ECLI:NL:RBDHA:2020:14181

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 augustus 2020
Publicatiedatum
29 januari 2021
Zaaknummer
NL20.115
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, op 21 augustus 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om vergoeding van proceskosten door verzoekers, die in deze procedure zijn vertegenwoordigd door mr. M. Gavami. De verzoekers, met V-nummers [V-nummer] en [V-nummer], hebben een verzoek ingediend bij de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die als verweerder optreedt en wordt vertegenwoordigd door C. van der Zijde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoekers op 2 januari 2020 in beroep zijn gegaan omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op hun aanvragen. Op 19 mei 2020 heeft verweerder alsnog een beslissing genomen, waarna de verzoekers het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit hebben ingetrokken. De verzoekers hebben de rechtbank verzocht om verweerder te veroordelen in de proceskosten.

De rechtbank heeft in haar overwegingen aangegeven dat het niet nodig was om partijen uit te nodigen voor een zitting, zoals bepaald in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank kan op basis van de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) beslissen dat een van de partijen de proceskosten van de andere partij moet betalen. Aangezien verweerder pas na het indienen van het beroep een beslissing heeft genomen, zijn de verzoekers in het gelijk gesteld en hebben zij recht op vergoeding van hun proceskosten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoekers een professionele juridische hulpverlener hebben ingeschakeld, wat leidt tot een vast bedrag aan proceskosten. Omdat de rechtbank de zaken als samenhangend beschouwt, wordt het bedrag als in één zaak toegekend. Gezien het feit dat de zaak enkel betrekking heeft op de overschrijding van de beslistermijn, is er een lagere vergoeding toegekend met een wegingsfactor van 0,5. Uiteindelijk is er een bedrag van € 262,50 toegekend aan proceskosten, dat door verweerder aan verzoekers moet worden betaald. Deze uitspraak is gedaan door mr. Y. Sneevliet, rechter, in aanwezigheid van S.M. Bakker, griffier, en is bekendgemaakt op 21 augustus 2020.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.114 en NL20.115
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen [eiser 1] en [eiser 2], verzoekers
V-nummer: [V-nummer] en [V-nummer]
(gemachtigde: mr. M. Gavami), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: C. van der Zijde).

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoekers om vergoeding van hun proceskosten. Verweerder heeft op 13 augustus 2020 op dit verzoek.

Overwegingen

De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
De rechtbank kan beslissen dat een van de partijen de proceskosten van de andere partij moet betalen. Dat staat in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
Verzoekers zijn op 2 januari 2020 in beroep gegaan, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op hun aanvragen. Op 19 mei 2020 heeft verweerder alsnog een beslissing genomen op hun aanvragen. Verzoekers hebben daarna het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit ingetrokken. Verzoekers hebben daarbij de rechtbank verzocht om verweerder te veroordelen in de proceskosten.
Omdat verweerder pas nadat verzoekers in beroep zijn gegaan een beslissing heeft genomen, krijgen verzoekers een vergoeding voor de proceskosten die zij hebben gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bbp) is dit een vast bedrag omdat verzoekers een professionele (juridische) hulpverlener hebben ingeschakeld om voor hun een beroepschrift in te dienen. Omdat de rechtbank de zaken als samenhangende zaken ziet, wordt een bedrag toegekend zoals deze in één zaak zou worden
gegeven. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden wordt bovendien een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 262,50.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van € 262,50 aan proceskosten.
Verweerder moet dit bedrag betalen aan verzoekers.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y. Sneevliet, rechter, in aanwezigheid van S.M. Bakker, griffier. Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt de uitspraak alsnog, voor zover nodig, in het openbaar uitgesproken.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan en bekendgemaakt op:
21 augustus 2020

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u hiertegen in verzet. U moet hiervoor binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is bekendgemaakt een verzetschrift indienen. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.