ECLI:NL:RBDHA:2020:13320
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op grond van Dublinverordening met betrekking tot overdracht aan Duitsland
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 november 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser, een Algerijnse nationaliteit bezittende persoon. Eiser had op 14 juli 2020 een asielaanvraag ingediend, maar de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten zonder zitting, omdat eiser niet heeft aangegeven gebruik te willen maken van zijn recht om ter zitting te worden gehoord.
De rechtbank overweegt dat eiser bezwaren heeft geuit tegen de overdracht aan Duitsland, onder andere omdat hij daar zou zijn uitgeprocedeerd en omdat hij vreest voor gezondheidsrisico's in verband met het coronavirus. De rechtbank stelt vast dat verweerder, op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, ervan mag uitgaan dat Duitsland zijn verdragsverplichtingen nakomt. Eiser heeft geen objectieve informatie overgelegd die zou aantonen dat dit in zijn geval niet het geval is. De rechtbank concludeert dat de enkele stelling van eiser over gezondheidsrisico's niet voldoende is onderbouwd en dat er geen aanleiding is om te veronderstellen dat de overdracht aan Duitsland niet rechtmatig is.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en wordt er geen proceskostenvergoeding toegekend. De uitspraak is gedaan door rechter E.F. Bethlehem en griffier N.M.L. van der Kammen, en is openbaar gemaakt. Eiser kan binnen een week na bekendmaking in hoger beroep gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.