ECLI:NL:RBDHA:2020:13306

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 oktober 2020
Publicatiedatum
23 december 2020
Zaaknummer
NL20.3901
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens gebrek aan contact tussen eiser en gemachtigde

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 oktober 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser, die werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. D. de Heuvel. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was de verweerder. Het geschil ontstond nadat de staatssecretaris op 12 februari 2020 had besloten de asielaanvraag van eiser buiten behandeling te stellen. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld, op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Tijdens de procedure heeft de gemachtigde van eiser op 1 april 2020 aan de rechtbank meegedeeld dat zij geen contact meer kon krijgen met haar cliënt. Dit leidde tot de conclusie dat eiser met onbekende bestemming was vertrokken zonder de bevoegde autoriteiten te informeren, wat volgens vaste rechtspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State betekent dat eiser geen prijs meer stelt op de bescherming die hij aanvankelijk zocht.

De rechtbank heeft vastgesteld dat, gezien het gebrek aan contact tussen eiser en zijn gemachtigde, eiser geen belang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. Daarom heeft de rechtbank het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. C. van Boven-Hartogh, in aanwezigheid van griffier mr. N.M.L. van der Kammen, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: NL20.3901

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

v-nummer: [#]
(gemachtigde: mr. D. de Heuvel),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 12 februari 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser buiten behandeling gesteld. [1]
Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank doet met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Bij bericht van 1 april 2020 heeft de gemachtigde van eiser de rechtbank desgevraagd meegedeeld dat zij recent geen contact meer heeft kunnen krijgen met haar cliënt. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser buiten behandeling gesteld aangezien de vreemdeling is vertrokken zonder toestemming van verweerder en hierover geen contact heeft opgenomen met de bevoegde autoriteiten.
2. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State blijkt dat, indien een vreemdeling die in Nederland bescherming heeft gevraagd met onbekende bestemming vertrekt zonder aan verweerder te laten weten waar hij verblijft, er in beginsel vanuit moet worden gegaan dat die vreemdeling geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. Dit is slechts anders als een vreemdeling laat weten dat hij contact met zijn gemachtigde onderhoudt en dus nog prijs stelt op deze bescherming. [2]
3. Nu de gemachtigde van eiser heeft medegedeeld geen contact meer te hebben met haar cliënt, neemt de rechtbank aan dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken en dat hij geen prijs meer stelt op de eerder door hem gezochte bescherming in Nederland. De rechtbank is daarom van oordeel dat eiser geen belang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep.
4. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C. van Boven-Hartogh, rechter, in aanwezigheid van mr. N.M.L. van der Kammen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan verzet worden ingesteld bij deze rechtbank binnen zes weken na de dag van bekendmaking. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 30c, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 22 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:579.