ECLI:NL:RBDHA:2020:13876

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 november 2020
Publicatiedatum
8 januari 2021
Zaaknummer
AWB - 19 _ 6745
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van bezwaar door gebrek aan belanghebbendheid in omgevingsrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 november 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen de Vereniging Glastuinbouw Nederland en het college van burgemeester en wethouders van Katwijk. De zaak betreft de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar van de Vereniging tegen een besluit van het college, waarbij een omgevingsvergunning is verleend aan een derde partij voor het omzetten van een bedrijfswoning naar een plattelandswoning. De rechtbank oordeelt dat de Vereniging geen belanghebbende is in de zin van artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat niet is gebleken dat zij een algemeen of collectief belang kan toerekenen aan het besluit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de statutaire doelstellingen van de Vereniging te algemeen zijn geformuleerd en niet specifiek betrekking hebben op het gebied dat door het primaire besluit wordt geraakt. De rechtbank heeft het beroep van de Vereniging ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 19/6745

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 november 2020 in de zaak tussen

De Vereniging Glastuinbouw Nederland, te Zoetermeer, eiseres

(gemachtigde: ing. L.W.M. Claessen),
en

het college van burgemeester en wethouders van Katwijk, verweerder

(gemachtigde: mr. E.J.M.J.J. Houben).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[derde-partij] ( [derde-partij] ), te [woonplaats] .

Procesverloop

Bij besluit van 29 april 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder aan [derde-partij] een omgevingsvergunning verleend voor het omzetten van een bedrijfswoning naar een plattelandswoning.
Bij besluit van 9 september 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
[derde-partij] heeft een zienswijze ingediend.
Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is het onderzoek ter zitting met toestemming van partijen achterwege gebleven.
De rechtbank heeft het onderzoek op 24 november 2020 gesloten.

Overwegingen

1.1
De rechtbank gaat bij de beoordeling uit van de volgende feiten en omstandigheden. Op 23 april 2019 heeft [derde-partij] een omgevingsvergunning aangevraagd. De aanvraag ziet op het omzetten van de op het perceel [weg] [perceelnummer] te [plaats] , gemeente [gemeenteplaats] , aanwezige bedrijfswoning naar een plattelandswoning.
1.2
Bij het primaire besluit heeft verweerder de omgevingsvergunning verleend op grond van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). De afwijking van het bestemmingsplan is vergund met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2˚, van de Wabo, en artikel 4, aanhef en onderdeel 9, van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor).
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard. Dit berust op het standpunt dat eiseres niet als belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is aan te merken.
3. Eiseres kan zich niet verenigen met het bestreden besluit. Zij voert aan dat verweerder erkent dat zij collectieve belangen behartigt en derhalve wel een belanghebbende partij is. Het collectieve belang dat tegen het primaire besluit bescherming behoeft, bestaat uit het voorkomen van belemmeringen als gevolg van de beoogde omzetting voor de omliggende gronden met bestemming ‘Agrarisch glastuinbouw 2’ welke in gebruik zijn als glastuinbouwgebied. Eiseres stelt dat verweerder niet heeft aangetoond dat van deze belemmering geen sprake is. Tijdens de hoorzitting in bezwaar heeft eiseres naar voren gebracht dat zij het beschermen en behouden van de areaal duurzaam glastuinbouwgebied tot haar doelen rekent, conform de statuten. Er is dus alleszins sprake van een collectief belang dat met het primaire besluit kan worden aangetast.
4. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
4.1
Ingevolge artikel 8:1 van de Awb kan een belanghebbende tegen een besluit beroep instellen bij de bestuursrechter.
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
Ingevolge het derde lid worden ten aanzien van rechtspersonen als hun belangen mede beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.
4.2
Voor de beantwoording van de vraag of een rechtspersoon belanghebbende is als bedoeld in artikel 1:2, eerste en derde lid, van de Awb, is bepalend of de rechtspersoon krachtens zijn statutaire doelstelling en blijkens zijn feitelijke werkzaamheden een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken algemeen of collectief belang in het bijzonder behartigt. Met artikel 1:2, derde lid, van de Awb heeft de wetgever blijkens de totstandkomingsgeschiedenis (Kamerstukken II 1988/1989, 21 221, nr. 3, p. 32-35) veilig willen stellen dat organisaties als belanghebbende kunnen opkomen, mits een algemeen of collectief belang dat zij zich statutair ten doel stellen te behartigen en waarvoor zij zich daadwerkelijk inzetten, bij het besluit rechtstreeks is betrokken. De rechtbank verwijst in dit verband naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 28 maart 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:1066).
4.3
Blijkens artikel 2, eerste lid, van haar statuten stelt eiseres zich ten doel:
het bijdragen aan een gezonde, groene en toekomstgerichte glastuinbouwsector;
de behartiging van sociale en economische belangen van haar leden;
het bijdragen aan de verdere ontwikkeling van een economisch rendabele, duurzame en maatschappelijk gewaardeerde glastuinbouwsector;
het op hoofdlijnen aansturen en toetsen van verschillende thema’s die van belang zijn voor de glastuinbouwsector, waaronder niet uitsluitend worden begrepen de hierna vermelde vijf thema’s: Arbeid, Energie, Plantgezondheid, Water & Omgeving en Ondernemersnetwerken.
het uitbrengen van voorstellen voor onderzoek ten behoeve van de glastuinbouw en het (laten) uitvoeren van onderzoek;
het onderhouden van contacten met andere partijen in de afzetketen van glastuinbouwproducten;
het onderhouden van contacten met de politiek en ander relevante maatschappelijke organisaties;
vanuit de verantwoording voor de eigen positie komen tot een optimale samenwerking met andere organisaties en regio’s binnen de georganiseerde land- en tuinbouw in Nederland, Europa en daar buiten;
het met alle wettige middelen die daar dienstbaar aan kunnen zijn behartigen van de belangen van haar leden in de meest brede zin van het woord;
het namens de leden voeren van onderhandelingen over en het afsluiten van collectieve arbeidsovereenkomsten, en voorts alles wat met het vorenstaande verband houdt, of daaraan dienstbaar kan zijn, alles in de ruimste zin.
4.4
Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat eiseres niet als belanghebbende bij het primaire besluit kan worden aangemerkt. Daartoe overweegt de rechtbank dat noch uit de overgelegde statuten van eiseres, noch uit het beroepschrift, noch uit het verhandelde ter hoorzitting in bezwaar is gebleken dat aan eiseres enig algemeen of collectief belang kan worden toegerekend, waarvan de bescherming in het geding is als gevolg van het primaire besluit. Daarbij is van belang dat de statutaire doelstelling van eiseres, zoals genoemd onder 4.3, onvoldoende concreet en te algemeen is geformuleerd om aan te nemen dat eiseres door het primaire besluit rechtstreeks wordt getroffen in een belang dat zij in het bijzonder behartigt. Verder geldt de doelstelling niet voor een concreet afgebakend werkgebied. Het doel beschermen en behouden van de areaal duurzaam glastuinbouwgebied dat eiseres tijdens de hoorzitting naar voren heeft gebracht, is niet in de statuten terug te vinden. Verweerder heeft eiseres dan ook terecht niet-ontvankelijk geacht in haar bezwaar tegen het primaire besluit.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.P. Verloop, rechter, in aanwezigheid van mr. J.P.G. van Egeraat, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 november 2020.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.