmatig jegens de banken heeft gehandeld en welke schade de banken daardoor hebben geleden. Dit is op zichzelf juist. Anders dan NN heeft bepleit, verbindt de rechtbank daaraan echter niet de conclusie dat de banken niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in hun vorderingen (of dat die vorderingen moeten worden afgewezen), en wel om de volgende reden.
4.2.
De banken hebben ter zitting betoogd dat in de gesprekken tussen partijen nooit ter discussie heeft gestaan dat [accountant] beroepsfouten heeft gemaakt en dat de banken daardoor aanzienlijke schade hebben geleden. Volgens de banken hebben partijen tot aan het uitbrengen van de dagvaarding alleen gediscussieerd over de vraag of NN aan de banken één maal de verzekerde som moet betalen, of de volledige jaarlimiet. NN heeft dat niet betwist, zodat de rechtbank uitgaat van de juistheid van de stellingen van de banken. Dit betekent dat het de banken naar het oordeel van de rechtbank niet kan worden aangerekend dat zij er van uit gingen dat de aansprakelijkheid van [accountant] jegens de banken tussen partijen vast stond en dat zij daarom in de dagvaarding alleen zijn ingegaan op de onderwerpen die tussen partijen wél in geschil waren. Voor niet-ontvankelijkverklaring (of afwijzing van de vorderingen op die grond) bestaat dan ook geen aanleiding.
rechtsgeldigheid cessie
4.3.
NN heeft er daarnaast op gewezen dat de curator van [Y] zich op het standpunt heeft gesteld dat de in 2.9 genoemde cessie (de overdracht door [accountant] van zijn vordering op NN aan de banken) nietig is. Uit de door NN in het geding gebrachte brief van de curator van [Y] aan de banken blijkt dat de curator zich op het standpunt stelt dat [accountant] en [Y] één gezamenlijk vorderingsrecht op NN hebben, en dat [accountant] daarover op grond van artikel 3:170 lid 3 BW niet zelfstandig kan beschikken. De banken hebben daar tegenin gebracht dat het vorderingsrecht van [accountant] op grond van de verzekeringsovereenkomst los staat van eventuele rechten van [Y] , dat het [accountant] dus vrij staat zijn eigen rechten over te dragen en dat de curator van [Y] geen enkele zeggenschap heeft over handelingen van [accountant] waarbij [Y] geen partij is.
4.4.
Ter zitting heeft NN desgevraagd gemeld dat er in of met betrekking tot het relevante verzekeringsjaar 2013 geen andere claims onder de verzekering van [Y] zijn ingediend. De banken hebben verklaard dat zij (of de curatoren van Eurocommerce) hun vordering niet hebben ingediend in het faillissement van [Y] en dat zij dat – zo dat in verband met verjaring überhaupt nog zou kunnen – ook niet zullen doen. Dit betekent dat de rechtbank ervan uitgaat dat de vordering van de banken (en de curatoren van Eurocommerce) op [accountant] de enige claim is die in of over 2013 onder de polis geldend is gemaakt. Om die reden is er geen sprake van een gemeenschappelijke vordering van [accountant] en [Y] op NN en stond het [accountant] naar het oordeel van de rechtbank vrij zijn eventuele aanspraak onder de verzekering over te dragen aan de banken.
4.5.
Dit betekent dat de rechtbank de vordering van de banken inhoudelijk zal beoordelen.
onrechtmatig handelen [accountant]
4.6.
In de dagvaarding hebben de banken gesteld dat zij bij het nemen van de verschillende financieringsbeslissingen zijn afgegaan op het beeld van de financiële situatie van Eurocommerce, zoals dat uit de jaarrekeningen bleek. Dit beeld was echter – mede als gevolg van beroepsfouten van [accountant] , zoals die door de Accountantskamer zijn vastgesteld – veel te rooskleurig. Naar aanleiding van het verweer van NN in de conclusie van antwoord hebben de banken ter zitting (onder andere) nog het volgende aangevoerd over de gestelde beroepsfouten van [accountant] en de schade die zij daardoor hebben geleden:
a. Rabobank heeft in alle kredietdocumentatie voor Eurocommerce als voorwaarde voor financiering opgenomen dat zij een door een accountant goedgekeurde jaarrekening wil ontvangen. Omdat de banken niet zelf in de administratie van Eurocommerce konden kijken, was een grondige beoordeling van de financiële situatie van Eurocommerce door een accountant voor hen van belang.
De banken waren niet de enige financiers van Eurocommerce: er waren ook andere banken die flinke vorderingen hadden uitstaan. De banken hadden geen volledig overzicht van de financiële situatie van Eurocommerce en waren daarvoor afhankelijk van de jaarrekeningen.
De banken hebben gedurende een reeks van jaren financieringen verstrekt, afgaande op jaarrekeningen die niet voldeden aan de eisen die daaraan mochten worden gesteld.
Rabobank financierde werkkapitaal, zodat zij niet zelf kon controleren wat haar onderpand waard was. De jaarrekeningen waren dus van belang voor de beoordeling van de vraag of Eurocommerce kon voldoen aan haar verplichtingen. FGH bank financierde weliswaar wél panden, maar dat waren ontwikkelingspanden en geen beleggingspanden. Bij de financieringsbeslissing heeft FGH steeds getoetst of Eurocommerce dat zou kunnen betalen, waarbij zij is afgegaan op de activa en kasstromen, zoals die uit de jaarrekeningen bleken.
Het eigen vermogen van Eurocommerce in de jaarrekeningen 2008, 2009 en 2010 is heel positief terwijl het – als alle correcties zouden zijn doorgevoerd die [accountant] had moeten doorvoeren – enorm negatief zou zijn geweest. Als de banken hadden geweten dat het eigen vermogen van Eurocommerce negatief was, zouden zij onmiddellijk actie hebben ondernomen en in ieder geval geen nieuwe financieringen hebben verstrekt.
[accountant] heeft ten onrechte een krediet van ABN AMRO bank van € 240 miljoen, dat deze bank plotseling opeiste, in de jaarrekening niet overgeheveld naar kort vreemd vermogen, maar opgenomen als lang vreemd vermogen. De Accountantskamer heeft geoordeeld dat dit een grove fout is. Als [accountant] die fout niet zou hebben gemaakt, zouden de banken hebben geweten dat Eurocommerce in doodsnood verkeerde.
Afspraken die Eurocommerce met haar huurders had gemaakt over korting op de huurprijs, stonden niet goed in de boeken, waardoor er ten onrechte € 60 miljoen aan schulden niet was geboekt. Deze fout heeft geleid tot een veel te rooskleurig beeld van het eigen vermogen van Eurocommerce.
FGH Bank heeft in 2010 nog nieuwe panden van Eurocommerce gefinancierd, bijvoorbeeld het project Carolton voor € 25 miljoen. Dit zou zij nooit hebben gedaan als zij had geweten hoe de vlag er binnen Eurocommerce bij hing.
4.7.
NN heeft de stellingen van de banken betwist. Voor zover zij zich op het standpunt heeft gesteld dat de banken onvoldoende hebben onderbouwd dat [accountant] überhaupt beroepsfouten heeft gemaakt, gaat de rechtbank daaraan voorbij. De banken hebben hun standpunt over de beroepsfouten van [accountant] niet alleen ter zitting nader uitgewerkt, maar hebben ook verwezen naar de drie beslissingen van de Accountantskamer. NN heeft er terecht op gewezen dat het feit dat [accountant] tuchtrechtelijk is veroordeeld niet automatisch meebrengt dat hij ook civielrechtelijk aansprakelijk is (Hoge Raad 10 januari 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF0690). Dit doet er echter niet aan af dat de rechtbank bij het beoordelen van de stellingen van partijen wel betekenis kan toekennen aan het oordeel van de Accountantskamer dat [accountant] heeft gehandeld in strijd met voor zijn beroep geldende normen en regels (Hoge Raad 12 juli 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE1532).
4.8.
Het oordeel van de Accountantskamer over het handelen van [accountant] laat aan duidelijkheid niets te wensen over. In zijn beslissing naar aanleiding van de klachten van de banken heeft de Accountantskamer als volgt overwogen:
4.44
Uit al het voorgaande [18 pagina’s overwegingen ten aanzien van de verschillende verwijten, rb] volgt dat niet aannemelijk is geworden dat [ [accountant] ] op meerdere majeure onderdelen van de geconsolideerde jaarrekeningen 2008, 2009 en 2010 van de Holding en de toelichting daarop, voldoende en geschikte controlewerkzaamheden heeft verricht. (…) Dat betekent dat [ [accountant] ] de controle van de geconsolideerde jaarrekeningen 2008, 2009 en 2010 van de Holding met onvoldoende diepgang en met een onvoldoende professioneel-kritische instelling heeft gepland en uitgevoerd.
4.44.1
Het gevolg van het bovenstaande is dat bij de geconsolideerde jaarrekeningen 2008, 2009 en 2010 van de Holding een goedkeurende verklaring in het maatschappelijk verkeer is gebracht waarbij het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid is geschonden.
(…)
4.46.1 (…)
De Accountantskamer rekent [ [accountant] ] zwaar aan dat voormelde verzuimen zich hebben voorgedaan bij de controle van een drietal jaarrekeningen, ten aanzien waarvan hij wist dat de afgifte van zijn goedkeurende verklaring van essentieel belang was voor [de banken], waarvan de Eurocommerce Groep voor zijn financiering in hoge mate afhankelijk was, en voor andere derden, die voornemens waren (verdere) transacties met de Eurocommerce Groep aan te gaan.
4.46.2
Dit verwijt treft [ [accountant] ] in het bijzonder bij de waardering van het onroerend goed en het onderscheid in de langlopende en kortlopende schulden, waarvan de balansposten zowel absoluut als relatief gezien van materieel belang waren voor zowel het inzicht in het vermogen van de Eurocommerce Groep als voor het inzicht in het resultaat. (…)”
4.9.
Gelet op dit oordeel van de Accountantskamer, in combinatie met de stellingen die de banken daarover ter zitting hebben ingenomen, heeft NN naar het oordeel van de rechtbank niet voldoende gemotiveerd betwist dat [accountant] bij het controleren van de jaarrekeningen van Eurocommerce over de jaren 2008, 2009 en 2010 beroepsfouten heeft gemaakt door onvoldoende controle uit te oefenen voordat hij een goedkeurende verklaring af gaf. Deze onvoldoende controle heeft onder meer (maar niet uitsluitend) betrekking gehad op de waardering van het onroerend goed in de jaarrekeningen 2008, 2009 en 2010, de rubricering van de kort- en langlopende schulden in de jaarrekeningen 2009 en 2010 en het onvoldoende controleren van de juistheid van de continuïteitsveronderstelling van Eurocommerce (zie 2.5).
4.10.
NN heeft daarnaast aangevoerd dat niet is gesteld of gebleken dat de door [accountant] geschonden normen strekken ter bescherming van derden, zoals de banken. De rechtbank passeert ook dit verweer. Voor zover NN heeft willen betogen dat de zorgplicht van [accountant] als accountant zich beperkte tot de belangen van zijn opdrachtgever Eurocommerce, is haar betoog onjuist. In zijn arrest van 13 oktober 2016 (ECLI:NL:HR:2006:AW2080, Vie d’Or) heeft de Hoge Raad immers bepaald dat een controlerend accountant ook aansprakelijk kan zijn jegens derden, als hij niet heeft gehandeld zoals van een redelijk bekwaam en redelijk handelend accountant mag worden verwacht. Uit hetzelfde arrest blijkt dat de door [accountant] geschonden normen (kort gezegd: het controleren of jaarrekeningen een waarheidsgetrouw beeld geven van de financiële situatie van de onderneming) óók dienen ter bescherming van derden die op de juistheid van die jaarrekeningen vertrouwen. Dat blijkt overigens ook uit de in 4.8 weergegeven uitspraak van de Accountantskamer, meer in het bijzonder de rov. 4.46.1 en 4.46.2.
4.11.
NN heeft tot slot aangevoerd dat de banken hun schade en het causaal verband tussen het handelen van [accountant] en die schade niet hebben onderbouwd. Zo hebben de banken, aldus NN, nagelaten duidelijk te maken hoe de jaarrekeningen van Eurocommerce eruit hadden gezien als [accountant] geen fouten zou hebben gemaakt, in hoeverre (en wanneer) de banken anders zouden hebben gehandeld als de jaarrekeningen er anders uit hadden gezien, en wat de positie van de banken in die situatie zou zijn geweest. Deze constatering is juist, maar hangt – zoals de rechtbank in 4.2 overwoog – samen met de omstandigheid dat NN dit verweer in de onderhandelingen tussen partijen nooit heeft gevoerd.
4.12.
In het licht van het vorenstaande zullen de banken, zoals zij hebben aangeboden, in de gelegenheid gesteld worden zich bij akte nader uit te laten over de vraag:
hoe de jaarrekeningen van Eurocommerce eruit zouden hebben gezien, wanneer de door [accountant] gemaakte beroepsfouten worden weggedacht;
welke beslissingen de banken op basis van de “juiste” jaarrekeningen zouden hebben genomen; en
wat de hoogte is van de schade die de banken lijden, doordat zij zijn afgegaan op de door [accountant] goedgekeurde jaarrekeningen van Eurocommerce.
Vervolgens zal NN in de gelegenheid worden gesteld bij antwoordakte te reageren op de door de banken ingenomen stellingen.
hoogte uitkeringsplicht NN – serieschadeclausule
4.13.
Voor het geval na aktewisseling komt vast te staan dat de banken door de handelwijze van [accountant] schade hebben geleden en dat die schade hoger is dan de verzekerde som per aanspraak van € 4.538.000, overweegt de rechtbank alvast als volgt.
4.14.
Partijen zijn het erover eens dat de (eventuele) schade van de banken is gedekt onder de verzekering, maar discussiëren over de vraag of NN in dat geval éénmaal de verzekerde som of de jaarlimiet moet uitkeren.
4.15.
NN wijst ter onderbouwing van haar standpunt dat zij maar één keer de verzekerde som hoeft uit te keren op artikel 1.9 van de toepasselijke polisvoorwaarden. Die bepaling bevat eerst een definitie van het begrip “aanspraak” en vervolgens een zogenoemde “serieschadeclausule”en luidt als volgt:
“1.9 Aanspraak
Vordering tot vergoeding van schade voortvloeiend uit een handelen of nalaten ingesteld tegen verzekerde(n).
Aanspraken, al dan niet tegen meer verzekerden ingesteld, die met elkaar verband houden of uit elkaar voortvloeien, worden als één aanspraak beschouwd en worden geacht bij de maatschappij te zijn aangemeld op het moment dat de eerste aanspraak is aangemeld.”
Volgens NN hebben de banken slechts één aanspraak gedaan, namelijk op 14 november 2013 (zie 2.6). Als al sprake is van meerdere aanspraken, dan houden deze volgens NN met elkaar verband, zodat zij hoe dan ook slechts één keer de verzekerde som hoeft uit te keren.
4.16.
Met de banken is de rechtbank van oordeel dat op NN de stelplicht en de bewijslast rusten van haar stelling dat sprake is van “met elkaar verband houdende of uit elkaar voortvloeiende aanspraken” als bedoeld in de tweede volzin van artikel 1.9 van de polisvoorwaarden. Het is immers NN die zich erop beroept dat sprake is van “serieschade”, waardoor feitelijk één aanspraak op schade bestaat. Naar het oordeel van de rechtbank is NN daarin niet geslaagd. Zij overweegt daartoe het volgende.
4.17.
Allereerst is de rechtbank – anders dan NN heeft betoogd – van oordeel dat uit de brief van de banken van 14 november 2013 niet blijkt dat slechts sprake is van één aanspraak. In deze brief hebben de banken [accountant] (voor zover van belang) slechts bericht:
  • dat zij gegronde redenen hebben te vermoeden dat [accountant] ten onrechte goedkeurende verklaringen heeft afgegeven bij de jaarrekeningen van Eurocommerce over de jaren 2007 tot en met 2010;
  • dat deze jaarrekeningen voor de banken steeds dienden als basis voor het nemen of handhaven van hun financiële beslissingen;
  • dat de banken mogelijk een vordering hebben op grond van de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden en dat de banken die vordering stuiten;
  • dat de banken [accountant] verzoeken de dossiers niet te vernietigen;
  • en dat de banken [accountant] nader zullen informeren wanneer duidelijk is of de banken hem daadwerkelijk aansprakelijk zullen stellen voor de geleden schade.
4.18.
Zoals de banken terecht hebben aangevoerd, bevat deze brief geen uitgewerkte aansprakelijkstelling, maar slechts een “omstandighedenmelding” of “vooraankondiging”. Nu de banken in hun brief alle opties open houden, kan daaruit onmogelijk de conclusie worden getrokken dat de banken hun vordering wilden beperken tot slechts één aanspraak.
4.19.
In deze procedure stellen de banken dat zij – afgaande op de (onjuiste) jaarrekeningen van Eurocommerce over de jaren 2008, 2009 en 2010 – in verschillende jaren investeringsbeslissingen hebben genomen, die anders waren uitgevallen als de jaarrekeningen een waarheidsgetrouw beeld zouden hebben gegeven van de financiële situatie van Eurocommerce. NN stelt zich op het standpunt dat ook in dat geval sprake is van aanspraken die met elkaar verband houden en die dus vallen onder de reikwijdte van artikel 1.9 van de polisvoorwaarden. De banken hebben dat op hun beurt betwist.
4.20.
Partijen zijn het dus niet eens over de uitleg van artikel 1.9 van de polisvoorwaarden. Bij deze uitleg is de Haviltex-norm het uitgangspunt. Deze norm houdt in dat bij de uitleg van een overeenkomst niet kan worden volstaan met een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen, maar dat de uitleg mede afhankelijk is van de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan (de bepalingen in) de overeenkomst mochten toekennen en hetgeen zij daarover redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. De uitleg van bedingen in een overeenkomst waarover niet is onderhandeld, zoals de polisvoorwaarden, is echter met name afhankelijk van objectieve factoren zoals de bewoordingen waarin de desbetreffende bepaling is gesteld, gelezen in het licht van de polisvoorwaarden als geheel.
4.21.
In artikel 1.9 van de polisvoorwaarden is bepaald dat aanspraken “die met elkaar verband houden of uit elkaar voortvloeien” als één aanspraak worden beschouwd. Naar het oordeel van de rechtbank kan deze bepaling in redelijkheid niet zo ruim worden uitgelegd, dat van “met elkaar verband houdende” aanspraken sprake is, als de schadeoorzaak van de verschillende aanspraken vergelijkbaar is. Als na aktewisseling komt vast te staan dat de banken
in verschillende jaren– afgaande op de op dat moment meest recente jaarrekening van Eurocommerce – financieringen hebben verstrekt die zij bij wetenschap van de juiste stand van zaken niet zouden hebben verstrekt, kan in redelijkheid niet worden volgehouden dat sprake is van “met elkaar verband houdende” aanspraken als bedoeld in artikel 1.9. In dat geval vloeit immers één aanspraak voort uit het feit dat (bijvoorbeeld) in 2010 financieringen zijn verstrekt op grond van de (onjuist gebleken) jaarrekening over 2009. Een tweede aanspraak is dan het gevolg van het feit dat in 2011 kredieten zijn verleend op grond van de onjuiste jaarrekening over 2010, et cetera.
4.22.
De “gemene deler” van de schadeoorzaak is dan weliswaar het feit dat de jaarrekeningen van Eurocommerce (als gevolg van beroepsfouten van [accountant] ) geen waarheidsgetrouw beeld gaven van de financiële situatie van de ondernemingen, maar dat betekent niet dat de aanspraken daadwerkelijk met elkaar verband houden. Naar het oordeel van de rechtbank is alleen sprake van één serie schadevoorvallen, als deze zijn terug te voeren op één en dezelfde oorzaak of fout, die onomkeerbaar leidt tot een reeks van identieke schadevoorvallen. Daarvan is in dit geval geen sprake. Naar het oordeel van de rechtbank is immers voldoende komen vast te staan dat [accountant] – op drie verschillende momenten – ten onrechte een goedkeurende verklaring heeft afgegeven voor de jaarrekeningen van Eurocommerce over 2008, 2009 en 2010. Het enkele feit dat [accountant] de cijfers van Eurocommerce in 2008 onvoldoende kritisch benaderde, betekent niet automatisch dat dat dat in daarop volgende jaren ook het geval zou zijn. Dat betekent dat er drie afzonderlijke beroepsfouten zijn gemaakt, waaruit verschillende aanspraken kunnen voortvloeien.
4.23.
In het licht van het vorenstaande stelt de rechtbank vast dat sprake is van één aanspraak als verschillende banken hun financieringsbeslissingen hebben gebaseerd op de (onjuiste) jaarrekening van Eurocommerce over één bepaald jaar. Wanneer komt vast te staan dat de banken het daarop volgende jaar opnieuw financieringen hebben verstrekt, vertrouwend op de juistheid van de dan meest recente jaarrekening, ontstaat weer een nieuwe aanspraak onder de polis. Dit betekent dat NN in dat geval de volledige jaarlimiet moet uitkeren (verminderd met de door NN gemaakte kosten van verweer).

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
19 augustus 2020voor het nemen van een akte door de banken over hetgeen is vermeld onder 4.12, waarna NN op de rol van vier weken daarna een antwoordakte kan nemen,
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Brandt en in het openbaar uitgesproken op 22 juli 2020.