ECLI:NL:RBDHA:2020:13989
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om vergoeding van proceskosten in asielzaak na overschrijding beslistermijn
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 augustus 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om vergoeding van proceskosten door de verzoekster, die in een asielprocedure betrokken was. De verzoekster had op 17 april 2020 beroep aangetekend omdat de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet tijdig had beslist op haar aanvraag. Op 18 juni 2020 heeft de Staatssecretaris alsnog een beslissing genomen, waarna de verzoekster haar beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit heeft ingetrokken. In haar verzoek heeft de verzoekster de rechtbank gevraagd om de Staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten die zij heeft gemaakt.
De rechtbank heeft in haar overwegingen aangegeven dat zij partijen niet uitnodigt voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet nodig is, conform artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft vastgesteld dat de Staatssecretaris bereid was om de proceskosten van de verzoekster te vergoeden tot een bedrag van € 262,50. De rechtbank heeft vervolgens geoordeeld dat, omdat de Staatssecretaris pas na het indienen van het beroep een beslissing heeft genomen, de verzoekster recht heeft op vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft de hoogte van de vergoeding vastgesteld op € 262,50, waarbij rekening is gehouden met het feit dat de verzoekster een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld. De rechtbank heeft echter een lager bedrag toegekend vanwege de specifieke omstandigheden van de zaak, waarbij de wegingsfactor 0,5 is toegepast. De uitspraak is gedaan door mr. Y. Sneevliet, rechter, in aanwezigheid van M. Bos, griffier. Deze uitspraak is niet op een openbare zitting uitgesproken vanwege de coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.