ECLI:NL:RBDHA:2020:13980

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 september 2020
Publicatiedatum
14 januari 2021
Zaaknummer
NL20.12104
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake asielaanvraag door prematuur ingediende ingebrekestelling

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over het beroep van eiser tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat er nog geen besluit was genomen op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank heeft geoordeeld dat eiser zijn ingebrekestelling te vroeg heeft ingediend, waardoor de beslistermijn nog niet was overschreden. Eiser had op 24 mei 2020 verweerder in gebreke gesteld, maar de termijn voor het nemen van een besluit op zijn aanvraag liep tot 23 juli 2020. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen sprake was van een situatie waarin verweerder al op de aanvraag had moeten beslissen, en dat eiser niet voldeed aan de voorwaarden voor het instellen van beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit.

De rechtbank heeft daarom het beroep van eiser kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Dit betekent dat de rechtbank niet ingaat op de inhoud van het beroep, omdat de procedure niet correct is gevolgd. Eiser krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is gedaan door rechter mr. Y. Sneevliet, in aanwezigheid van griffier M. Bos. Vanwege de coronamaatregelen is de uitspraak niet op een openbare zitting gedaan, maar zal deze alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is. De uitspraak is bekendgemaakt op 4 september 2020.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL20.12104
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. L.J. Blijdorp), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: D.A. Tol).

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingesteld, omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.

Overwegingen

De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Wel moet de betrokkene dan eerst een ‘ingebrekestelling’ aan het bestuursorgaan sturen. Dat wil zeggen dat de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar. Dit staat (onder andere) in de artikelen 6:2, 6:12 en 7:1 van de Awb.
Op een aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd moet binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag worden beslist (artikel 42, lid 1, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw)). In het zesde lid van artikel 42 Vw is bepaald dat als er wordt onderzocht of de aanvraag, op grond van artikel 30 Vw, niet in behandeling dient te worden genomen, de termijn uit het eerste lid, aanvangt op de datum waarop is vastgesteld dat Nederland verantwoordelijk is geworden voor de behandeling van de aanvraag.
4. Nederland is per 23 januari 2020 verantwoordelijk geworden voor de behandeling van de asielaanvraag. Gelet op de beslistermijn van zes maanden als bedoeld in artikel 42, eerste lid, Vw had verweerder uiterlijk op 23 juli 2020 op de aanvraag moeten beslissen.
5. Uit de stukken blijkt dat eiser verweerder op 24 mei 2020 in gebreke heeft gesteld. Uit dat wat hiervoor is overwogen, blijkt dat de beslistermijn op dat moment nog niet was overschreden. Dat betekent dat eiser zijn ingebrekestelling te vroeg heeft ingediend en dat geen sprake was van de situatie dat er door verweerder al op de aanvraag beslist had moeten worden. Daarmee is dus ook niet voldaan aan de in rechtsoverweging 2 genoemde voorwaarden voor het instellen van beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
6. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.
7. Eiser krijgt daarom ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y. Sneevliet, rechter, in aanwezigheid van M. Bos, griffier. Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt de uitspraak alsnog, voor zover nodig, in het openbaar uitgesproken.
De uitspraak is gedaan en bekendgemaakt op:
04 september 2020

Documentcode: DSR12616107

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.