ECLI:NL:RBDHA:2020:13681
Rechtbank Den Haag
- Mondelinge uitspraak
- G.J. Tingen
- A.K. Mireku
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid van de rechtbank in verzoek om beschermd wonen door ongedocumenteerde vreemdeling
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 november 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een ongedocumenteerde vreemdeling, eiser, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder. Eiser had verzocht om beschermd wonen, maar de rechtbank heeft zich onbevoegd verklaard. De rechtbank ontving het beroepschrift van eiser op 30 januari 2020, na een niet-ontvankelijk verklaring van het bezwaar tegen de opvangmogelijkheden voor vreemdelingen zonder rechtmatig verblijf. De zitting vond plaats via een Skype-verbinding vanwege coronamaatregelen, waarbij beide partijen vertegenwoordigd waren door gemachtigden. Na sluiting van het onderzoek op de zitting heeft de rechtbank mondeling uitspraak gedaan.
De rechtbank heeft in haar motivering vastgesteld dat eiser geen recht heeft op beschermd wonen, omdat er geen publiekrechtelijke grondslag is voor zijn verzoek. Eiser is een vreemdeling zonder verblijfsrecht met medische problemen en had eerder verzocht om plaatsing in een beschermde woonomgeving. De staatssecretaris had in een brief van 18 september 2019 aangegeven dat eiser zich voor onderdak kan melden bij een vrijheidsbeperkende locatie en voor beschermd wonen bij de gemeente op basis van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo).
De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris voldoet aan zijn verplichtingen uit het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden door de mogelijkheid van onderdak in VBL's aan te bieden, mits de migrant meewerkt aan zijn vertrek uit Nederland. De rechtbank oordeelt dat er geen wettelijke verplichting bestaat voor de staatssecretaris om eiser te voorzien van beschermd wonen, en verklaart zich daarom onbevoegd om het beroep te behandelen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.