ECLI:NL:RBDHA:2020:13873

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 november 2020
Publicatiedatum
8 januari 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 4765
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing tegemoetkoming loonkosten NOW 1 wegens ontbreken loonsom op peildatum

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 november 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, vertegenwoordigd door mr. G.C. Haulussy, en de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, vertegenwoordigd door mr. J.J. Grasmeijer. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor een tegemoetkoming in de loonkosten op grond van de NOW 1-regeling. Eiser had op 6 april 2020 een aanvraag ingediend voor zijn eenmanszaak, maar deze werd afgewezen omdat op de peildatum van 15 maart 2020 geen loonsom beschikbaar was. De rechtbank oordeelde dat correctieberichten op de loonaangifte na de peildatum niet in aanmerking worden genomen en dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij in een uitzonderingssituatie verkeerde die hem in staat had moeten stellen om zijn aanvraag te completeren. De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de aanvraag door verweerder terecht was en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak benadrukt de strikte toepassing van de peildatum in de NOW 1-regeling en de bewijslast die op de aanvrager rust.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/4765

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 november 2020 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. G.C. Haulussy),
en
de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,namens deze de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), verweerder
(gemachtigde: mr. J.J. Grasmeijer).

Procesverloop

Bij besluit van 14 april 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om een tegemoetkoming in de loonkosten op grond van de Eerste tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid (NOW 1) afgewezen.
Bij besluit van 8 juni 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 oktober 2020. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, vergezeld van mr. M.C. Puister.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat bij de beoordeling uit van de volgende feiten en omstandigheden. Eiser heeft op 6 april 2020 een aanvraag voor een tegemoetkoming in de loonkosten op grond van de NOW 1 ingediend voor zijn eenmanszaak [eenmanszaak] . Bij het primaire besluit heeft verweerder deze aanvraag afgewezen.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd. Daartoe heeft verweerder het volgende overwogen. Bij de beoordeling van de aanvraag wordt uitgegaan van de gegevens uit de loonaangifte dan wel de aanvullingen daarop over de maand januari 2020 die zijn ingediend op uiterlijk 15 maart 2020, de peildatum. Op de peildatum was voor eisers onderneming geen sprake van een loonsom. De correctieberichten op de loonaangifte van na de peildatum worden niet meer meegenomen bij de bepaling van de loonsom. De NOW 1 geeft niet de mogelijkheid om af te wijken van de peildatum.
3. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit. Hij voert aan dat de rechtsvorm van zijn onderneming tot 13 oktober 2019 een vennootschap onder firma was. Na het uittreden van de andere vennoot heeft eiser bij de Kamer van Koophandel (KvK) gemeld dat hij de onderneming als eenmanszaak zou voortzetten. De KvK heeft de onderneming op 18 oktober 2019 ten onrechte geregistreerd als ontbonden en beëindigd. Eiser heeft dit in januari 2020 ontdekt, waarna de KvK de foutieve wijziging op 4 maart 2020 met terugwerkende kracht heeft hersteld. Als gevolg hiervan kon eiser zijn financiële verplichtingen niet nakomen. Het UWV en de Belastingdienst konden de juiste gegevens van eiser niet inzien. Eiser kon op het moment dat hij de aanvraag voor de NOW 1 indiende, aldus geen loonaangifte doen omdat hij nog niet over de benodigde gegevens, waaronder een sectorcode, beschikte. Verweerder had eiser in de gelegenheid moeten stellen zijn aanvraag compleet te maken. Eiser heeft de sectorcode bij brief van 12 mei 2020 van de Belastingdienst ontvangen. Dat eiser pas vanaf 2 juni 2020 loonaangifte kon doen, betekent niet dat hij in de periode daar voorafgaand geen loonkosten had. Het is buiten eisers schuld dat hij pas na de peildatum loonaangifte kon doen. Eiser betoogt dan ook dat hij recht heeft op een tegemoetkoming in de loonkosten nu hij aan de hiervoor gestelde voorwaarden voldoet.
4. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
4.1
Op grond van artikel 5, aanhef en onder c, van de NOW 1 wordt de subsidieverlening geweigerd, indien of voor zover geen loongegevens beschikbaar zijn in de polisadministratie, bedoeld in artikel 33 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, over de aangiftetijdvakken, bedoeld in artikel 10, tweede tot en met vierde lid en artikel 7, zevende lid.
4.2
Op grond van artikel 10, tweede lid, wordt voor de loonsom uitgegaan van het loon over het eerste aangiftetijdvak van het jaar 2020. Dat is dus januari 2020. Op grond van het vijfde lid van dit artikel worden de in aanmerking te nemen gegevens uit de loonaangifte van de werkgever beoordeeld op grond van de loonaangifte zoals die uiterlijk op 15 maart 2020 is ingediend, alsmede de aanvullingen daarop die uiterlijk op die datum hebben plaatsgevonden.
4.3
De in artikel 10, vijfde lid, van de NOW 1 genoemde peildatum van 15 maart 2020 is een harde datum waarvan niet kan worden afgeweken. Blijkens de Toelichting bij deze regeling (Staatscourant 2020, 19874) is een peildatum nodig omdat een werkgever de loonaangifte met terugwerkende kracht kan corrigeren door middel van correctieberichten. Deze datum is vastgesteld op 15 maart 2020, een datum die gelegen is vóór de aankondiging van deze regeling ter beperking van fraude- en misbruikrisico’s. Correctieberichten op de loonaangifte van na 15 maart 2020 worden daarom niet meer meegenomen in de bepaling van de loonsom. De wetgever heeft er bewust voor gekozen om in de NOW 1-regeling geen hardheidsclausule op te nemen. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat desondanks in uitzonderingsgevallen van de peildatum kan worden afgeweken. Ten aanzien van dergelijke uitzonderingen hanteert verweerder immers een buitenwettelijk begunstigend beleid, wat inhoudt dat van de peildatum kan worden afgeweken als er op uiterlijk 15 maart 2020 bij de Belastingdienst uitstel is gevraagd voor het doen van loonaangifte, de Belastingdienst dit akkoord heeft gevonden en het niet kunnen doen van aangifte het gevolg is geweest van een calamiteit.
4.4
Uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep, waaronder de uitspraak van 15 februari 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:BZ1207, volgt dat bij besluiten op aanvraag de bewijslast voor de feiten die tot het nemen van de gevraagde besluiten leiden, in hoofdzaak bij de aanvrager ligt en voor deze bewijslastverdeling te meer grond is indien de te bewijzen feiten liggen binnen de invloedsfeer van de aanvrager. In bezwaar heeft verweerder eiser in de gelegenheid gesteld nader te onderbouwen dat hij buiten zijn schuld niet tijdig loonaangifte over de maand januari 2020 heeft kunnen doen. Eiser heeft hierop het correctiebericht van de KvK van 4 maart 2020, een verzoek aan de Belastingdienst om uitstel van betaling van 2 mei 2020 en een brief van de Belastingdienst van 2 mei 2020 waarin dit verzoek is toegewezen, overgelegd. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat hij het buitenwettelijk begunstigend beleid niet heeft kunnen toepassen nu de ontbinding van eisers onderneming op 4 maart 2020 is hersteld en eiser niet vóór de peildatum maar eerst op 2 mei 2020 om uitstel heeft gevraagd bij de Belastingdienst. Desgevraagd heeft eiser ter zitting verklaard dat hij tussen 4 maart 2020 en de peildatum geen contact heeft gehad met de Belastingdienst of anderszins actie heeft ondernomen met betrekking tot de loonaangifte over januari 2020.
4.5
Hoewel eiser de complexe omstandigheden ten aanzien van zijn onderneming duidelijk ter zitting naar voren heeft gebracht, kan daarin toch geen reden zijn gelegen het beroep te honoreren. Zonder afbreuk te doen aan deze omstandigheden, heeft eiser (daarmee) immers geen concrete en verifieerbare onderbouwing gegeven voor het feit dat hij tussen 4 maart 2020 en de peildatum geen actie zou hebben kunnen ondernemen voor wat betreft het ontbreken van de loonsom. Dit betekent dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij een beroep kan doen op een uitzonderingssituatie zoals deze door verweerder is toegelicht en aldus in zijn geval af moet worden geweken van de peildatum.
4.6
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder eisers aanvraag om een tegemoetkoming in de loonkosten op grond van de NOW 1 terecht en op goede gronden heeft afgewezen.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. O.M. Harms, rechter, in aanwezigheid van mr. J.P.G. van Egeraat, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 november 2020.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.