ECLI:NL:RBDHA:2020:13306
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens gebrek aan contact tussen eiser en gemachtigde
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 oktober 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser, die werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. D. de Heuvel. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was de verweerder. Het geschil ontstond nadat de staatssecretaris op 12 februari 2020 had besloten de asielaanvraag van eiser buiten behandeling te stellen. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld, op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Tijdens de procedure heeft de gemachtigde van eiser op 1 april 2020 aan de rechtbank meegedeeld dat zij geen contact meer kon krijgen met haar cliënt. Dit leidde tot de conclusie dat eiser met onbekende bestemming was vertrokken zonder de bevoegde autoriteiten te informeren, wat volgens vaste rechtspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State betekent dat eiser geen prijs meer stelt op de bescherming die hij aanvankelijk zocht.
De rechtbank heeft vastgesteld dat, gezien het gebrek aan contact tussen eiser en zijn gemachtigde, eiser geen belang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. Daarom heeft de rechtbank het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. C. van Boven-Hartogh, in aanwezigheid van griffier mr. N.M.L. van der Kammen, en is openbaar uitgesproken.