Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] , eiser
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 augustus 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een eiser die als Dublinclaimant werd aangemerkt. De eiser, die de Algerijnse nationaliteit claimt, was op 11 augustus 2020 door de politie aangehouden. De aanhouding vond plaats omdat hij op een bootje sliep en niet kon voldoen aan het verzoek om zijn identiteitsbewijs. De rechtbank oordeelde dat de aanhouding strafrechtelijk was en dat er geen vreemdelingenrechtelijke aanleiding was om om legitimatie te vragen. De rechtbank stelde vast dat de gronden voor de maatregel van bewaring niet waren betwist door de eiser, die ook een verzoek om schadevergoeding had ingediend. De rechtbank concludeerde dat de maatregel van bewaring rechtmatig was opgelegd op basis van de Dublinverordening, omdat er een concreet aanknopingspunt voor overdracht bestond en er een significant risico was dat de eiser zich aan het toezicht zou onttrekken.
De rechtbank behandelde ook de argumenten van de eiser over de rechtmatigheid van zijn aanhouding en de medische zorg in het detentiecentrum. De rechtbank oordeelde dat de medische zorg in het detentiecentrum voldoende was en dat de eiser niet had aangetoond dat hij niet de benodigde medische zorg had ontvangen. De rechtbank verwierp de beroepsgronden van de eiser en verklaarde het beroep ongegrond, evenals het verzoek om schadevergoeding. De uitspraak werd gedaan door rechter mr. Y. Sneevliet, in aanwezigheid van griffier mr. A. Vranken, en werd openbaar gemaakt op dezelfde dag.