ECLI:NL:RBDHA:2020:14182
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, op 21 augustus 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om vergoeding van proceskosten door verzoekers, die in deze procedure zijn vertegenwoordigd door mr. M. Gavami. De verzoekers, met V-nummers [V-nummer] en [V-nummer], hebben een verzoek ingediend bij de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die als verweerder optreedt en wordt vertegenwoordigd door C. van der Zijde. De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet noodzakelijk werd geacht, conform artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank overweegt dat verzoekers op 2 januari 2020 in beroep zijn gegaan, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op hun aanvragen. Op 19 mei 2020 heeft verweerder alsnog een beslissing genomen, waarna verzoekers het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit hebben ingetrokken. Verzoekers hebben de rechtbank verzocht om verweerder te veroordelen in de proceskosten. De rechtbank oordeelt dat, omdat verweerder pas na het indienen van het beroep een beslissing heeft genomen, verzoekers recht hebben op vergoeding van hun proceskosten.
De rechtbank kent een vergoeding toe van € 262,50, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb), waarbij rekening is gehouden met het feit dat verzoekers een professionele juridische hulpverlener hebben ingeschakeld. Aangezien de rechtbank de zaken als samenhangend beschouwt, wordt het bedrag als in één zaak toegekend. De rechtbank past een wegingsfactor van 0,5 toe, omdat de zaak enkel betrekking heeft op de overschrijding van de beslistermijn. De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van dit bedrag aan verzoekers. Deze uitspraak is gedaan door mr. Y. Sneevliet, rechter, in aanwezigheid van S.M. Bakker, griffier, en is bekendgemaakt op 21 augustus 2020.