ECLI:NL:RBDHA:2020:13460

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 december 2020
Publicatiedatum
28 december 2020
Zaaknummer
C/09/540243 / HA ZA 17-1018
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van de politie voor letsel opgelopen door verdachte tijdens celprocedure

In deze bodemzaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 december 2020 uitspraak gedaan in een civiele procedure waarin [eiser] de Nationale Politie aansprakelijk stelde voor letsel dat hij had opgelopen tijdens een celprocedure. De zaak volgde op een tussenvonnis van 10 april 2019, waarin de rechtbank de bewijslast had omgekeerd en de politie had toegelaten tot bewijsvoering. De politie had gesteld dat [eiser] neus was gebroken door een attentietik van een agent, die bedoeld was om hem tot knielen te bewegen. De rechtbank heeft de verklaringen van de betrokken agenten en getuigen beoordeeld, evenals camerabeelden van de incidenten. De rechtbank concludeerde dat de politie niet opzettelijk geweld had gebruikt en dat de handelwijze van de politie voldeed aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. De rechtbank oordeelde dat de politie niet aansprakelijk was voor de opgelopen schade en wees de vordering van [eiser] af. Tevens werd [eiser] veroordeeld in de proceskosten van de politie, die op € 3.333 werden begroot.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/540243 / HA ZA 17-1018
Vonnis van 30 december 2020
in de zaak van
[eiser], te [plaats] ,
eiser,
advocaat mr. B.M.E. Drykoningen te Utrecht,
tegen
DE NATIONALE POLITIE, te Den Haag,
gedaagde,
advocaat mr. E.P. Ceulen te Arnhem.
Partijen zullen hierna [eiser] en de politie genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 10 april 2019 (hierna: het tussenvonnis);
- het proces-verbaal van de enquête van 14 november 2019;
- het proces-verbaal van de enquête en de contra-enquête van 26 november 2019;
- de conclusie na enquête van [eiser] van 17 juni 2020;
- de conclusie na enquête, tevens akte uitlating producties van de politie van 17 juni 2020, met producties;
- de antwoordconclusie na enquête van de politie van 15 juli 2020;
- de rolzitting van 15 juli 2020, waarbij aan [eiser] een akte niet-dienen is verleend met betrekking tot een reactie op de door de politie op 17 juni 2020 overgelegde producties.
1.2.
Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
In deze zaak staat centraal of de politie aansprakelijk is wegens mishandeling van [eiser] in een ophoudcel.
2.2.
In het tussenvonnis (ECLI:NL:RBDHA:2019:3431, RAV 2019/57, JA 2019/105) heeft de rechtbank de bewijslast omgekeerd en heeft zij de politie toegelaten tot het bewijs van haar stelling dat [eiser] neus is gebroken doordat politieagent [de agent ] hem tijdens de celprocedure een, op zijn dijbeen gerichte, attentietik wilde geven om hem tot knielen te bewegen maar dat, ten gevolge van een ongelukkige samenloop van omstandigheden, [de agent ] knie onbedoeld tegen [eisers] neus aan kwam.
2.3.
De politie heeft in de enquête als getuigen voorgebracht:
- [de agent ] (hierna: [de agent ] ), politieagent;
- [A] (hierna: [A] ), werkzaam voor de politie;
- [B] (hierna: [B] ), coördinator recherche bij de politie;
- [Hoofdagent] (hierna: [Hoofdagent] ), hoofdagent bij de politie.
2.4.
Daarnaast heeft de politie bij conclusie na enquête nog overgelegd:
- de in het tussenvonnis bedoelde camerabeelden (productie 14);
- het Rapport meldingsformulier geweldsaanwending, registratienummer [nummer] (productie 15);
- een e-mailbericht van [de agent ] aan mr. Ceulen van 11 januari 2018 (productie 16).
2.5.
[eiser] heeft in de contra-enquête zichzelf als getuige doen horen.
2.6.
[de agent ] heeft, voor zover thans van belang, het volgende verklaard:
“Meneer was erg wederspannig bij aankomst op het bureau. Hij wilde niet zelfstandig uit de bus komen, hij is daarmee geholpen; we hebben hem moeten tillen of trekken uit de bus. Er zat weinig schot in de zaak. Tijdens het eerste gedeelte in de gang is meneer getild iets voorbij de entree en toen is het te voet verder gegaan met z'n drieën.
De tekening van het bureau zal worden toegevoegd aan het proces-verbaal. OC is observatiecel. Wij hebben de poort van de binnenplaats gebruikt voor het uitgaande verkeer naar de openbare weg, dat is de meest korte route. We zijn met de bus de binnenplaats opgekomen. Toen rechts uitgestapt, naar binnen, naar de tweede cel. Ik weet niet meer of de deur van de cel naar buiten of naar binnen open gaat. Ik weet dat er een wc in de cel zit, maar niet op welke plek.
Meneer is in eerste instantie getild tot iets voorbij de deur van de hal en hij is op enig moment daarna gaan lopen, ik vermoed in de hal. Vervolgens is hij vooruit gelopen naar de cel. Ik weet niet meer of hij gebukt gelopen heeft. Ik weet niet meer wat ik op de beelden heb gezien hoe wij op de cellengang liepen. Ik stond aan de rechterzijde van meneer en meneer [B] links. Op deze wijze zijn wij de cel ingelopen. We zijn naar de achterzijde van de cel gelopen richting het matras met kunststof eromheen op een betonnen verhoging. De betonnen verhoging is op kniehoogte. We wilden dat verdachte op zijn knieën ging zitten zodat we onder controle de procedure konden uitvoeren. Meneer zou op de vloer op zijn knieën moeten zitten zodat hij met zijn bovenlichaam op het matras kon liggen. Dat is onderdeel van een vaste werkwijze. Meneer wilde dit niet. Hij werd gewaarschuwd dat hij mee moest werken en op z'n knieën moest gaan zitten. Ik weet niet meer wat ik exact gezegd heb. Er werd gezegd indien niet wordt meegewerkt zal geweld worden gebruikt.
Ik weet zeker dat ik meneer gewaarschuwd heb. Het kan dat dit niet in het proces­verbaal staat vermeld. In de Politiewet staat ook dat er gewaarschuwd moet worden voordat er geweld wordt gebruikt. Het kan dat ik het niet heb opgenomen in het proces-verbaal, maar ik weet niet waarom. De waarschuwing: je legt uit wat je gaat doen, maar niet tot in detail. Een cel procedure doe je als een verdachte niet meewerkt en die geweld gebruikt. Dit doe je door de verdachte vast te pakken, geklemd te houden en geknield voor een bed te zetten. We proberen altijd aan te geven wat er verwacht wordt. Ik leg altijd uit dat iemand op z'n knieën moet, stap naar links, armen naar voren etc. Ik weet het niet precies meer, maar ik vermoed dat ik heb aangegeven wat er anders zou gebeuren. Ik weet woordelijk niet meer wat er gezegd is in de cel. We gaan in principe uit van de medewerking van de verdachte en als dit niet gaat kijken we naar de mogelijkheden. Er zijn geen vaste technieken want dit is casusafhankelijk. Soms pak je iemand aan de broekspijp en trek je hem onderuit, een slag in de knieholte of pas je een pijnprikkel toe. Ik weet niet meer of meneer [eiser] rechtop stond of iets naar voren gebogen. In dit geval werkte meneer niet mee en we wilden hem onder controle brengen. Ik hoor de rechter­commissaris vragen of ik wil voordoen hoe meneer [eiser] stond op het moment dat ik hem een knietje heb gegeven. Ik doe dat even voor. Uiteindelijk heb ik hem een knietje gegeven. Ik heb gemikt op het been aan de achterzijde, net boven de knieholte, daar zit een spierbundel. Je wil dan dat iemand door z'n knieën zakt; je creëert een schrikeffect. De verdachte ziet de knie niet aankomen dus er ontstaat onbalans, verdachte zakt door de knie en zo kan je diegene op z'n knieën krijgen. Ik weet niet hoe meneer stond, maar ik vermoed gebogen. Anders was het niet misgegaan. Ik stond rechtsachter meneer [eiser] .
Het blijft lastig wat er echt gebeurd is, maar ik herinner mij dat ik afstand nam en heb hem met mijn linkerknie een knietje willen geven terwijl ik rechts stond, omdat ik linkshandig ben. Ik stond dicht op meneer, omdat je dan de meeste controle hebt. Je wil zorgen dat meneer op z'n knieën gaat zitten dus ik nam wat afstand om een knietje te geven. Om een knietje te kunnen geven is het nemen van afstand nodig. Ik heb meneer daarvoor ook moeten loslaten en de controle moeten opgeven. Ik weet niet of ik toen nog fysiek contact had met meneer. Vervolgens heeft meneer zijn lichaam naar mij toegedraaid, precies op het moment dat ik hem de knie gaf. Dit gebeurde in een fractie van een seconde. De knie belandde daardoor niet in de knieholte maar in het gezicht van meneer. Ik vermoed nu dat meneer mijn kant op heeft bewogen omdat hij ruimte ervoer omdat ik hem los had moeten laten om een knie te kunnen geven.
Op het moment dat de knie in het gezicht belandde, werd het lichaam van meneer meteen slap. Ik zag volgens mij ook bloed op het matras ontstaan, ik weet dat niet zeker. Hij was voorover gebogen, dat kan niet anders, want anders zou ik niet met mijn knie op zijn gezicht terechtgekomen zijn. Met zijn lichaam bewoog hij richting het matras en hij lag toen na het knietje voorover gebogen op het matras. Ik denk dat hij buiten bewustzijn was, omdat hij in eerste instantie niet meer reageerde op wat wij zeiden.
Mijn eigen reactie was dat ik mij wild schrok en mij zorgen maakte over het welzijn van meneer. Ik dacht dat ik hem dood had gemaakt. Ik weet niet wat voor handelingen ik op dat moment heb verricht en ik weet ook niet wat de rol van de anderen was. Ik heb daarna melding gemaakt van het geweld dat ik heb gepleegd. Ik denk dat degenen die aanwezig waren in de cel, waaronder ik, zich over meneer hebben ontfermd. Ik weet niet precies wat er gezegd en gedaan is.
Meneer [B] was in de cel. Ik weet dat er ook anderen aanwezig waren. Bij de deur van de cel heeft iemand gestaan, ik denk meneer [A] . Mevrouw [C] pakte de spullen aan die uit de fouillering van meneer kwamen. Ik heb achteraf gesproken met [B] en [C] , omdat de kwestie op mij een grote impact heeft gehad. Ik heb niet recent inhoudelijk over deze kwestie met [B] of anderen gesproken.
(…)
Ik hoor de rechter-commissaris voorlezen wat Meneer Vis aan de politierechter heeft bericht op 27 maart 2014. Ik kan het me niet herinneren dat ik nog een keer de cel in ben geweest, als ik dat al was. Ik weet niets over het naar een hand wijzen en aan een hand plukken. Ik weet ook niet hoe ik dat moet opvatten. Ik hoor meneer [eiser] zeggen dat het om handschoenen ging. Ik weet dat nadat we de cel zijn uitgegaan dat er hulp verleend moest worden en deze mensen moeten dus de cel zijn in geweest. Ik weet dat er een andere eenheid met meneer naar het ziekenhuis is gegaan. Ik kan me voorstellen dat die twee collega's, ik zou dit kunnen zijn geweest maar ik kan mij daar niets van herinneren, de cel in zijn gegaan en latex handschoentjes aan hadden gedaan om contact met bloed te voorkomen, maar dit is een invulling van mijn kant.
In reactie op de beschrijving van mr. Vis dat meneer zich niet verzette op het moment van het transport uit de bus naar de cel, omdat dit zou blijken uit de camerabeelden zeg ik het volgende. Verdachte werkte niet mee en dat is ook een vorm van verzet. Dit blijkt niet uit de beelden, want dit gebeurde in de bus. Ook verbaal geweld en niet meewerken kan een vorm van verzet zijn, maar dat is niet te zien op de beelden. Ik ga niet iemand nodeloos uit een bus trekken als dat niet nodig is.
Ik hoor de rechter-commissaris voorlezen wat collega [D] heeft verklaard. Ik denk dat ik weet wie [D] is. Er was een burger in blauw aanwezig die een dagje meeliep, zij heet [naam] . De mensen die er waren op het bureau, waren al op de cellengang, er zijn geen mensen bij gehaald nadat het was misgegaan bij het geven van het knietje. Ik heb bij de hulpofficier gemeld dat ik geweld heb gebruikt en wat er is gebeurd, de aanleiding daarvan moet ook besproken worden.
(…)
Ik weet niet precies meer hoeveel afstand ik heb genomen van de verdachte toen ik hem een knietje wilde geven, maar het moet armlengte geweest zijn denk ik.
Ik hoor u voorlezen een passage uit de dagvaarding, paragraaf 6 op pagina 3. Ik heb meneer niet meerdere klappen op het achterhoofd gegeven, ik heb dit ook niet collega's zien doen, het kan dat zijn hoofd naar beneden is geduwd, maar ik heb het niet gezien. Het is een vorm van controle houden. Ik weet niet wanneer dit zou zijn gebeurd, maar ik kan me voorstellen dat het hoofd naar voren is geduwd om de verdachte te dwingen door de knieën te gaan en als dit niet helpt grijp je door naar andere maatregelen. Door op het hoofd of op de rug te drukken kan er controle worden gehouden over de verdachte.
Het kan een onderdeel van de cel procedure zijn om iemand met zijn hoofd naar voren te duwen om controle te houden. Ik weet niet of het hoofd van meneer naar beneden is geduwd en ook niet als dit is gebeurd, wanneer dit precies is gebeurd.
(…)
Ik kan me niet herinneren dat meneer [B] het hoofd van meneer [eiser] naar beneden heeft geduwd. Het zou kunnen zijn dat meneer zijn hoofd al laag had. Bij het insluiten van een niet coöperatieve verdachte beginnen we altijd eerst met verbaal te waarschuwen en als dat geen effect heeft gaan we pas duwen en daarna pas ingrijpendere maatregelen treffen. Daar zit een opbouw in.
(…)
Op de vraag waarom ik ervoor heb gekozen iemand pijn te doen in plaats van een knietje geven in de knieholte antwoord ik als volgt. Er zit een opbouw in, zoals al is uitgelegd. Als er niet aan minder verstrekkende maatregelen wordt voldaan dan komt er geweld bij kijken na waarschuwing. Er is hiervoor gekozen en niet voor de knieholte, omdat dat het schrikmoment geeft en het been gaat knikken. Ik was ambtshalve boos maar persoonlijk niet. Je moet als politieagent je werk uitvoeren, verdachten hebben de plicht mee te werken en als ze dit niet doen moet het in verband met de veiligheid wel gebeuren en moet ik ervoor zorgen dat ze alsnog gaan meewerken. Soms is het nodig je stem te verheffen of duidelijke taal te gebruiken.
U vraagt mij of het mij vaker is gebeurd dat er iets misging bij het geven van een knietje. Nee dat is mij niet vaker gebeurd. Voor het geven van een knietje is niet veel kracht nodig. Ik heb niet hard een knietje gegeven, naar mijn weten. Ik dacht dat meneer [eiser] dood was omdat hij niet bewoog en slap was en het knietje in het aangezicht van meneer belandde en in dit geval werd de neus geraakt en dat kan slecht aflopen.
Ik hoor mr. Drykoningen zeggen dat in het door mij opgemaakte proces-verbaal staat dat meneer [eiser] stond in een hoek van ongeveer 90 graden. Ik heb het proces-verbaal de dag erna gelijk opgemaakt naar waarheid. Ik weet nu niet meer hoe alles precies is gegaan, maar het is gegaan zoals hoe ik het toen heb opgeschreven.
Ik weet niet waarom iemand naar beneden komt in plaats van naar boven op het moment dat er afstand wordt genomen en de druk wordt losgelaten. Ik weet niet precies wat er in iemands hoofd om gaat. Op het moment dat ik meneer [eiser] moest loslaten om hem een knietje te geven werd hij nog wel onder controle gehouden door collega [B] .
(…)
Bij IBT worden geen technieken aangeleerd die gericht zijn op knieholtes. In stresssituaties wordt fijne motoriek grof vanuit het oogpunt van de agent, het is moeilijk mikken op kleine onderdelen van het lichaam, daarom mik je op grote spiergroepen. Bij IBT wordt aangeleerd te mikken op grote spiergroepen. Dus daardoor heb ik ervoor gekozen om niet op de knieholte te richten maar op de spiergroep. Ik wilde onder controle de procedure afronden. Een blauwe plek zou het ergste zijn wat je aan een knietje kan overhouden.”
2.7.
[B] heeft, voor zover thans van belang, het volgende verklaard:
“ [eiser] was geen makkelijke verdachte. Wij liepen met [de agent ] richting de cellengang. Mijn collega [C] was erbij, maar ik weet niet wat haar functie was bij het vervoeren. Ik heb haar op de binnenplaats gezien. [A] was toen operationeel commandant, ik weet niet of hij op de binnenplaats was, maar hij was wel op het bureau. [eiser] werd vanuit de bus naar de ophoudcel gebracht. Ik kan me niet goed herinneren wat er is gebeurd, er stond in het proces-verbaal dat hij zich slap hield. Dit zie je vaker bij verdachten in verzet. We hebben hem volgens mij niet achteruit laten lopen. Ik weet dat we hem met het hoofd vooruit richting de deur van de cel hebben vervoerd, daarbij hou je hem ook vast. Ik weet niet meer precies waar ik [eiser] vastgehouden heb, maar vermoedelijk was dat onder zijn oksel om te voorkomen dat hij naar voren zou vallen met zijn handen geboeid op zijn rug. Ik weet niet of iemand zijn hoofd heeft vastgehouden. Ik weet dat [de agent ] en ik in de cel waren en [A] achter ons buiten de cel. Ik was gefocust op de veiligheid van de verdachte. Ik kan u nu niet precies zeggen wie er verder bij waren, omdat ik gefocust was op het omgaan met de verdachte. Als je wordt uitgescholden en heftige dingen meemaakt reageer je daar op door adrenaline aan te maken. Ook ik heb daar last van gehad, maar ik kan ermee omgaan want ik ben daar op getraind en op geselecteerd.
Op de vraag van de rechter-commissaris teken ik waar [eiser] , [de agent ] en ik stonden ten tijde van het voorval. [eiser] stond iets voor [de agent ] en mij. Volgens de cel procedure wilden wij [eiser] met zijn bovenlichaam op het matras hebben en hem met z'n knieën op de grond laten zakken zodat we hem konden fouilleren, maar dit deed meneer niet. Hij hield zich strak op dat moment in de cel. We vroegen hem te knielen, ik denk dat wij dat allebei hebben gedaan, want dat is gebruikelijk. Ik zag [de agent ] geschrokken kijken en vervolgens hoorde ik meneer zeggen ik werk mee ik werk mee, vervolgens werd [eiser] slap en toen zag ik ineens bloed uit zijn neus komen. De conclusie was dat hij het knietje van [de agent ] tegen zijn neus heeft gekregen, dit deed hem iets en daardoor heeft hij meegewerkt; dit heb ik gelezen in het proces-verbaal. Ik kan mij dit ook zo nog wel herinneren. Ik weet niet of [de agent ] [eiser] ook heeft gewaarschuwd. Ik ga er vanuit dat ik [eiser] heb gewaarschuwd, omdat ik dat altijd doe. Wij zijn verplicht om iemand te waarschuwen bij het gebruik van geweld, daar ben ik ook op getraind en ik probeer de-escalerend te werken, dit doe ik bij iedere aanhouding of vervoer van een verdachte en ik kan me haast niet voorstellen dat het hier niet is gebeurd.
Ik was ook geschrokken van het bloed en de neus, maar je maakt toch de procedure af. Ik kan het me niet herinneren dat [eiser] buiten bewustzijn is geweest. Hij was slap maar niet in de zin van buiten bewustzijn, want hij zei ook nog ik werk mee. [eiser] is uiteindelijk volgens mij vervoerd naar het ziekenhuis, maar dat heeft [A] geregeld denk ik. Ik weet niet meer hoe dat precies gegaan is. Ik ben niet zelf nog een keer de cel in geweest, denk ik. Ik ben eruit gegaan om even te evalueren wat er is gebeurd en toen ben ik het bekende papierwerk gaan doen, het opmaken van het proces-verbaal van bevindingen en van de aanhouding. Er is een melding gedaan van het toegepaste geweld denk ik. Normaal gesproken doe ik dat altijd zelf, maar ik kan me dat niet herinneren, toentertijd moesten we aan onze meerdere melden wat er gebeurd was, dit was [A] en die was al ter plaatse. Ik weet niet of ik het aan een hulpofficier heb gemeld.
Ik kende [eiser] niet voor dit voorval. Ik was niet boos op [eiser] .
U houdt mij voor de waarnemingen van de strafrechtadvocaat mr. Vis . Ik hoor de rechter-commissaris zeggen dat mr. Vis deze bevindingen heeft neergelegd in een brief van 27 maart 2014 aan de politierechter. U vraagt mij of het mogelijk is dat collega [A] ook in de cel is geweest. Het kan zijn dat collega [A] de hele tijd in de cel is geweest, hij stond achter mij en ik heb niet in de gaten gehouden wat hij deed. Het zou kunnen dat hij de cel is in gegaan, maar ik heb het niet gezien en ik kan het mij niet herinneren. Ik was gefocust op de verdachte. Ik hoor de rechtbank zeggen dat mr. Vis op de camerabeelden zou hebben gezien dat een van de verbalisanten die in de cel is geweest herhaaldelijk naar zijn hand wees en aan zijn hand plukte. Ik heb geen idee wat er bedoeld wordt met aan een hand plukken of ernaar wijzen. Het is voor mij geen bekend gebaar, ik heb niet gezien dat dat werd gebruikt op Bureau Hoefkade . Het plukken aan handschoenen zegt mij ook niks. Plastic handschoenen doe ik wel aan als ik in aanraking kom met een verdachte die bloed heeft ook vanwege mijn eigen veiligheid, indien de situatie zich ervoor leent. Dat zijn dan blauwe handschoenen. Ik weet dat als je plastic handschoenen draagt en je moet dit langere tijd doen je handen gaan zweten. Dat is voor mij een reden om wel eens aan een handschoen te plukken.
(…)
U houdt mij voor een passage op bladzijde 3 paragraaf 6 van de dagvaarding; ik herinner mij niet dat iemand klappen heeft gegeven op het achterhoofd van [eiser] . Ik doe dat niet, dat is niet mijn stijl en ik heb dit ook niet gezien bij [de agent ] of [A] . Anders had ik mij dat wel kunnen herinneren want ik vind het geen normaal gedrag om iemand in de boeien een klap te geven. Er is niet getrapt of geschopt. [de agent ] stond dichtbij de verdachte, dus een trap geven lijkt mij erg sterk. Een knietje zou kunnen maar ik heb dat niet gezien. Ik zag alleen [de agent ] geschrokken kijken en toen zag ik het bloed. Het lichaam van de verdachte was in mijn blikveld, dus ik zag niet wat er tussen hem en [de agent ] is gebeurd. Het klopt dat ik groter ben dan [eiser] , maar ik heb het niet gezien.
(…)
Ik wist niet dat [de agent ] een knietje ging geven. Dit is niet aangekondigd.”
2.8.
[A] heeft, voor zover thans van belang, het volgende verklaard:
“Er is een vaste celprocedure. De verdachte wordt binnengebracht en als hij recalcitrant is gaat hij niet langs de balie maar direct naar de ophoudcel. Middels een controletechniek wordt verdachte onder controle gehouden, hij wordt gefouilleerd en van zijn bezittingen ontdaan. De handboeien worden verwijderd. Dan gaan de politieagenten de cel uit en wordt de verdachte voorgeleid voor de hulpofficier van justitie. Als een verdachte meewerkt gaat een verdachte via de voorgeleidingsbalie waarna feitelijk dezelfde procedure wordt gevolgd, maar waarbij de verdachte niet onder controle hoeft te worden gehouden. Maar dan werkt de verdachte zelf mee. Hij doet zelf zijn bezittingen af en gaat dan alsnog naar een ophoudcel.
Het zou kunnen dat ik op de binnenplaats klaarstond toen de politiebus met [eiser] erin binnenkwam. Ik weet wel dat er gevraagd werd of de hekken open konden van het politiebureau omdat er sprake was van een agressieve en vervelende verdachte. Met licht en sirenes kwamen collega's toen met verdachte aan in de politiebus. De politiebus kwam vanaf de openbare weg de binnenplaats oprijden. Er is geen gebruik gemaakt van de route via de voorgeleidingsbalie waar de hulpofficier zijn vertrek heeft en zijn voorgeleidingen doet, maar ze zijn door een andere deur die openstond direct de cellengang in gegaan en [eiser] is in een van de ophoudcellen geplaatst. Op uw verzoek teken ik hierbij een schets van de binnenplaats en van de cellengang met de cel met daarop een van de cellen waarin [eiser] is geplaatst. Met de OPCO ruimte wordt bedoeld de ruimte van de operationeel commandant. Ik was destijds operationeel commandant.
(…)
Ik weet niet waar ik was bij het insluiten van meneer [eiser] , of ik in de cel was of bij de deur of erbuiten.
Wat ik verklaard heb in het proces-verbaal van bevindingen op 16 november 2014, zo zal het zijn gebeurd denk ik.
U houdt mij voor een passage uit het proces-verbaal van [D] . Ik hoor het u zeggen, maar ik kan me er niks van herinneren. Ik ben 16 jaar politieagent, ik heb veel meegemaakt, maar ik kan me dit niet herinneren. Ik twijfel niet over mijn processen-verbaal van bevindingen en ook niet aan dat van [D] . Het zou dus kunnen dat ik wel in de cel ben geweest waarin meneer [eiser] werd ingesloten, maar ik herinner me dat niet. U wijst mij erop dat meneer [eiser] neus is gebroken toen hij in de ophoudcel was. Dat er mogelijk bloed te zien was en dat meneer [eiser] het bewustzijn heeft verloren. U vraagt mij hoe het kan dat ik mij dit voorval niet kan herinneren. Het gebeurt vaker dat verdachten knock out gaan in mijn aanwezigheid, zeker in het geval zij alcohol of middelen hebben gebruikt. Ik heb zoveel meegemaakt dus ik schrik daar niet van, we hebben er wel naar gehandeld, want hij is naar het ziekenhuis gebracht.
Ik herinner me verder helemaal niets van wat er in de cel gebeurd is. Ik heb een proces-verbaal opgemaakt dat meneer [eiser] naar het ziekenhuis vervoerd is, ik hoor de rechter-commissaris zeggen dat dat productie 10 bij conclusie van antwoord is. Tot van het weekend wist ik niet eens dat ik hem naar het ziekenhuis heb gebracht, maar ik heb dat gelezen in mijn eigen proces-verbaal en alles wat er in dat proces-verbaal staat, daar sta ik achter.
(…)
U houdt mij voor de passage uit de dagvaarding van mr. Drykoningen, pagina 3 onder 6. Ik kan mij niet herinneren dat ik meneer heb geschopt of geslagen. Sterker nog ik weet het zeker dat ik dat niet heb gedaan. Anders had ik daar een proces­verbaal van bevindingen van opgemaakt en had ik de procedure inzake melding van geweld van de politie gevolgd.
(…)
Er zijn meerdere controletechnieken, zoals de verdachte op zijn knieën laten plaatsnemen en dan zijn voeten over elkaar kruizen dan wel hem uit balans tegen de muur aan zetten. Verder kun je ook druk geven achter de oren, dat geeft een vervelende pijnprikkel of je kunt de armen laten overstrekken. Tijdens deze procedure wordt er doorlopend gecommuniceerd met de verdachte. Uiteraard heb ik de cel procedure zelf ook weleens toegepast. Bij die procedure komt het voor dat verdachten op hun knieën moeten worden gezet om zo de veiligheid van mijzelf, collega's en de verdachte te garanderen. Zo wordt de verdachte immobieler. Eerst vraag ik dan de verdachte om op z'n knieën plaats te nemen. Als hij niet luistert zat er gepast geweld gebruikt worden, zoals een drukpunt achter de oren en dan kan je iemand begeleiden naar de grond. De regels zijn dat je blijft communiceren, aangeleerde controletechnieken toepast en anders gepast geweld. Je kan ook bijvoorbeeld aan de boeien draaien want dan zal de verdachte ook door de knieën gaan, meestal is het zeggen dat er moet worden geknield alleen al voldoende. Het geven van een knie is een aangeleerde afhoudtechniek binnen IBT. Als een verdachte onder invloed is en niet meewerkt dan voelen ze vaak geen pijn en kan er ander geweld nodig zijn. Ter toelichting op het woord afhoudtechniek zeg ik dat een knietje effectief kan werken als je iemand niet dichterbij wil hebben die wel dichterbij komt.
(…)
De insluitingsfouillering op een normale wijze, stel er zijn handboeien om, in het gevat van een meewerkende verdachte worden de handboeien afgedaan en moet de verdachte zijn handen een voor een op de balie plaatsen en zijn armen en benen spreiden en dan wordt de verdachte gefouilleerd. Als er een niet meewerkende verdachte is, dan gebeurt dit zoveel mogelijk op dezelfde wijze, maar dan halen wij eerst de zakken leeg en wordt er gefouilleerd en daarna pas worden de transportboeien af gedaan. Dit gebeurt om de controle zo lang mogelijk in stand te laten.
Het ligt aan de situatie of ik aan een verdachte vraag om bij de cel procedure te knielen.
(...)
Ik heb in mijn proces-verbaal gelezen dat ik meneer naar het ziekenhuis heb gebracht. Ik hoor [eiser] zeggen dat hij in de politiebus toen met zijn hoofd tegen het raam werd aangeduwd, ik kan mij hier niets van herinneren en ik vind het ook niet interessant of hij naar mij kijkt of niet.
Ik hoor [eiser] zeggen dat hij bulten op zijn achterhoofd heeft. Ik heb geen idee wie [eiser] geslagen heeft.”
2.9.
[Hoofdagent] , destijds “burger in blauw” en thans hoofdagent bij de politie heeft, voor zover thans van belang, het volgende verklaard:
“Als burger in blauw kun je meekijken bij de politiewerkzaamheden. Ik werkte op het moment van het incident bij het OM en heb als burger in blauw meegekeken. Daarvoor heb ik een speciaal jasje meegekregen, daarop stond als ik het me goed herinner geschreven: burger in blauw. Op de vraag of ik nog weet hoe meneer [eiser] zich gedroeg in het politiebusje antwoord ik als volgt. Ik hoorde gebonk in het politiebusje en daaruit leid ik af dat meneer [eiser] ofwel met zijn hoofd of zijn voeten probeerde de ruit van de politiebus kapot te maken. Dit hield niet op. Ik zat op de bijrijdersstoel voorin. [de agent ] zat achter het stuur en ik hoor u zojuist de naam [B] noemen. [B] zat met [eiser] eerst op de bank achter ons. Ik herinner me dat ik schrok, omdat op een geven moment [B] met meneer [eiser] op tweede rij banken van het busje belandde. Dit gaf een harde klap. Omdat ik iets riep heeft [de agent ] hierop de politiebus stop gezet en is om de bus heen gelopen om aan [B] te vragen of hij hulp nodig had. [B] wilde graag snel naar het bureau, omdat de situatie er niet beter op werd. [B] heeft gedurende de rit geprobeerd meneer [eiser] in bedwang te houden.
Toen we bij het politiebureau aankwamen, ben ik uit de bus gestapt en heb ik zoveel mogelijk plaats gemaakt, omdat ik daar verder toch niets kon betekenen. Ik had wel nog zicht op wat er gebeurde. Ik zag dat er twee collega's klaar stonden. Dat was op de binnenplaats van politiebureau Hoefkade . Ik weet met de kennis van nu dat dit gebruikelijk is als er sprake is van een agressieve verdachte. [eiser] werkte niet mee, maar dat heeft hij vanaf het begin af aan niet gedaan. Ik weet dat meneer [eiser] geboeid was en dat zijn boeien omhoog werden gehouden, om zo te bemoeilijken dat hij nog andere stappen kon ondernemen, zoals bijvoorbeeld mensen trappen.
Ik weet niet meer of [eiser] meeliep. Ik ben wel meegelopen toen [eiser] naar de cel werd gebracht. Ik ben daar achteraan gelopen. Ik zag dat [eiser] in de cel stond, maar ik had moeite met mijn eigen positie te bepalen omdat ik het lastig vond om naar iets te kijken waar ik toch niets aan kon bijdragen. Ik kon toch niets betekenen, om die reden heb ik toen ik bij de cel stond één of meer stappen heb weggezet. Op het moment dat ik terug stapte had ik zicht op wat in de cel gebeurde en zag ik bloed. Ik vroeg wat er was gebeurd. Dat hoefde ik eigenlijk niet te doen want het was vrij snel duidelijk dat het bloed van [eiser] af kwam. [eiser] riep ook steeds en gebruikte daarbij woorden, zoals: kanker en gebroken neus. Ik heb niet gezien hoe het kwam dat de neus van [eiser] bloedde. Ik weet wel dat [eiser] gelijk naar het Westeinde is gebracht. Daar was ik bij, ik was mee geweest naar het Westeinde ziekenhuis. Aanvullend kan ik verklaren over het gedrag van [eiser] in de cel: hij was nog steeds verre van rustig. Ik heb nog nooit in mijn leven zo vaak het woord kanker in zo'n korte tijd gehoord. Ik heb gezien dat hij aanvankelijk rechtop stond. En toen ik op een later moment keek, zat hij op zijn knieën. Ik weet ook dat tegen [eiser] iets is gezegd met de strekking dat de agenten de cel uit wilden gaan en dat [eiser] rustig moest worden. Dat was voordat meneer [eiser] bloedde. Ik weet niet meer of destijds tegen [eiser] iets is gezegd met de strekking als u niet mee werkt dan moeten wij geweld gebruiken. Ik weet nu dat het belangrijk is, maar destijds was ik daar niet mee bezig.
Op de vraag wat ik mij nog kan herinneren van het vervoer naar het Westeinde ziekenhuis van [eiser] en het bezoek aan dat ziekenhuis met hem, antwoord ik als volgt. Ik weet nog dat ik voorin de politieauto zat en dat [eiser] achter mij zat. Wat er in het ziekenhuis is gebeurd, heeft achteraf bezien de meeste indruk op mij gemaakt. Ik had op dat moment nog niet veel mensen onder invloed gezien. Ik vond het heel heftig om te zien dat iemand die ervan uit gaat dat hij een gebroken neus heeft en veel bloed heeft in zijn gezicht en wiens neus was opgezwollen zo ver heen was dat hij nog meerdere malen met zijn knieën omhoog en tegelijkertijd met zijn hoofd naar beneden bewoog. Ik zal even voordoen wat meneer [eiser] deed. De rechter-commissaris neemt waar dat de getuige haar knieën naar boven beweegt en haar hoofd naar beneden beweegt, meerdere malen achter elkaar. Op dat moment had meneer [eiser] ook nog zijn boeien om. Dus had hij ook nog zijn handen op zijn rug. Deze beweging maakte meneer [eiser] wel meer dan twee keer.
De rechter-commissaris houdt de getuige voor wat mr. Vis in zijn brief van 27 maart 2014 aan de politierechter heeft geschreven en leest daarbij de punten 2 t/m 9 voor. De getuige verklaart verder als volgt. Ik heb eerder verklaard dat ik niet weet hoe meneer [eiser] uit de bus is gekomen, ik weet wel dat hij niet meewerkte. Ik herinner mij niet dat er drie agenten in de cel zijn geweest, samen met meneer [eiser] maar nu u dit voorleest zeg ik dat het best kan kloppen. Ik weet dat de vrouwelijke verbalisant die door mr. Vis op de beelden is gezien [C] heet. Ik weet niet meer of ik verder nog een rol heb gehad in het gehele gebeuren, ik kon en mocht toen niets doen. Het enige wat ik me kan bedenken is dat ik misschien de deur open heb gehouden.
De rechter-commissaris leest voor wat de heer [D] heeft opgeschreven in zijn p-v van bevindingen met betrekking tot de camerabeelden. Zij wijst erop dat [D] schrijft te hebben gezien dat de onbekende vrouw in de ingang van de cel bleef kijken en dat zij regelmatig fouilleringsspullen van de man, dat wil zeggen de heer [eiser] , overhandigd kreeg, zoals: de jas, maar ook de handboeien. U wijst erop dat het iets anders is dan ik zojuist heb verklaard. Ik antwoord hierop dat dit zou kunnen, maar dat ik het niet meer weet.
(…)
Ook in de politiebus is iets tegen [eiser] gezegd als doe rustig, doe normaal, maar meneer [eiser] gedroeg zich verre van rustig. Hij was uitzinnig, mega boos. Ik kon het zien doordat hij schreeuwde en schold. Dit heeft hij al gedaan vanaf het moment dat ik hem heb gezien. Ik weet niet meer of ik bij zijn aanhouding aanwezig ben geweest. Dit gedrag vertoonde hij ook in de bus en hij was zich bovendien aan het afzetten tegen de zijkant van de bus met zijn hoofd of met zijn voeten. Ik zat in de politiebus in de bijrijdersstoel, ik weet niet hoe lang het duurde tussen het eerste moment dat de deur van de politiebus open werd gemaakt tot het moment dat wij naar het bureau aan de Hoefkade reden.
Ik heb eerder verklaard dat ik weinig keren mensen had gezien onder invloed. Ik zag nu een extreme agressie waar geen einde aan kwam en ik bracht dat toen niet direct in verband met alcoholgebruik. Ik heb daarom aan de agenten gevraagd iets in de trant van: waarom is meneer [eiser] zo boos en waarom blijft hij dat ook? De agenten zeiden toen dat zij dachten dat [eiser] alcohol had gebruikt.
(…)
Het klopt dat ik anders dan toen bij de politie werk. Ik ben nu hoofdagent van politie. Ik ben bekend met IBT. Op de vraag of knielen en het voorover laten plaatsnemen van een verdachte op een bed als onderdeel van een celprocedure wordt aangeleerd bij IBT, antwoord ik als volgt. Er wordt niet als eerste gevraagd om een verdachte te laten knielen, maar dat kan bij een agressieve verdachte wel. Dat is één van de opties. Je kunt hem bijvoorbeeld ook neerleggen op het matras of op de grond. Ik vind zelf dat knielen de meest normale optie is. Daarbij is het van belang om de verdachte met de rug naar de deur te laten knielen, zodat je als verbalisant zelf veilig de cel kan verlaten als de boeien verwijderd zijn. Dit is van belang voor de veiligheid van de verdachte en die van de collega's. Het geven van een knietje wordt niet specifiek aangeleerd.
Mr. Drykoningen leest een gedeelte uit het p-v van bevindingen van [A] en [C] voor dat is overgelegd als productie 3 bij de dagvaarding. Hij vraagt hoe meneer [eiser] de verbalisanten [A] en [C] kan hebben aangewezen zoals in het p-v is vermeld, als hij nog steeds geboeid was met de handen op de rug. Volgens mij was meneer [eiser] geboeid, maar het kan ook dat hij niet geboeid was. Ik weet niet hoe meneer [eiser] heeft gewezen. Op het moment dat meneer [eiser] zich gedroeg zoals ik heb voorgedaan, had hij zijn handen op zijn rug. Ik hoor mr. Drykoningen zeggen dat iemand misschien ook wel met zijn knieën kan wijzen. Ik kon in het ziekenhuis [eiser] zien door de ruit toen hij in de behandelkamer was. Ik was op dat moment onder de indruk van het gedrag van meneer [eiser] , omdat ik niet eerder had gezien dat iemand zich zo gedroeg na het gebruik van alcohol.
(…)
Ik hoor u [lees: [eiser] , rechtbank] zeggen dat u hebt gezien op de camerabeelden dat er drie mannen de cel in zijn gegaan en twee vrouwen buiten zijn gebleven en dat één van die vrouwen heeft gelachen. Ik heb de camerabeelden niet gezien. Ik herinner mij niet dat ik heb gelachen. Ik weet daar niets van. Ik kan alleen zeggen dat er om allerlei redenen gelachen kan worden, ook bijvoorbeeld om spanningen weg te lachen.”
2.10.
[eiser] heeft, voor zover thans van belang, in de contra-enquête, het volgende verklaard:
“Ik heb met handboeien om plaatsgenomen in het politiebusje. Volgens mij zat ik toen alleen op een bank en had ik een gordel om. Ik gedroeg mij rustig. Ik wilde wel dat mijn handboeien losser werden gemaakt, omdat ik daar last van had. Maar, dan werd mij gezegd: 'bek houden'. Ik heb daar verschillende malen om gevraagd omdat het echt pijn deed, maar de handboeien werden niet losser gemaakt. Bij de reactie van de verbalisant verhief hij zijn stem, hij zei: 'houd je bek', daarop heb ik tegen hem gezegd: 'houd zelf je bek'. Dit schoot kennelijk in het verkeerde keelgat want de verbalisant ging vervolgens op mij zitten, met zijn knie op mijn borst. Daardoor kreeg ik bijna geen lucht. Toen ben ik me daar wel tegen gaan verzetten. Ik weet niet of de politiebus is gestopt tijdens de rit naar het politiebureau. Het politiebureau was om de hoek, dus het lijkt mij sterk. Ik ben me wel gaan verzetten toen ik geen lucht kreeg. Ik heb in de politiebus wel gemopperd, omdat ik pijn had, maar de bewoordingen die ik heb gebruikt weet ik niet meer precies. Ik heb niet geprobeerd om een ruit van een politiebus in te trappen met mijn hoofd of met mijn benen. Ik weet ook niet wat ik kan doen als ik mijn handen op mijn rug geboeid heb en in een gordel zit.
Ik wil ook nog vertellen over mijn aanhouding in de Doubletstraat. Ik was blij toen de politie arriveerde, omdat er toen een man op mij zat. Ik kon vervolgens tegen de politie mijn verhaal vertellen en hij kon zijn verhaal vertellen. Wij werden daarvoor apart genomen. Het is wel zo dat ik toen niet op mijn rechten ben gewezen en dat ik toen direct nadat de handboeien werden omgedaan heb gevraagd of de handboeien losser konden omdat het pijn deed. Toen werd gezegd: 'niet aanstellen' en toen ik daarna meerdere malen vroeg om de handboeien losser te doen: 'bek houden'. Ik heb zelf op camerabeelden van de Doubletstraat gezien dat ik toen mijn boeien werden omgedaan rustig was en mij niet verzette. Er was dus helemaal geen reden om de boeien zo strak aan te leggen.
Het klopt dat ik die avond alcoholhoudende drank heb gedronken. Ik kan niet meer zeggen hoeveel dat precies was want dat weet ik niet.
Op de vraag of ik mij zaken niet kan herinneren als ik heb gedronken antwoord ik dat ik mij het gehele gebeuren prima kan herinneren.
In mijn eigen beleving ben ik uit de bus getrokken. Mij is niet gevraagd om uit de bus te komen. Vervolgens werden mijn handen met boeien en op mijn rug naar boven getrokken, zo ver dat mijn beide schouders bijna uit de kom schoten. Ik kon met mijn tenen nog net de grond raken. Ik kon in deze situatie verder niet zien of er nog andere mensen op de binnenplaats aanwezig waren. Ik doe aan de rechtbank voor hoe ik precies werd behandeld. Ik ben op deze manier naar de cel gebracht, ik herinner mij niet of ik op een geven moment zelf ben gaan lopen. U houdt mij voor dat anderen hebben verklaard dat ik verre van rustig was in de politiebus en juist uitzinnig. Dat klopt niet, ik was rustig in de bus.
Op de vraag wat er gebeurde in de cel antwoord ik als volgt. Ik had nog steeds mijn hoofd naar beneden, ik heb klappen op mijn achterhoofd gekregen en mijn hoofd werd naar beneden geduwd. Vervolgens kreeg ik een knietje. Ik ben afgerekend in de cel. Ze hebben me goed gepakt. Ze hebben dit opzettelijk gedaan. Op de vraag waarom ik dat denk antwoord ik: omdat ze daar omheen draaien. Daarna was ik bewusteloos.
Op de vraag of ik nog weet hoe de politiecel eruit zag, antwoord ik dat er een bed, een wc was en een stenen bank of stoel. Ik weet niet of ik bij het matras stond want ik ben direct aangevallen. Ik kreeg klappen en mijn hoofd werd naar beneden geduwd. Ik weet niet of ik eerst klappen kreeg en toen ben geduwd of andersom. Ik herinner me wel dat ik pijn heb gevoeld in de cel van de klappen en vooral van de knie die ik daar kreeg. Ik heb in het ziekenhuis gemeld dat ik bulten op mijn achterhoofd had. Ik weet zeker dat ik die bulten niet in de Doubletstraat heb opgelopen. Ik heb toen wel gevochten, maar geen klappen gekregen op mijn hoofd en ik ben ook niet ergens tegenaan gevallen. Ik weet zeker dat ik die bulten heb gekregen doordat er op mijn hoofd is geslagen in de cel. Ik herinner mij niet dat er iets tegen mij is gezegd in de zin dat ik rustig moest doen. Ik ben ook niet gewaarschuwd dat er geweld gebruikt zou worden wanneer ik niet mee zou werken. Na het gebeuren was ik bewusteloos en daarna was de hele situatie anders. Toen was iedereen rustig. Ik denk dat ze zich misschien wilden uitsloven omdat er een burger in blauw bij was. Het kan ook zijn dat het een wraakactie was, omdat [B] in de politiebus op mij was gesprongen en mogelijk toen zijn oog tegen mijn hoofd heeft gestoten. Ik hoor de rechtbank vragen of dat voor de hand ligt, maar daar kan ik u geen antwoord op geven. Nadat ik weer bijkwam, was ik geschrokken van al het bloed.
Ik had 'Chinese ogen' en kon bijna niet zien, mijn neus was vier keer zo dik als hij nu is. Dit heb ik zelf op een geven moment ook gezien in de spiegel en op foto's van de politie. Ik merkte gelijk dat het niet goed was. Ik was verder wel rustig. In de bus naar het ziekenhuis heb ik wel gezegd dat het laf was om iemand te mishandelen die al geboeid was. Ik ben vervolgens met mijn hoofd tegen de ruit van de politiebus geduwd en ik mocht diegene niet aankijken. Ik denk nu dat dit [B] is geweest, ook gelet op hetgeen dat ik hier tijdens de getuigenverhoren heb gehoord. In de bus werden ten koste van mij sarcastische grapjes gemaakt over mijn gezicht en ik heb daarop gereageerd door kanker blondje te zeggen. Daarvoor ben ik ook veroordeeld.
(…)
Ik had die avond alcoholhoudende drank gedronken: bier en een beetje wodka. Normaliter drink ik als ik alleen ben geen alcohol, alleen bij gelegenheden. Ik ben geen regelmatige drinker, maar als ik uitga dan drink ik wel een drankje. Ik was die avond niet uit, maar bij een vriend geweest die een tattooshop had geopend. Ik denk dat ik toen 7-8 glazen bier en 2 glazen wodka heb gedronken. Ik ben al eerder aangehouden en heb ook vaker handboeien om gehad en ben meer malen meegenomen naar het politiebureau. Bovendien heb ik vaker in een cel gezeten, maar dit is mij nog nooit gebeurd.
Het klopt dat ik de eerste keer in het ziekenhuis heb geweigerd. Ik dacht ze mij hulp aanboden om hun eigen hachje te redden en ik wilde juist dat alles werd vastgesteld wat mij was overkomen. Er zijn toen dus geen medische handelingen verricht. Toen ik de tweede keer naar het ziekenhuis ben gebracht, ben ik door andere agenten naar het ziekenhuis meegenomen. Toen is er een scan gemaakt van mijn neus en is geconstateerd dat mijn neus was gebroken en dat ik een hersenschudding had.
Ik wil ook nog uit mijzelf iets toevoegen. Ik heb gehoord wat mevrouw [Hoofdagent] heeft verklaard over mijn gedrag in het ziekenhuis en heb gezien hoe zij voordeed hoe ik mij zou hebben gedragen. Dit klopt niet. Ik heb wel aan de arts gedemonstreerd wat er was gebeurd en toen heb ik eenmaal mijn knie omhoog gedaan en mijn hoofd tegelijkertijd naar beneden bewogen. Ik heb die beweging dus één keer gemaakt en niet meerdere keren.
(…)
Ik had die avond geen drugs gebruikt, dat weet ik zeker.”
2.11.
De rechtbank heeft nu ook de camerabeelden kunnen bekijken. Er is geen geluid opgenomen. De op de beelden vermelde tijden stroken niet met de werkelijke tijd; wel kan daaruit worden afgeleid hoeveel minuten iets precies heeft geduurd. Er zijn zeven videofragmenten ingediend. Twee opnamen van de binnenplaats (F 1407, relevante opnamen tussen 17.50-ca. 19.03, en F 1414, relevante opnamen tussen 17.55-18.59). Twee opnamen van de balie (F 1418 en F 1420). Op de opnamen van de balie is niets relevants te zien. Twee opnamen van de cellengang (F 1423, meest relevante opnamen tussen ca. 18.50 en 34.35, en F 1425, relevante opnamen tussen ca. 18.52 en 24.56). Op één opname is een groen scherm met ‘no video input’ te zien (F 1421). De politie heeft hierover gesteld dat dit vermoedelijk een bestand is van de camera in de observatiecel (cel 1), die op dat moment niet aanstond. Genoegzaam gebleken is dat [eiser] in een andere (ophoud)cel zat.
2.12.
Op de camerabeelden is niet te zien wat er zich in de ophoudcel heeft afgespeeld, nu er geen camera in de cel aanwezig was. Wel is op de beelden van de cellengang (F 1423 en F 1425) te zien dat, kort nadat agent [C] de deur naar de cel openmaakt, [eiser] in een voorover gebogen houding door [de agent ] en [B] de cel in wordt gebracht, gevolgd door [A] . Het lijkt dat [eiser] niet zelf loopt of onvast ter been is en zwalkt. In elk geval is niet een meewerkende verdachte te zien. [eiser] loopt niet zelfstandig gebogen mee en moet hij door [de agent ] en [B] worden meegenomen/gedragen de cel in. Ook [Hoofdagent] is in de cellengang te zien. Kort nadat [eiser] naar binnen is gebracht, vertrekken [C] en [Hoofdagent] en komen zij na een halve minuut weer terug, waarbij [C] de cel in loopt om blauwe plastic handschoenen af te geven. Daarna blijven [C] en [Hoofdagent] enige tijd bij de deuropening staan. [C] loopt vervolgens weg, waarna [Hoofdagent] alleen in de deuropening blijft staan met een kleine plastic bak op haar knie waarin spullen worden gedaan, waaronder de transportboeien. Na enige minuten keert [C] terug, waarna de beide personen weer samen bij de deuropening staan. Vervolgens vertrekken zij weer en komen terug met een grotere plastic bak waarin [A] , die even uit de cel is gekomen, kleding deponeert. Kort daarna vertrekken [B] , [de agent ] en [A] uit de cel en wordt deze afgesloten. De periode dat de drie agenten met [eiser] in de cel zijn geweest, beslaat ongeveer vijf en halve minuut (op F 1423 tussen 19.05 en 24.26). Uit de camerabeelden is niet af te leiden dat er in de cel onregelmatigheden hebben plaatsgevonden. Evenmin is te zien dat er tevoren op de cellengang overmatig geweld wordt gebruikt om [eiser] mee te nemen de cel in. De verbalisanten werken professioneel, snel en rustig door, zo lijkt het. De toekijkende en ondersteunende verbalisanten ( [A] en [C] ) en de burger in blauw [Hoofdagent] ogen (voor zover ze in beeld komen) ontspannen en er wordt onderling af en toe een beetje gelachen. Op F 1423 om 31.48 kijkt een verbalisant via het luikje de ophoudcel in. Op F 1423 is te zien dat laatstgenoemde verbalisant, samen met een andere agent (naar de rechtbank uit het proces-verbaal van [D] , tussenvonnis onder 2.7, afleidt: [inspecteur] en [E] ), tussen 32.30 en 34.35 rustig de ophoudcel in gaan en dat zij beiden handschoenen dragen.
2.13.
De getuigenverklaring van [A] kan ten behoeve van de politie niet bijdragen aan het bewijs over wat er precies is gebeurd in de cel, nu [A] heeft verklaard dat hij zich het voorval niet kan herinneren. Overigens kan het feit dat [A] zich dit niet kan herinneren daardoor worden verklaard dat de ondersteuning bij de celprocedure van [eiser] voor hem een routineklus was, dat het incident al geruime tijd geleden is en hij, zo blijkt uit zijn verklaring, al het nodige op het bureau had meegemaakt.
2.14.
De getuigenverklaring van [Hoofdagent] kan evenmin bijdragen aan het bewijs over wat er precies is gebeurd in de cel. [Hoofdagent] heeft immers verklaard dat zij niet gezien heeft hoe het kwam dat de neus van [eiser] bloedde. Overigens is het goed mogelijk is dat [Hoofdagent] de attentietik niet heeft waargenomen, omdat, zoals uit de camerabeelden (F 1423) blijkt, [eiser] met de drie verbalisanten vanaf 19.05 in de ophoudcel was en volgens de politie het letsel is ontstaan kort na aankomst, tijdens de celprocedure. [Hoofdagent] was pas later bij de cel, zij heeft eerst vanaf 19.50 zicht gehad op de cel, tot omstreeks 20.50, daarna heeft ze even weggekeken, vanaf 21.00 heeft ze weer zicht gehad op de cel en ze is vanaf 21.10 gaan meehelpen met het in een kleine plastic bak doen van de spullen van [eiser] . Pas na de attentietik kon [eiser] worden ontdaan van zijn kleding en de transportboeien.
2.15.
Ook als het incident plaatsvond rond 20:19 (F 1423), zoals namens [eiser] naar aanleiding van de bekeken camerabeelden is gesteld, omdat [Hoofdagent] , die toen vanaf de gang naar de cel stond te kijken, juist op dat moment even haar hoofd afwendde en naar de grond keek en [C] op dat moment haar collega’s in de cel blauwe handschoenen aanreikte, is het goed mogelijk dat [Hoofdagent] het incident niet heeft kunnen zien. Daarbij heeft de rechtbank gelet op de door [B] ter gelegenheid van zijn verhoor gemaakte tekening van de situatie in de cel, op de omstandigheid dat ook [A] binnen was en mogelijk het zicht vanaf de gang blokkeerde en de snelheid waarmee het een en ander moet hebben plaatsgevonden.
2.16.
Wel aan het bewijs over wat er precies is gebeurd in de cel kunnen bijdragen de getuigenverklaringen van [de agent ] en [B] . [de agent ] heeft de door de politie gestelde toedracht van het neusletsel bij [eiser] in zijn uitvoerige verklaring bevestigd. [de agent ] heeft daarbij ook verklaard dat hij zich wild schrok over wat er was gebeurd.
[B] heeft blijkens zijn verklaring zelf niet gezien hoe het letsel bij [eiser] is ontstaan. Dit neemt niet weg dat uit de volgende passage uit zijn verklaring wel kan worden opgemaakt dat [de agent ] [eiser] niet opzettelijk heeft verwond:
“Ik zag [de agent ] geschrokken kijken en vervolgens hoorde ik meneer zeggen ik werk mee ik werk mee, vervolgens werd [eiser] slap en toen zag ik ineens bloed uit zijn neus komen. De conclusie was dat hij het knietje van [de agent ] tegen zijn neus heeft gekregen, dit deed hem iets en daardoor heeft hij meegewerkt; dit heb ik gelezen in het proces-verbaal. Ik kan mij dit ook zo nog wel herinneren.”
2.17.
Door de politie is alsnog in het geding gebracht het op 23 februari 2014 opgemaakte Rapport meldingsformulier geweldsaanwending, registratienummer [nummer] (productie 15). Dit, door [inspecteur] , inspecteur van politie opgemaakte, rapport houdt onder meer in:

Soort geweldsgebruik
Is waarschuwing
voorafgegaan : Ja
Soort geweld : Fysiek geweld (zonder geweldsmiddelen)
(…)
EVALUATIE
Op zondag 23 februari 2014, thans na het incident, heb ik, rapporteur, het incident met verbalisanten [de agent ] en [B] geëvalueerd. Ik, rapporteur, kan aangeven dat verbalisant [de agent ] behoorlijk onder de indruk was van hetgeen heeft plaatsgevonden en dat het nimmer zijn bedoeling is geweest om verdachte opzettelijk in het gezicht te raken. Ik, rapporteur, heb met voornoemde verbalisanten verbeterpunten besproken.
Hieruit is naar voren gekomen dat:
- verbalisant [B] in de surveillancebus direct plaats had moeten nemen naast verdachte om zodoende de bewegingsvrijheid op voorhand te beperken;
- beide verbalisanten, gegeven de situatie, verdachte wellicht in de cel op zijn buik op het bed hadden kunnen leggen om vanuit deze positie de celprocedure af te ronden (…)”
2.18.
De politie heeft tevens alsnog in het geding gebracht een e-mail van [de agent ] aan mr. Ceulen van 11 januari 2018, waarin hij schrijft:
“Wat betreft het waarschuwen. Ja. Dat heb ik voor 100% zeker voorafgaand aan de noodlottige knie mondeling gedaan. En niet 1 keer. De attentietik was het gevolg van een aantal maal niet gehoor geven aan de waarschuwing. (…)”
2.19.
[eiser] heeft de mogelijkheid om op de e-mail en de geweldsrapportage te reageren niet benut. Aan hem is immers akte niet-dienen verstrekt. Dat deze stukken aldus zijn opgemaakt staat daarmee vast. Uit het, op de dag van het incident opgemaakte, rapport blijkt met name dat [inspecteur] toen heeft waargenomen dat [de agent ] “behoorlijk onder de indruk was” van het incident en dat uit wat hij tegen [inspecteur] heeft gezegd volgde dat het niet zijn bedoeling is geweest [eiser] opzettelijk in het gezicht te raken. Ook de door [de agent ] later in zijn e-mail gekozen bewoordingen (“noodlottige knie”) wijzen daarop.
2.20.
De politie heeft zich verder nog beroepen op de (bij conclusie van antwoord overgelegde, in het tussenvonnis nog niet aangehaalde) beslissing van de hoofdofficier van justitie van 25 februari 2015 om niet tot vervolging over te gaan. Deze beslissing houdt voor zover van belang het volgende in.
“(…) In uw aangifte gaf u aan dat u op 23 februari 2014 door een of meer agenten bent mishandeld. (…)
Uw aangifte is aan mij voorgelegd. Naar aanleiding hiervan zijn er beelden bekeken van de binnenplaats van het politiebureau waar u werd gebracht en van de cellengang. Tevens hebben de betrokken verbalisanten verklaard aangaande het gebeurde.
Uit de beelden van de binnenplaats in combinatie met de verklaringen van de agenten blijkt mij dat u bij het aanvoeren bij het politiebureau niet wilde meewerken maar u slap hield, waardoor de agenten genoodzaakt waren u zo goed mogelijk zonder uw medewerking uit het busje te halen en het bureau binnen te brengen. Zij weten niet meer of zij u bij uw transportboeien hebben vastgehouden. Het is mogelijk dat u daarbij letsel heeft opgelopen. Mij is niet gebleken dat de hierbij betrokken agenten u opzettelijk pijn hebben willen doen, derhalve acht ik met betrekking tot dit voorval geen bewijs aanwezig voor mishandeling.
Uit de beelden van de cellengang blijkt mij dat er drie agenten met u mee de cel in zijn geweest. De agenten hebben ieder voor zich verklaard dat zij u niet op uw achterhoofd hebben geslagen. Zij verklaren ook niet te hebben waargenomen dat één van de andere collega’s u op het achterhoofd heeft geslagen. Voor het slaan op uw achterhoofd is derhalve evenmin bewijs van mishandeling door één of meer van de agenten aanwezig.
Met betrekking tot het knietje in uw gezicht is door de betrokken agent verklaard dat u ten tijde van de celprocedure wederom niet wilde meewerken. Het was de bedoeling dat u op uw knieën plaats zou nemen voor het bed. Aangezien u dit ondanks verzoeken daartoe niet uit eigen beweging wilde doen, heeft deze agent besloten u middels het geven van een knietje tegen het bovenbeen door de knieën te laten gaan, waarna u de gewenste houding zou aannemen. Dit soort geweldstoepassing is toegestaan in deze situatie. Bij het geven van een knietje werd door u onverwacht een beweging gemaakt, waardoor het knietje, dat bedoeld was om uw bovenbeen te raken, in uw gezicht terecht kwam. Hoewel u hiervan pijn ondervond en letsel opliep, kan niet worden gezegd dat er opzettelijk mishandelend een knietje in uw gezicht werd gegeven.
Gelet op het bovenstaande zie ik onvoldoende aanleiding om tot vervolging van de betrokken agenten over te gaan.
Agenten zijn bevoegd om in de rechtmatige uitoefening van hun taak geweld te gebruiken, wanneer het beoogde doel dit rechtvaardigt en dit doel niet op andere wijze kan worden bereikt. Ten aanzien van twee van de agenten is sprake van onvoldoende bewijs van mishandeling. Ten aanzien van de derde agent is er sprake van proportioneel, subsidiair en gerechtvaardigd geweld, welke geweldsaanwending helaas niet liep volgens plan waardoor u pijn had en letsel opliep. (…)”
Hieruit volgt dat de hoofdofficier, na eigen onderzoek (waarbij hij de camerabeelden heeft bekeken en de betrokken verbalisanten heeft gehoord), tot de conclusie is gekomen dat [eiser] tijdens de celprocedure niet meewerkte, dat niet kan worden gezegd dat [eiser] opzettelijk is mishandeld, dat het geven van een knietje is toegestaan in deze situatie en dat dit onbedoeld is misgelopen.
2.21.
Volgens [eiser] heeft hij, zo heeft hij als getuige verklaard, in de cel meerdere klappen op zijn hoofd gehad, is zijn hoofd naar beneden geduwd en heeft hij daarna opzettelijk een knietje gekregen. [eiser] is er, zo is de rechtbank genoegzaam gebleken, oprecht van overtuigd dat hij door de politieagenten is mishandeld, als wraakactie. Dit omdat hij [B] in de politiebus pijn had gedaan en hem had uitgescholden. De verklaring van [eiser] rijmt echter niet met de verklaringen van [de agent ] , [B] en [A] . De verklaring van [eiser] strookt in het bijzonder niet met de verklaring van [de agent ] dat hij ‘zich wild schrok’ door wat er was gebeurd, welke verklaring steun vindt in de verklaring van [B] en het Rapport meldingsformulier geweldsaanwending van [inspecteur] . [de agent ] , [B] en [A] hebben verder allen verklaard dat zij aan [eiser] geen klappen hebben gegeven. [B] heeft voorts verklaard dat hij [eiser] tevoren niet kende en dat hij niet boos was op [eiser] . Ook valt op dat, tegenover de verklaring van [eiser] dat hij zich tijdens het vervoer naar het politiebureau rustig heeft gedragen en dat hij zich bij het vervoer vanuit de politiebus naar de cel niet heeft verzet, staan de verklaringen van [de agent ] en [Hoofdagent] . [de agent ] en [Hoofdagent] hebben verklaard dat [eiser] in de politiebus verbaal en fysiek agressief en onhandelbaar was. Voor wat betreft de weergave van het gedrag van [eiser] in de politiebus en tot aan de cel hecht de rechtbank vooral waarde aan de verklaring van [Hoofdagent] . Blijkens haar verklaring heeft [Hoofdagent] het gebeuren destijds als relatieve buitenstaander (“burger in blauw”) beleefd. Zij had toen nog weinig mensen onder invloed van alcohol gezien en zij was kennelijk geschokt te bemerken welk (extreem) gedrag alcoholgebruik bij een persoon teweeg kan brengen.
2.22.
Bij dit beeld van een niet meewerkende [eiser] past wat is te zien op de camerabeelden vanaf de aankomst op het bureau Hoefkade . Op de camerabeelden van de binnenplaats (F 1407 en F 1414) is te zien dat de politiebus met optische signalen op de binnenplaats aankomt. Uit het proces-verbaal van [D] (tussenvonnis onder 2.7) blijkt dat dit vaak het teken is van een lastige (verzettende) verdachte. Verder is op de camerabeelden te zien dat de bus heen en weer schudt voordat [eiser] eruit is. Duidelijk is dat [eiser] niet eigener beweging de bus uitkomt. Anders dan namens [eiser] aan de hand van de camerabeelden is gesteld kan niet worden vastgesteld dat dit hem onmogelijk is gemaakt. In het geval [eiser] rustig in de bus zou hebben gezeten en van plan zou zijn geweest gewoon uit te stappen, moet ervan worden uitgegaan dat [B] , die het dichtstbij de schuifdeur zat, ook zelf op normale wijze zou zijn uitgestapt en niet achterstevoren en dat daarna [eiser] zou zijn gevolgd. Het niet eigener beweging uit de bus komen valt ook te kwalificeren als verzet. [eiser] wordt, nadat de schuifdeur van de bus door [Hoofdagent] is opengedaan, door de agenten uit de bus getrokken, waarna [eiser] eerst met zijn hoofd naar buiten komt en min of meer op de grond ‘valt’. Daarna wordt hij door [de agent ] en [B] opgepakt en tussen hen in snel naar binnen gebracht, waarbij [eiser] zo nu en dan zijn benen slap laat hangen. Ook dit is een vorm van verzet, waarbij [eiser] probeert het werk van [de agent ] en [B] te bemoeilijken. De verbalisanten houden [eiser] niet hoog vast maar juist laag bij de grond. Hij loopt niet actief mee.
2.23.
Gelet op al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de politie is geslaagd in het bewijs dat [eiser] neus is gebroken doordat politieagent [de agent ] hem tijdens de celprocedure een, op zijn dijbeen gerichte, attentietik wilde geven om hem tot knielen te bewegen maar dat, ten gevolge van een ongelukkige samenloop van omstandigheden, [de agent ] knie onbedoeld tegen [eiser] neus aan kwam.
2.24.
Vervolgens dient (vgl. tussenvonnis in 4.7) te worden beoordeeld of de handelwijze van de politie, zoals daarvan na bewijslevering is gebleken, voldeed aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Hierover wordt het volgende overwogen.
2.25.
Zoals uit de getuigenverklaringen van [de agent ] en [B] blijkt, gedroeg [eiser] , die eerder agressief was, zich ook in de cel niet meewerkend en is hem daarom gevraagd te knielen voor het matras om te worden gefouilleerd en van zijn bezittingen te worden ontdaan. Deze handelwijze bij een niet meewerkende en/of agressieve persoon past, zoals de getuigen [A] en [Hoofdagent] hebben verklaard, in de celprocedure. Aangezien [eiser] niet knielde, heeft [de agent ] , zo heeft hij verklaard, besloten [eiser] een knietje te geven op het been aan de achterzijde, net boven de knieholte, wat volgens [de agent ] hoogstens een blauwe plek zou kunnen opleveren. Uit de beslissing van de hoofdofficier van justitie van 25 februari 2015 om niet tot vervolging over te gaan volgt dat hij van oordeel is dat het geven van een knietje in dit geval was toegestaan. Uit de verklaringen van de getuigen [A] en [Hoofdagent] valt op te maken dat het geven van een knietje geen vast onderdeel is van de celprocedure, maar dat er meerdere methoden zijn om een niet meewerkende persoon tot knielen te bewegen. Geen van deze getuigen heeft echter verklaard dat het door [de agent ] beoogde knietje redelijkerwijs niet kon worden gekozen en niet past in de celprocedure. Dat [inspecteur] , blijkens het Rapport meldingsformulier geweldsaanwending, met [de agent ] en [B] verbeterpunten heeft doorgenomen brengt evenmin mee dat de [de agent ] er niet in redelijkheid voor kon kiezen een knietje te geven. Bovendien lag het, nu [eiser] eerder agressief was en ondanks verzoeken daartoe nog steeds niet meewerkte, naar het oordeel van de rechtbank in de rede dat op enig moment in ieder geval
eenvorm van geweld zou moeten worden toegepast om [eiser] te kunnen fouilleren en van zijn kleding en transportboeien te kunnen ontdoen en veilig de cel te kunnen verlaten. Dat [eiser] relatief klein van stuk is en de drie in de cel aanwezige verbalisanten veel groter waren maakt dat niet anders.
2.26.
De rechtbank stelt vast dat [eiser] door de politie is gewaarschuwd dat geweld zou worden gebruikt als hij niet zou knielen, gelet op het volgende.
2.27.
[de agent ] heeft onder ede verklaard dat hij zeker weet dat hij [eiser] heeft gewaarschuwd. Hij heeft verder verklaard dat het kan dat dit niet in het proces­verbaal staat vermeld en dat hij niet weet waarom. De getuige [de agent ] kwam tijdens het verhoor volstrekt geloofwaardig voor. Dat [eiser] is gewaarschuwd is, naar de rechtbank begrijpt naar aanleiding van een mededeling van [de agent ] , al direct vermeld in het op de dag van het incident opgestelde Rapport meldingsformulier geweldsaanwending. Dat hij tevoren een aantal malen heeft gewaarschuwd heeft [de agent ] ook uitdrukkelijk geschreven in zijn hiervoor geciteerde e-mail van 11 januari 2018 aan mr. Ceulen.
2.28.
De getuige [B] heeft verklaard niet te weten of [de agent ] [eiser] heeft gewaarschuwd en dat hij ervan uitgaat dat hij, [B] , zelf [eiser] heeft gewaarschuwd, omdat hij dat naar zijn zeggen altijd doet voordat hij geweld toepast. De rechtbank acht ook de verklaring van [B] geloofwaardig. Daaraan doet niet af dat hij heeft verklaard dat hij niet wist dat [de agent ] een attentietik zou geven. Immers, kan er naar het oordeel van de rechtbank, gezien hetgeen zij hiervoor in rov. 2.25 al heeft overwogen, redelijkerwijs van worden uitgegaan dat [B] , als professional, met de noodzaak van de toepassing van
eenvorm van geweld al rekening hield.
2.29.
Hiertegenover legt de getuigenverklaring van [eiser] dat hij niet is gewaarschuwd onvoldoende gewicht in de schaal. Vaststaat immers dat [eiser] flink onder invloed was van alcohol. [eiser] heeft hierover zelf verklaard dat hij 7-8 glazen bier en 2 glazen wodka had genuttigd. [eiser] heeft, op de vraag of hij zich zaken niet kan herinneren als hij heeft gedronken, verklaard dat hij zich het gehele gebeuren prima kan herinneren. Gelet op het (bekende, benevelende) effect dat alcohol op het waarnemingsvermogen heeft, en op de omstandigheid dat [eiser] , naar hij heeft verklaard, geen regelmatige drinker is, is het evenwel zeer goed mogelijk dat [eiser] de hele gang van zaken anders heeft
beleefden dat hij met name ook de aan hem gegeven waarschuwingen niet heeft waargenomen. Dit vindt bevestiging in de omstandigheid dat, zoals hiervoor al is vastgesteld, ook [eiser] verklaringen over zijn eigen gedrag niet alleen niet sporen met de verklaringen van de politieagenten, maar evenmin rijmen met de camerabeelden.
2.30.
Dit alles brengt de rechtbank tot het oordeel dat [eiser] voorafgaand aan de aanwending van het geweld (de attentietik) is gewaarschuwd. Daarmee voldeed het handelen van de politie in dit geval aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.
2.31.
De slotsom is dat de politie niet aansprakelijk is jegens [eiser] . Zijn vordering moet dus worden afgewezen. De overige verweren van de politie kunnen onbesproken blijven.
2.32.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. De proceskosten aan de zijde van de politie worden begroot op € 3.333, namelijk € 618 aan griffierecht en € 2.715 aan salaris advocaat (5 punten à € 543 per punt, volgens tarief II). De gevorderde nakosten zullen worden begroot overeenkomstig het daarop toepasselijke liquidatietarief. De over de proceskosten gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen zoals door de politie is gevorderd.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
wijst de vordering af;
3.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van de politie begroot op € 3.333 aan tot op heden gemaakte kosten en op € 157 aan te maken nakosten, in geval van betekening van het vonnis te vermeerderen met € 82, te voldoen binnen 14 dagen na de datum van dagtekening van dit vonnis, bij gebreke waarvan de proceskosten van € 3.333 worden vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na de datum van dagtekening van dit vonnis tot de dag van algehele voldoening;
3.3.
verklaart de veroordeling onder 3.2 uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Alt-van Endt en in het openbaar uitgesproken op
30 december 2020.