ECLI:NL:RBDHA:2020:14170
Rechtbank Den Haag
- Schadevergoedingsuitspraak
- Rechtspraak.nl
Verzoek om schadevergoeding na detentie van een minderjarige in politiecel
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 20 oktober 2020 uitspraak gedaan op een verzoek om schadevergoeding van een minderjarige verzoeker, die niet in verzekering was gesteld maar wel een nacht op het politiebureau is opgehouden. De verzoeker, die op het moment van de aanhouding 14 jaar oud was, had een verzoek ingediend op basis van artikel 533 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) en het gelijkheidsbeginsel, omdat een medeverdachte die in een vergelijkbare situatie verkeerde wel schadevergoeding had ontvangen. De rechtbank overwoog dat het openbaar ministerie ten onrechte had aangenomen dat de medeverdachte in verzekering was gesteld, wat leidde tot de toewijzing van diens verzoek. De rechtbank oordeelde echter dat verzoeker, ondanks dat hij niet in verzekering was gesteld, recht had op een schadevergoeding voor immateriële schade op basis van artikel 5 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechtbank vond het redelijk en billijk om een vergoeding toe te kennen van € 105,00 per dag voor de tijd die verzoeker in de politiecel had doorgebracht. De rechtbank kende uiteindelijk een bedrag van € 105,00 toe aan verzoeker, ten laste van de Staat, en wees het overige verzoek af.