ECLI:NL:RBDHA:2020:14181
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, op 21 augustus 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om vergoeding van proceskosten door verzoekers, die in deze procedure zijn vertegenwoordigd door mr. M. Gavami. De verzoekers, met V-nummers [V-nummer] en [V-nummer], hebben een verzoek ingediend bij de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die als verweerder optreedt en wordt vertegenwoordigd door C. van der Zijde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoekers op 2 januari 2020 in beroep zijn gegaan omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op hun aanvragen. Op 19 mei 2020 heeft verweerder alsnog een beslissing genomen, waarna de verzoekers het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit hebben ingetrokken. De verzoekers hebben de rechtbank verzocht om verweerder te veroordelen in de proceskosten.
De rechtbank heeft in haar overwegingen aangegeven dat het niet nodig was om partijen uit te nodigen voor een zitting, zoals bepaald in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank kan op basis van de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) beslissen dat een van de partijen de proceskosten van de andere partij moet betalen. Aangezien verweerder pas na het indienen van het beroep een beslissing heeft genomen, zijn de verzoekers in het gelijk gesteld en hebben zij recht op vergoeding van hun proceskosten.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoekers een professionele juridische hulpverlener hebben ingeschakeld, wat leidt tot een vast bedrag aan proceskosten. Omdat de rechtbank de zaken als samenhangend beschouwt, wordt het bedrag als in één zaak toegekend. Gezien het feit dat de zaak enkel betrekking heeft op de overschrijding van de beslistermijn, is er een lagere vergoeding toegekend met een wegingsfactor van 0,5. Uiteindelijk is er een bedrag van € 262,50 toegekend aan proceskosten, dat door verweerder aan verzoekers moet worden betaald. Deze uitspraak is gedaan door mr. Y. Sneevliet, rechter, in aanwezigheid van S.M. Bakker, griffier, en is bekendgemaakt op 21 augustus 2020.