6.3.1Feiten 1 en 3
Het toepasselijk wettelijk kader
De verdachte wordt verweten (kort gezegd) dat hij, al dan niet tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), opzettelijk zonder vergunning van de Nederlandsche Bank het bedrijf van betaaldienstverlener heeft uitgeoefend, van welk handelen hij al dan niet een gewoonte heeft gemaakt.
Wat is een betaaldienstverlener?
Blijkens artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht is een betaaldienstverlener
:
-
degene die zijn bedrijf maakt van het verlenen van betaaldiensten.
Een betaaldienst is volgens datzelfde artikel een:
-
bedrijfswerkzaamheid als bedoeld in de bijlage bij de richtlijn betaaldiensten.
Voornoemde richtlijn betreft Richtlijn 2007/64/EG van het Europese Parlement en De Raad van 13 november 2007 betreffende betalingsdiensten in de interne markt tot wijziging van de Richtlijnen 97/7/EG, 2002/65/EG, 2005/60/EG en 2006/48/EG, en tot intrekking van Richtlijn 97/5/EG.
Blijkens voornoemde bijlage bij die richtlijn betreffen betaaldiensten ex artikel 4 punt 3 van die richtlijn (die dezelfde strekking heeft als artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht):
1. Diensten waarbij de mogelijkheid wordt geboden contanten op een betaalrekening te plaatsen alsook alle verrichtingen die voor het exploiteren van een betaalrekening vereist zijn.
2. Diensten waarbij de mogelijkheid wordt geboden contanten van een betaalrekening op te nemen alsook alle verrichtingen die voor het beheren van een betaalrekening vereist zijn.
3. Uitvoering van betalingstransacties, met inbegrip van geldovermakingen, op een betaalrekening bij de betalingsdienstaanbieder van de gebruiker of bij een andere betalingsdienstaanbieder:
- uitvoering van automatische debiteringen, met inbegrip van eenmalige automatische debiteringen;
- uitvoering van betalingstransacties via een betaalkaart of een soortgelijk instrument;
- uitvoering van overmakingen, met inbegrip van automatische betalingsopdrachten.
4. Uitvoering van betalingstransacties waarbij de geldmiddelen zijn gedekt door een kredietlijn die aan de betalingsdienstgebruiker wordt verstrekt:
- uitvoering van automatische debiteringen, met inbegrip van eenmalige automatische debiteringen;
- uitvoering van betalingstransacties via een betaalkaart of een soortgelijk instrument;
- uitvoering van overmakingen, met inbegrip van doorlopende opdrachten.
5. Uitgifte en/of aanvaarding van betaalinstrumenten.
7. Uitvoering van betalingstransacties waarbij de instemming van de betaler met een betalingstransactie wordt doorgegeven met behulp van een telecommunicatie-, digitaal of IT-instrument en de betaling rechtstreeks geschiedt aan de exploitant van de telecommunicatiediensten, het IT-systeem of het netwerk, die louter optreedt als intermediair tussen de betalingsdienstgebruiker en de persoon die de goederen levert of de diensten verricht.
Wanneer is in de onderhavige zaak sprake van het handelen als betaaldienstverlener?
De verdachte wordt (kort gezegd) verweten het ten behoeve van/op verzoek van begunstigden/betalers uitvoeren van zogeheten Hawala-geldtransacties. Gelet op voornoemde wet en richtlijn is bij Hawala-bankieren sprake van handelen als betaaldienstverlener zodra er minst genomen:
Situatie 1: geld aan de verdachte of zijn mededader(s) is gegeven door een betaler, zijnde geld dat middels Hawala-bankieren naar een Hawala-bankier in een derde land moet worden gestuurd;
Situatie 2: geld of een opdracht tot afgifte van geld aan de verdachte of zijn mededader(s) is gegeven door een Hawala-bankier in een derde land, zijnde geld dat middels Hawala-bankieren door verdachte aan een begunstigde in Nederland moest worden gegeven.
Met één van die handelingen is immers de betrokkenheid bij de Hawala-transactie gestart en onder de in situatie 1 en 2 beschreven omstandigheden ook reeds sprake van een voltooid delict.
Op 9 september 2017 is in de woning van [naam 10]
), waar de verdachte werd aangehouden, een Samsung Galaxy A3
(hierna ook: Samsung A3)aangetroffen en inbeslaggenomen. Uit onderzoek aan deze telefoon bleek dat daarin het [telefoonnummer 1]
)werd gebruikt. Uit een afgeluisterd gesprek met dit nummer is gebleken dat de gebruiker zich [bijnaam verdachte] / [verdachte] noemt.
De politie heeft de telefoon uitgelezen en onderzoek gedaan naar de inhoud van die telefoon. Daaruit bleek dat in die telefoon ruim 22.000 chats waren opgeslagen. Het [telefoonnummer 1] maakte deel uit van verschillende WhatsApp-chatgroepen.
Ten eerste is aangetroffen de chatgroep met de naam ‘Nederland, [naam 11] en [naam 16] ’. In deze chatgroep staan 874 chats in de periode van 22 februari 2017 tot en met 9 september 2017. Ongeveer 570 chats bevatten tekst, cijfers of icoontjes. In 116 berichten staat een naam, plaatsnaam, soms een telefoonnummer en een bedrag. Deze berichten zijn in de groep geplaatst door het [telefoonnummer 1] . Deze berichten worden vaak gevolgd door een inkomend bericht van één van de Turkse nummers met alleen een getal, zoals “5”, “7", “8", “10”, “15”, “20”, of met een getal voorafgaand door
“voor ons”, zoals
“voor ons 65”,
“voor ons 3”,
“voor ons 15”en soms wordt het getal voorafgegaan door “$”. Daarnaast worden berichten verstuurd, zowel door de Turkse [telefoonnummer 14] en [telefoonnummer 13] , als door het [telefoonnummer 1] , waarin wordt aangegeven wat het wederzijds tegoed is. Bijvoorbeeld:
“Ter overeenstemming: uw tegoed bij ons $9293. Ons tegoed bij u 17635 euro. Graag bevestigen”. In deze chatgroep komen meerdere berichten voor waarin [naam 4] uit Idlib wordt genoemd.
In de contactenlijst in de Samsung A3 komen onder meer de volgende contacten voor:
- ‘ [naam 4] ’ met nummer [telefoonnummer 2] ;
- ‘ [naam 4] / [kantoornaam] ’ met het [telefoonnummer 15] .
Tussen het nummer [telefoonnummer 2] en het [telefoonnummer 1] vonden tussen 17 juni 2017 en
9 september 2017 in totaal 1054 chats plaats. In ongeveer 175 chats staat steeds een naam, een bedrag en een plaatsnaam. Hiervan zijn er 140 verzonden door het [telefoonnummer 1] en 35 door het nummer [telefoonnummer 2] . De bedragen zijn in dollars danwel Syrische lira. Uit die chats blijkt dat door [naam 4] in vrijwel alle gevallen per chat wordt bevestigd dat de bedragen zijn overhandigd of dat ze nog in behandeling zijn. Regelmatig stuurde hij een overzicht van wat is uitbetaald en de verrekening van eventueel door hem ontvangen bedragen ten gunste van de verdachte. Voorts blijkt uit de chats dat regelmatig wordt gesproken over ‘Hawala’. Ten slotte blijkt dat in een chat wordt verwezen naar een website van het [bedrijfsnaam] ’, dat een bedrijf is voor geldwissel- en geldtransacties, met vestigingen in Turkije, Syrië en Libanon. Uit enkele chats die erna volgen blijkt dat kennelijk zaken wordt gedaan via ‘ [bedrijfsnaam] .
Ten tweede komt het [telefoonnummer 1] voor in de chatgroep met de naam ‘ [naam 19] / [bijnaam verdachte] ’.
In de chatgroep komen meerdere chats voor met daarin namen die (vrijwel) overeenkomen met de namen op de afbeeldingen van identiteitsbewijzen die eveneens in de Samsung A3 zijn aangetroffen. Van 27 van de 36 afbeeldingen zijn de namen door het [telefoonnummer 1] in een chat in de chatgroep gezet. Uit de verdere tekst in deze chats kan worden opgemaakt dat er zeer waarschijnlijk een bedrag aan deze personen moet worden uitbetaald. Deze personen zijn allen woonachtig in Turkije of het Midden-Oosten.
De verklaring van de verdachte
De verdachte heeft verklaard dat hij betaaltransacties heeft verricht zonder dat hij daarvoor een vergunning had. Hij heeft verklaard dat hij denkt dat hij deze activiteiten in de jaren 2017 en 2018 heeft ontplooid en dat hij voor het verrichten van die betaaltransacties voornoemde Samsung A3 gebruikte, die door de politie inbeslaggenomen is. De mensen in Nederland die geld wilden overmaken naar Syrië kwamen aan zijn telefoonnummer via hun familie in Syrië. De mensen die geld nodig hadden in Idlib (Syrië) gingen naar zijn neef in Idlib.
Over de wijze waarop die transacties werden verricht, heeft de verdachte verklaard dat het ging om geldbedragen die familieleden bijvoorbeeld naar hun familie in Syrië wilde sturen. Het geld ging via een tussenpersoon in Turkije, met wie de verdachte zaken deed, naar Syrië. Daarnaast heeft de verdachte in 2017 [naam 4] uit Idlib (Syrië) leren kennen, via wie hij ook zaken heeft gedaan met betrekking tot het verrichten van geldtransacties. Via deze [naam 4] was het goedkoper om geld naar Syrië te sturen. Voor het Hawala bankieren had de verdachte aldus contact met deze twee personen uit Turkije en Syrië.
Ook met zijn neef [naam 17] heeft de verdachte zaken gedaan. Die neef heeft geld ontvangen en betaald. Daarnaast deed de verdachte ook zaken met [naam 18] , die woonachtig is in Duitsland. Deze [naam 18] heeft ervoor gezorgd dat de verdachte met zijn telefoonnummer in een WhatsApp-groep terecht kwam om zo geldtransacties naar Syrië te kunnen verrichten.
De verdachte maakte ook deel uit van de WhatsApp-groep ‘Nederland, [naam 11] en [naam 16] ’, via welke groep hij geldtransacties verrichtte. Over de WhatsApp-chatgroep “ [naam 19] / [bijnaam verdachte] ” heeft de verdachte verklaard dat hij [bijnaam verdachte] is en dat [naam 19] ook deel nam aan deze groep en dat hij een persoon is die geld overmaakt.
De verdachte heeft verklaard dat als mensen geld wilden sturen naar Syrië, hij zelf het geld ontving, of dat hij een kennis zocht bij wie dat geld kon worden ingeleverd waar hij het daarna ophaalde. Ook gebeurde het dat die mensen het geld bij één persoon verzamelden, die het geld bij hem bracht. Over zijn verdiensten in de vorm van provisie heeft de verdachte verklaard dat als iemand bijvoorbeeld € 100,- wilde overmaken, die persoon dan
€ 110,- moest geven. Daarvan mocht verdachte zelf € 4,- houden en € 6,- moest hij afdragen aan het geldwisselkantoor voor de kosten van de transactie.
Voorts heeft hij verklaard dat [medeverdachte] hem bij het Hawala bankieren heeft geholpen, omdat hij zelf de Nederlandse taal niet goed begreep. [medeverdachte] schreef op zijn verzoek notities van de geldtransacties voor hem op, onder meer in de witte inbeslaggenomen map, zodat hij een overzicht had van de transacties, de tegoeden bij de geldwisselkantoren en de tekorten. Ook heeft [medeverdachte] op zijn verzoek een aantal keer bij mensen geld verzameld dat moest worden overgeboekt en heeft de verdachte de telefoon van [medeverdachte] gebruikt voor het Hawala bankieren.
Behalve van [medeverdachte] kreeg de verdachte ook hulp van zijn toenmalige vrouw [naam 10] bij het Hawala bankieren. Zij schreef WhatsApp-berichten met de naam, het bedrag en de plaatsnaam van de persoon voor wie het geld was bestemd. De verdachte zat namelijk wel in een WhatsApp-chatgroep, maar kon zelf de berichten voor die groep niet schrijven.
Over de in de tenlastelegging opgenomen geldtansacties heeft de verdachte ten slotte als volgt verklaard. Van de transacties onder 1 en L weet hij nog dat hij die heeft verricht. Met betrekking tot transactie G heeft de verdachte verklaard dat hij nog weet dat hij de 10.000,- dollar in opdracht van een geldwisselkantoor aan een persoon in Amstelveen heeft gegeven, van wie hij de naam niet meer weet. Het chatbericht dat ziet op transactie H komt de verdachte bekend voor. Voor het overige heeft de verdachte verklaard dat de transacties kunnen kloppen, maar dat hij niet meer alle namen van de personen weet en evenmin de precieze geldbedragen.
Ten slotte heeft de verdachte verklaard dat hij is begonnen met Hawala-bankieren, omdat het moeilijk was om rond te komen van alleen de uitkering die hij destijds ontving.
De verklaring van medeverdachte [medeverdachte] )
[medeverdachte] heeft verklaard dat bij hem een witte ordner inbeslaggenomen is en dat die van de verdachte is. Ook heeft de verdachte Hawala-opdrachten verstuurd vanaf de telefoon van [medeverdachte] .
Voorts heeft [medeverdachte] verklaard dat de verdachte in februari 2018 met zijn telefoon bij hem kwam met het verzoek de inhoud van die telefoon over de Hawala’s op papier te schrijven. [medeverdachte] heeft dat vervolgens in de witte map gedaan. De verdachte kon wel goed rekenen, maar kon zelf niet schrijven. De Hawala’s die via de telefoon van [medeverdachte] waren gestuurd moest daar ook in worden opgeschreven. Alleen hij heeft notities in de witte map geschreven, zo verklaart [medeverdachte] .
[medeverdachte] wist dat de verdachte, die hij medio 2017 leerde kennen, zich bezig hield met Hawala’s. Volgens hem heeft de verdachte vrienden in Turkije, Libanon en Syrië die geldwisselkantoren hebben. Hij stuurde de bestemming, de volledige naam, het telefoonnummer en het bedrag naar een geldwisselkantoor. Dat kantoor nam vervolgens contact op met de betreffende persoon om het bedrag aan deze persoon te overhandigen, zo verklaart [medeverdachte] . De geldwisselkantoren die de verdachte gebruikte waren onder andere [naam 19] voor geldwissel in Idlib en [naam 4] voor geldwissel in Damascus.
Over zijn rol bij het Hawala-bankieren heeft [medeverdachte] verklaard dat hij door particulieren werd benaderd met het verzoek om de Hawala-opdracht naar het geldwisselkantoor te sturen. Dat deed hij dan zelf, maar het geld werd aan de verdachte gegeven.
[medeverdachte] heeft verklaard dat hij in opdracht van de verdachte meermalen contante geldbedragen aan personen heeft gegeven en dat dit in maart of april 2018 was. De adresgegevens kreeg hij dan van de verdachte.
Ten slotte heeft [medeverdachte] verklaard dat de verdachte voor het Hawala-bankieren gebruik maakte van WhatsApp-groepen, waar verschillende geldwisselkantoren ook lid van waren.
De geldtransacties genoemd in de tenlastelegging
1- op of omstreeks 9 november 2016 een geldbedrag van € 80 (afkomstig van [naam 1] )
en
M- op of omstreeks 23 augustus 2017, althans in of omstreeks augustus 2017, een geldbedrag van € 411 (ten behoeve van [naam 2] )
In de chatgroep ‘Nederland, [naam 11] en [naam 16] ’ is een chatbericht aangetroffen met de tekst
‘ [naam 2] in Nederland’. Onderzoek naar deze persoon leidde naar [naam 2] , [geboortedatum 10] 1999 in Idlib (Syrië), die vanaf 15 maart 2018 stond ingeschreven op het [adres 2] te Leiden.
Op 9 november 2016 is een bedrag van € 80,- bijgeschreven op de bankrekening (met IBAN [rekeningnummer 2] van de verdachte, welk bedrag afkomstig was van de bankrekening (met IBAN [rekeningnummer 1] ) van [naam 1] , geboren op
[geboortedatum 11] te Idlib (Syrië). [naam 1] staat eveneens ingeschreven op de [adres 2] in Leiden. Uit de gegevens van de BRP blijkt dat [naam 2] en [naam 1] broers zijn.
Op 23 augustus 2017 werd in de chatgroep ‘Nederland, [naam 11] en [naam 16] ’ door het nummer [telefoonnummer 2] de volgende chat verstuurd:
“Graag €411 overhandigen aan de heer [naam 2] in NEDERLAND”.
Voornoemde [naam 1]
)heeft bij de politie verklaard dat hij met zijn broer [naam 2] in Leiden woont. [naam 1] heeft verklaard dat zijn rekeningnummer [rekeningnummer 1] is en dat zijn [telefoonnummer 3] is. Over de transactie heeft [naam 1] verklaard dat hij de verdachte, met bijnaam [bijnaam verdachte] , kent vanuit een asielzoekerscentrum en dat hij weet dat de verdachte zich bezig houdt met Hawala-bankieren. [naam 1] heeft verklaard dat hij zeker één keer geld heeft overgemaakt naar Syrië via de verdachte. Ten slotte heeft [naam 1] verklaard dat hij via een neef van de verdachte had gehoord hoe het geld moest worden overgemaakt.
Bij de rechter-commissaris heeft [naam 1] nog nader verklaard over de wijze waarop de geldtransactie via de verdachte is verlopen. Hij heeft verklaard dat hij via de verdachte geld heeft overgemaakt naar zijn familie in Syrië door een geldbedrag over te boeken op de bankrekening van de verdachte, die het op zijn beurt aan zijn familie in Syrië zou doen toekomen. [naam 1] heeft verklaard dat zijn familie het geld, in Syrische Lira’s, daadwerkelijk heeft ontvangen.
Voornoemde [naam 2]
)heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij via een vriend in Syrië en via de verdachte in augustus/september 2017 geld heeft ontvangen. Die vriend was naar een illegaal kantoor in Syrië gegaan en heeft daar verzocht om een geldbedrag in dollars naar hem over te maken. Die vriend kreeg op dat kantoor de naam van de verdachte te horen als degene bij wie het geld in Nederland kon worden opgehaald en kreeg eveneens het telefoonnummer van de verdachte. [naam 2] heeft hierover daarna met zijn oom gesproken, die hem vertelde dat hij de verdachte persoonlijk kent. Zijn oom is daarom het geld bij de verdachte gaan ophalen, waarna hij zelf het geld weer van zijn oom ontving. Het ging om een bedrag van $500,-, wat in euro’s neer kwam op ongeveer
€ 410,-.
De rechtbank is van oordeel dat – gelet op het voorgaande in samenhang bezien met de overige bewezen verklaarde transacties/transfers – kan worden bewezen dat de verdachte op 9 november 2016 een bedrag van € 80,- in ontvangst heeft genomen om die, althans het equivalent daarvan in Syrische lira, te laten uitbetalen in Syrië aan familie van [naam 1] , hetgeen is aan te merken als een Hawala-transactie. De verdachte heeft, zoals hiervoor overwogen, verklaard dat hij deze transactie heeft verricht.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat – gelet op het voorgaande in samenhang bezien met de overige bewezen verklaarde transacties/transfers – kan worden bewezen dat de verdachte op 23 augustus 2017 door een Hawala-bankier de opdracht heeft gekregen om in Nederland aan [naam 2] een bedrag van € 411,- te overhandigen en dat die betaling daadwerkelijk heeft plaatsgevonden, hetgeen is aan te merken als een Hawala-transactie.
A- op of omstreeks 24 juni 2017, althans in of omstreeks juni 2017, een geldbedrag van 5.000 Amerikaanse dollar
en
B- op of omstreeks 1 juli 2017, althans in of omstreeks juli 2017, een geldbedrag van 5.000 Amerikaanse dollar
Op 24 juni 2017 plaatste het [telefoonnummer 1] het volgende bericht in de chatgroep ‘Nederland, [naam 11] en [naam 16]
“ [naam 4] , IDLIB, 5000 dollar”.
Op 1 juli 2017 plaatste het [telefoonnummer 1] het volgende bericht in de chatgroep ‘Nederland, [naam 11] en [naam 16] ’:
“ [naam 4] , IDLIB, 5000 dollar”.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op het voorgaande – in samenhang bezien met de overige bewezen verklaarde transacties/transfers – kan worden bewezen dat de verdachte op voornoemde tijdstippen aan de Hawala-bankier de opdracht heeft gegeven tot betaling van telkens 5.000,- dollar aan [naam 4] in Idlib (Syrië), hetgeen is aan te merken als een Hawala-transactie.
C- op of omstreeks 4 juli 2017, althans in of omstreeks juli 2017, een geldbedrag van 525 euro
Op 4 juli 2017 plaatste het [telefoonnummer 4] het volgende bericht in de chatgroep ‘Nederland, [naam 11] en [naam 16] ’:
“NEDERLAND-GRONINGEN, €525, [naam 20] , [telefoonnummer 5] ".
Daarop antwoordde het [telefoonnummer 1] met het bericht:
Uit onderzoek bleek dat [naam 20] , [geboortedatum 12] 1985 te Syrië, vanaf 2 juli 2015 stond ingeschreven op een adres in Groningen.
[naam 20]
)heeft 27 juni 2018 verklaard dat zij vermoedt dat het bedrag via haar broer in Turkije is overgemaakt via een persoon. [naam 20] had geld nodig en haar broer wilde haar helpen. Zij weet nog dat zij vorig jaar naar het station in Groningen ging en dat zij daar € 525,- contact heeft ontvangen van een man. Het ging om een man die volgens haar met een Syrisch accent sprak.
[naam 20] heeft verder nog verklaard dat het [telefoonnummer 5] haar telefoonnummer is en dat in haar telefoon een contact staat met het [telefoonnummer 1] en met de naam ‘Hawala’. Zij verklaarde dat zij in het verleden van deze persoon meerdere kleine geldbedragen contact heeft ontvangen.
Ten slotte heeft [naam 20] verklaard dat zij de persoon behorend bij het [telefoonnummer 1] via haar broer heeft leren kennen. Die broer had haar nummer aan een persoon in Turkije gegeven en zo werd geld via Hawala aan haar op haar rekening in Nederland overgemaakt.
De rechtbank is van oordeel dat – gelet op het voorgaande in samenhang bezien met de overige bewezen verklaarde transacties/transfers – kan worden bewezen dat de verdachte op 4 juli 2017 door een Hawala-bankier de opdracht heeft gekregen om in Nederland aan [naam 20] een bedrag van € 525,- te overhandigen en dat die betaling daadwerkelijk heeft plaatsgevonden, hetgeen is aan te merken als een Hawala-transactie.
D- op of omstreeks 3 augustus 2017, althans in of omstreeks augustus 2017, een geldbedrag van 21.290 euro
Op 3 augustus 2017 plaatste het [telefoonnummer 4] om 12.24 uur het volgende bericht in de chatgroep ‘Nederland, [naam 11] en [naam 16] ’:
“Graag een bedrag van 21290 euro overhandigen. NEDERLAND, [naam 21] , [telefoonnummer 6] . Terug naar ons 360.”
Het [telefoonnummer 1] antwoordde hier om 12.25 uur op met het bericht:
Op 4 augustus 2017 plaatste het [telefoonnummer 4] om 16.04 uur het volgende bericht in de chatgroep:
“Stuur mij een kopie/foto van de identiteitskaart” .
In de Samsung A3 is een foto van een Nederlandse identiteitskaart op naam van [naam 21] ( [geboortedatum 13] -1965) opgeslagen, welke foto als datum/tijdstip heeft 4 augustus 2017 18.37 uur. Uit onderzoek in de Basisregistratie personen
(hierna: BRP)bleek het te gaan om [naam 21] , [geboortedatum 13] 1965 te Aleppo (Syrië).
Anders dan de verdediging leidt de rechtbank uit deze chatconversatie af, dat de opdracht tot betaling is gegeven en dat die opdracht, gelet op het bericht “is geschied” ook is uitgevoerd.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat – gelet op het voorgaande in samenhang bezien met de overige bewezen verklaarde transacties/transfers – kan worden bewezen dat de verdachte op 3 augustus 2017 door een Hawala-bankier de opdracht heeft gekregen om in Nederland aan [naam 21] een bedrag van € 21.290,- te overhandigen en dat die betaling daadwerkelijk heeft plaatsgevonden, hetgeen is aan te merken als een Hawala-transactie.
E- op of omstreeks 13 augustus 2017, althans in of omstreeks augustus 2017, een geldbedrag van 200 Amerikaanse dollar
Op 13 augustus 2017 vond in de chatgroep ‘Nederland, [naam 11] en [naam 16] ’ de volgende chatconversatie plaats:
Om 18:50:54 uur verstuurde het [telefoonnummer 1] het volgende bericht:
“Chef, de dollar stemt over maar wat betreft de overboeking van 200 van [naam 22] , hij zegt dat hij het niet ontvangen heeft.”
Om 19:11:18 uur antwoordde het [telefoonnummer 7] daarop met:
“Ik zal er achteraan gaan”.
Om 20:21:47 uur verstuurde het [telefoonnummer 7] vervolgens het bericht:
“Heeft ontvangen, heeft ontvangen”.
De rechtbank is van oordeel dat – gelet op het voorgaande in samenhang bezien met de overige bewezen verklaarde transacties/transfers – kan worden bewezen dat [naam 22] omstreeks augustus 2017 via een Hawala-bankier op verzoek van de verdachte een bedrag van 200 dollar heeft ontvangen, hetgeen is aan te merken als een Hawala-transactie.
F- op of omstreeks 17 augustus 2017, althans in of omstreeks augustus 2017, een geldbedrag van 2.842 euro
Op 17 augustus 2017 stuurde het [telefoonnummer 4] de volgende berichten in de chatgroep ‘Nederland, [naam 11] en [naam 16] ’:
- [adres 3] . Naar deze plaats In NEDERLAND. [naam 23] , bedrag: €2842. [telefoonnummer 16] ”;
- “Voor ons 230”.
Het [telefoonnummer 1] antwoordde hierop met het bericht:
“Is geschied".
Uit onderzoek in de BRP bleek dat op het adres [adres 3] te Zaandam vanaf 29 december 2016 stond ingeschreven [naam 23] , [geboortedatum 14] 1949 te Hama (Syrië). Zijn dochter stond eveneens op dit adres ingeschreven, maar haar achternaam wordt geschreven als [naam 23] .
De rechtbank is van oordeel dat – gelet op het voorgaande in samenhang bezien met de overige bewezen verklaarde transacties/transfers – kan worden bewezen dat de verdachte op 17 augustus 2017 door een Hawala-bankier de opdracht heeft gekregen om in Nederland aan [naam 23] een bedrag van € 2.842,- te overhandigen en dat die betaling daadwerkelijk heeft plaatsgevonden, hetgeen is aan te merken als een Hawala-transactie.
G- op of omstreeks 22 augustus 2017, althans in of omstreeks augustus 2017, een geldbedrag van 10.000 euro
Op 22 augustus 2017 vond de volgende chatconversatie plaats:
Om 11:10:53 uur stuurde het [telefoonnummer 4] het bericht:
“NEDERLAND, AMSTERDAM, 10.000 euro, hoeveel is de teruggave/terugkomst.”
Om 11:11:39 uur stuurde het [telefoonnummer 1] het bericht:
“Chef, het is er wel.”
Om 11:11:50 uur stuurde het [telefoonnummer 1] het bericht:
“Moet ik je overhandigen of moet ik voor jou ontvangen.”
Om 11:13:13 uur stuurde het [telefoonnummer 4] het bericht:
“Je overhandigt me.”
Om 11:13:19 uur stuurde het [telefoonnummer 4] het bericht:
“20”.
Om 11:13:48 uur stuurde het [telefoonnummer 1] het bericht:
“Ja, is gereed, is wel aanwezig/is er al.”
Om 11:14:04 uur stuurde het [telefoonnummer 1] het bericht:
“Regel het voor ons, tot en met 2 is terugkomend.”
Om 11:26:28 uur stuurde het [telefoonnummer 4] het bericht:
“ [naam 24] + [telefoonnummer 8] , €10.000, AMSTERDAM”.
Om 11:26:47 uur stuurde het [telefoonnummer 4] het bericht:
“Voor ons 150 euro, terugkomend, tot je dienst.”
Uit onderzoek is gebleken dat deze chatconversatie ging over [naam 24] , [geboortedatum 2] 1969 te Tartous-Banias (Syrië).Navraag in de BRP leerde dat deze [naam 24] vanaf 24 juli 2017 stond ingeschreven op het [adres 4] in Amstelveen en dat hij daarvoor stond ingeschreven op een adres in Amsterdam.
Op 25 augustus 2017 werden om 17.23 uur en om 17.24 uur door het [telefoonnummer 1] twee chats ontvangen, te weten [''''] ” en “ [adres 4] ”. Daarvoor vond op dit nummer om 13.29 uur een uitgaand chatgesprek plaats en om 17.23 uur een inkomend chatgesprek.
In het navigatiesysteem die in de auto van de verdachte inbeslaggenomen is, staat in de lijst met adressen onder andere het adres: [adres 4] te Amstelveen.
[naam 24] heeft op 5 juni 2018 verklaard dat de verdachte ongeveer een jaar geleden bij hem thuis in Amstelveen kwam, samen met een andere man, en dat hij toen € 10.000,- cash van hem kreeg. Op de vraag wat het chatbericht
“ [naam 24] + [telefoonnummer 8] , €10.000, AMSTERDAM”betekent, antwoordde [naam 24] dat daarin zijn telefoonnummer en het bedrag staan vermeld en dat dat bericht door de verdachte was gestuurd naar hem omdat hij, [naam 24] , geld bij hem tegoed had.
De rechtbank is van oordeel dat – gelet op het voorgaande in samenhang bezien met de overige bewezen verklaarde transacties/transfers – kan worden bewezen dat de verdachte op 22 augustus 2017 de opdracht heeft gekregen om in Nederland aan [naam 24] een bedrag van
€ 10.000,- te overhandigen en dat die betaling daadwerkelijk heeft plaatsgevonden, hetgeen is aan te merken als een Hawala-transactie. De verdachte heeft, zoals hiervoor overwogen, verklaard dat hij deze transactie in opdracht van een geldwisselkantoor heeft verricht.
H- op of omstreeks 17 juni 2017, althans in of omstreeks juni 2017, een geldbedrag van 2.000 Amerikaanse dollar
Op 17 juni 2017 om 14.35 uur stuurde het [telefoonnummer 1] aan het [telefoonnummer 2] het volgende bericht:
“ [naam 25] , IDLIB, $2000. 17-6-2017”.
Op 17 juni 2017 om 21.37 uur stuurde het [telefoonnummer 2] het volgende bericht:
“De volgende Hawala’s zijn nog niet uitgevoerd: (…) 3 [naam 25] $2000”.
De rechtbank is van oordeel dat – gelet op het voorgaande in samenhang bezien met de overige bewezen verklaarde transacties/transfers – kan worden bewezen dat de verdachte op 17 juni 2017 de opdracht aan de Hawala-bankier [naam 4] heeft gegeven tot betaling van 2.000,- dollar aan [naam 25] in Idlib (Syrië), hetgeen is aan te merken als een Hawala-transactie.
I- op om omstreeks 18 juni 2017, althans in of omstreeks juni 2017, een geldbedrag van 500 dollar
Op 18 juni 2017 stuurde het [telefoonnummer 1] aan het [telefoonnummer 2] het volgende bericht:
“ [naam 26] , de zoon van [naam 27] of [naam 57] , de zoon van [naam 26] , 500 dollar”.
Daarop antwoordde het nummer [telefoonnummer 2] die dag om 16.55 uur met het bericht:
“Reeds aan de heer [naam 26] overhandigd een bedrag van 500 dollar”.
De rechtbank is van oordeel dat – gelet op het voorgaande in samenhang bezien met de overige bewezen verklaarde transacties/transfers – kan worden bewezen dat de verdachte op 18 juni 2017 de opdracht aan de Hawala-bankier [naam 4] heeft gegeven tot betaling van 500,- dollar aan [naam 26] en dat die betaling daadwerkelijk heeft plaatsgevonden, hetgeen is aan te merken als een Hawala-transactie.
J - op of omstreeks 18 juni 2017, althans in of omstreeks augustus 2017, een geldbedrag van 5.000 Amerikaanse dollar
Op 18 juni 2017 om 16.04 uur stuurde het [telefoonnummer 2] het volgende bericht aan het [telefoonnummer 1] :
“Ik heb van de heer [naam 28] ten goede aan jullie/u ontvangen een bedrag van $5000”.
De rechtbank is van oordeel dat – gelet op het voorgaande in samenhang bezien met de overige bewezen verklaarde transacties/transfers – wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte betrokken is geweest bij een betaling van 5000 dollar, hetgeen is aan te merken als een Hawala-transactie.
K- op of omstreeks 27 augustus 2017, althans in of omstreeks augustus 2017, een geldbedrag van 200 Amerikaanse dollar
Op 27 en 28 augustus 2017 vond de volgende chatconversatie plaats tussen de [telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 8] :
[telefoonnummer 8] :
“Hallo, ik hoop dat het goed gaat met je, ik wil graag naar IDLIB overmaken als het mogelijk is, laat me weten.”
[telefoonnummer 1] :
“Ja. Tot je dienst.”
[telefoonnummer 8] :
“ [naam 30] , de zoon van [naam 31] , bedrag: 200 euro naar IDLIB.”
Dit laatste bericht wordt door het [telefoonnummer 1] op 27 augustus 2017 om 21.42 uur ontvangen.
[telefoonnummer 8] :
“Broeder, je hebt ze dus gestuurd zodat ze het morgen kunnen gaan ontvangen.”
[telefoonnummer 1] :
“Ja.”
[telefoonnummer 8] :
“Dank je wel, laatste vraag, hoeveel zullen in dollars ontvangen.”
[telefoonnummer 1] :
“200 dollar.”
Op 27 augustus 2017 om 23.12 uur stuurde het [telefoonnummer 1] het volgende bericht naar het Syrische [telefoonnummer 2] :
“Naam: [naam 30] , de zoon van [naam 31] , bedrag: 200 dollar, IDLIB, naar IDLIB”.
Uit onderzoek bleek dat het eerder genoemde nummer [telefoonnummer 8] als contact stond opgeslagen in de Samsung A3 onder de naam ‘ [naam 32] ’. Dit telefoonnummer bleek in gebruik te zijn (geweest) bij [naam 32] ( [geboortedatum 3] te Idlib (Syrië)), die vanaf
20 september 2016 stond ingeschreven op een adres in Deventer. In de Samsung A3 was een foto opgeslagen van een identiteitsbewijs van:
Voornaam : [naam 30]
Achternaam : [naam 30]
Naam vader : [naam 31]
Naam moeder : [naam 33]
Geboortedatum [geboortedatum 4] -1978
Geboorteplaats : Idlib
De foto heeft als datum 29-8-2017 en als tijdstip 15.23.08 uur.
[naam 32] heeft bij de politie verklaard dat zijn telefoonnummer
[telefoonnummer 8] is. Als hem voornoemde chatberichten van 27 en 28 augustus 2017 worden voorgehouden verklaart hij daarover dat hij een broer genaamd [naam 30] heeft, die in Idlib (Syrië) woont. Omdat zijn vader ziek is en zijn broer voor hem zorgt, wilde [naam 30] zijn broer financieel bijstaan. Via via kreeg hij contact met een persoon genaamd [naam 31] , die hem het [telefoonnummer 1] gaf. Vervolgens heeft hij het gesprek gevoerd zoals genoemd in de chatberichten. [naam 30] heeft eerdergenoemde [naam 31] in Apeldoorn contant 200 euro betaald. In Syrië ontvangen ze dat dan in dollars.
De rechtbank is van oordeel dat – gelet op het voorgaande in samenhang bezien met de overige bewezen verklaarde transacties/transfers – kan worden bewezen dat de verdachte van [naam 30] via [naam 31] een bedrag van € 200,- heeft ontvangen om dat bedrag naar Syrië te versturen en dat hij op 27 augustus 2017 aan Hawala-bankier [naam 4] de opdracht heeft gegeven tot uitbetaling van 200 dollar in Idlib (Syrië), hetgeen is aan te merken als een Hawala-transactie.
L- op of omstreeks 21 augustus 2017, althans in of omstreeks augustus 2017, een geldbedrag van 57.000 Syrische Lires
In de Samsung A3 stond een foto van een Syrisch identiteitsbewijs, op naam van [naam 35] , [geboortedatum 5] 1984 te Ain Alarab (naam vader: [naam 26] , naam moeder [naam 36] ), opgeslagen met als datum 21 augustus 2017 en als tijd 11.13 uur.
Op 21 augustus 2017 stuurde het [telefoonnummer 1] in de chatgroep “ [naam 19] / [bijnaam verdachte] ” de volgende berichten:
- ‘ [naam 35] [telefoonnummer 9] +’;
- ‘Aleppo’;
- ‘Netto 57000 Syrische Lires’.
Daarop antwoordde het [telefoonnummer 10]
De rechtbank is van oordeel dat – gelet op het voorgaande in samenhang bezien met de overige bewezen verklaarde transacties/transfers – kan worden bewezen dat de verdachte op 21 augustus 2017 aan een Hawala-bankier de opdracht heeft gegeven tot betaling van 57.000 Syrische Lires in Aleppo (Syrië), hetgeen is aan te merken als een Hawala-transactie.
De verdachte heeft, zoals hiervoor overwogen, verklaard dat hij deze transactie heeft verricht.
andere geldtransacties en/of geldtransfers als vermeld in een witte map die onder [medeverdachte]
in beslag is genomen
Tijdens de doorzoeking op 15 mei 2018 in de woning van [medeverdachte] is een witte map met administratie aangetroffen, waarin teksten in Arabische schrift stonden geschreven. Die teksten zijn vervolgens door een tolk vertaald, waarna bleek dat het ging om namen, bedragen (in Syrische Lyra’s, dollars en euro’s) en berekeningen. Ook blijkt dat er sprake is van teksten over (naar de rechtbank begrijpt) ‘een (boekhoudkundige) balans’, omdat er woorden werden geschreven als
‘Jullie hebben bij ons nog een tegoed van …’en
‘Wij hebben bij jullie een tegoed van…’.
Uit de hiervoor weergegeven verklaring van de verdachte leidt de rechtbank af dat [medeverdachte] op zijn verzoek handelingen verrichtte om de administratie met betrekking tot de Hawala-geldtransacties/transfers in de witte map bij te houden, zodat hij
– naar zijn zeggen – een overzicht had van de transacties, de tegoeden bij de geldwisselkantoren en de tekorten. Voorts blijkt uit de hiervoor weergegeven verklaring van [medeverdachte] dat hij in opdracht van de verdachte notities/berekeningen die betrekking hadden op Hawala’s in een witte map opschreef.
De rechtbank is gelet op het voorgaande, alsmede op de overige bewijsmiddelen zoals hiervoor opgenomen – in onderling verband en samenhang beschouwd – van oordeel dat kan worden bewezen dat de verdachte ook betrokken is geweest bij de in de witte map vermelde, andere dan hiervoor opgenomen, Hawala-geldtransacties/geldtransfers.
Geen vergunning van de Nederlandsche Bank
Zowel de verdachteals zijn [medeverdachte]hadden geen vergunning van De Nederlandsche Bank om als betaaldienstverlener op te treden.
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
De verdachte had naar eigen zeggen personen in Nederland die geldbedragen bij andere personen verzamelden, om dat vervolgens bij hem te brengen waarna hij die bedragen naar het buitenland kon versturen via een Hawala-geldtransactie. Voor het versturen van berichten in de WhatsApp-groepen kreeg hij hulp van [medeverdachte] en ook van zijn toenmalige vrouw [naam 10] , omdat hij zelf niet kon schrijven. Bovendien hielp die [medeverdachte] de verdachte met de boekhouding van de Hawala-geldtransfers.
Uit de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen blijkt verder dat de verdachte aldus samen met anderen op verzoek van personen in Nederland via Hawala-bankiers/geldwisselkantoren in Turkije en/of Syrië meermalen geldbedragen verstuurde naar Syrië en voorts dat hij samen met anderen in opdracht van die Hawala-bankiers/geldwisselkantoren in Turkije en/of Syrië meermalen geldbedragen aan personen in Nederland overhandigde.
De rechtbank acht daarom bewezen dat de verdachte, als onderdeel van een groot netwerk, tezamen en in vereniging met anderen het bedrijf van betaaldienstverlener heeft uitgeoefend, zonder dat hij daarvoor een vergunning had van De Nederlandsche Bank, en dat hij in dat kader betrokken is geweest bij een groot aantal Hawala-geldtransacties/transfers. Gelet hierop acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het tenlastegelegde ondergronds bankieren (Hawala-bankieren) als bedoeld in artikel 2:3a van de Wet op het financieel toezicht, zoals hierna onder 1 bewezen verklaard. Vanwege de lange duur en intensiteit van de door de verdachte verrichtte
Hawala-geldtransacties/transfers acht de rechtbank bovendien bewezen dat hij, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), hiervan een gewoonte heeft gemaakt.
Feit 3
Uit de hiervoor opgenomen verklaring van de verdachte leidt de rechtbank af dat hij voor de door hem verrichtte Hawala-transacties vanuit Nederland provisie rekende om zo de kosten voor die transacties bij de Hawala-bankier/het geldwisselkantoor te kunnen betalen alsmede om zelf iets over te houden als vergoeding voor zijn geleverde diensten. Volgens zijn ter terechtzitting afgelegde verklaring gebruikte de verdachte die vergoeding als aanvulling op zijn uitkering om makkelijker te kunnen rondkomen. Hiermee heeft de verdachte geldbedragen verworven, voorhanden gehad en van die geldbedragen gebruik gemaakt, terwijl hij wist dat die bedragen afkomstig waren uit een door hem gepleegd misdrijf, te weten het Hawala-bankieren.
De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte in de tenlastegelegde periode meerdere geldbedragen heeft witgewassen, zoals onder feit 3 tenlastegelegd. Gelet op de lange duur en intensiteit van de door de verdachte verrichtte
Hawala-geldtransacties/transfers acht de rechtbank bovendien bewezen dat hij hiervan een gewoonte heeft gemaakt.
6.3.2Feit 2
In het onder 2 tenlastegelegde wordt de verdachte verweten dat hij in de periode vanaf 1 april 2015 tot en met 9 september 2017 zich schuldig heeft gemaakt aan het financieren van terrorisme (artikel 421 van het Wetboek van Strafrecht) door in die periode meerdere geldbedragen aan zijn [broer van de verdachte ]
)te doen toekomen.
Voor de beantwoording van de vraag of wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte de vereiste opzet in de zin van artikel 421 van het Wetboek van Strafrecht heeft gehad, zal het rechtbank de volgende drie vragen bezien.
Ten eerste zal de rechtbank beoordelen of kan worden vastgesteld dat in de ten laste gelegde periode algemeen bekend was dat de in de tenlastelegging vermelde organisaties
terroristischeorganisaties betroffen.
In de tweede plaats dient de rechtbank te beoordelen of de verdachte geldbedragen aan [broer van de verdachte ] heeft doen toekomen.
En in de derde plaats dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of [broer van de verdachte ] was aangesloten bij (een van) die terroristische organisaties ten tijde van de tenlastegelegde periode en vervolgens of de verdachte daarmee bekend was.
Terroristische organisaties?
Het is een feit van algemene bekendheid, zoals daarvan (tevens) blijkt uit door de rechtbank geraadpleegde – en zonder noemenswaardige moeite te raadplegen – algemeen toegankelijke bronnen (https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:GHDHA:2017:2854) dat in het voorjaar van 2011 een groot deel van de bevolking van Syrië vreedzaam in verzet kwam tegen het regime van president Bashar al-Assad . In de strijd tegen het regime van Assad hebben zich ook twee belangrijke aan Al-Qa’ida gelieerde jihadistische organisaties gemengd: Jabhat al-Nusra (per 28 juli 2016: Jabhat Fatah al-Sham) en de Islamitische Staat in Irak en al-Sham (ISIS, ook wel bekend als IS, ISI, ISIL, AQI of DAESH).
ISI wijzigde op 8 april 2013 haar naam in de Islamitische Staat in Irak en de Levant (ISIL), onder meer om de uitbreiding van haar activiteiten naar Syrië te benadrukken. Op 29 juni 2014 riep ISIL het islamitisch kalifaat uit in het door haar veroverde gebied in Irak en Syrië en werd haar naam gewijzigd in de Islamitische Staat (IS). [naam 58] , de emir van de organisatie, werd aangesteld als ‘kalief’ van IS.
De organisatie heeft als doel het vestigen van een islamitisch kalifaat dat de landsgrenzen van in ieder geval Syrië en Irak overstijgt. Om dit te bewerkstelligen voert zij een gewapende strijd. (https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:GHDHA:2017:2854) IS hanteert tijdens militaire operaties en de uitoefening van de macht in de door haar veroverde gebieden in Irak en Syrië de volgende werkwijzen: (zelfmoord)aanslagen, executies, ontvoeringen, gijzelingen en martelingen. De organisatie doodt tegenstanders door middel van onthoofding, kruisiging en een schot door het hoofd, zo wordt gemeld uit de door IS bezette of bevochten gebieden.
IS is in internationaal verband aangemerkt als een terroristische organisatie en is daarmee een in Nederland verboden terroristische organisatie. Op 30 mei 2013 wordt het toenmalige ISIL aan de VN Sanctielijst toegevoegd. Op 1 juli 2013 is het toenmalige ISIL op de financiële sanctielijst van de Europese Unie geplaatst.
Jabhat al-Nusra maakte op 24 januari 2012 zijn oprichting bekend. Jabhat al-Nusra is in internationaal verband aangemerkt als een terroristische organisatie en daarmee een in Nederland verboden (terroristische) organisatie. Op 30 mei 2013 is Jabhat al-Nusra op de VN Sanctielijst geplaatst als een van de aliassen van Al-Qa’ida in Iraq. Jabhat al-Nusra is op 29 mei 2014 op de (financiële) sanctielijst van de EU geplaatst.
De organisatie heeft als doel het vestigen van een islamitische staat. Om dit te bewerkstelligen voert zij een gewapende strijd.
Jabhat al-Nusra bedient zich tijdens haar (militaire) operaties van de volgende werkwijzen: (zelfmoord)aanslagen, executies en beschietingen van burgers, ontvoeringen, martelingen en het onthouden van humanitaire hulp. Veel van de aanslagen die in 2012 in Syrië zijn gepleegd werden door Jabhat al-Nusra opgeëist. De claims van Jabhat al-Nusra worden op het internet bekend gemaakt op jihadistische websites als [website 1] en [website 2] en bijvoorbeeld ook via haar eigen [account] .
Eind juli 2014 zou de aanwezigheid en de invloed van Jabhat al-Nusra zich hebben beperkt tot de rurale gebieden van Aleppo, Idlib en Hama. Jabhat al-Nusra concentreerde zich in de maanden na het uitroepen van het Kalifaat door IS veel meer op het verkrijgen van de controle op het Turks-Syrische grensgebied in het Noord-Westen van Syrië. In oktober 2014 boekt Jabhat al-Nusra wederom militaire successen in de provincie Idlib.
In de eerste maanden van 2015 zette Jabhat al-Nusra zijn opmars in de provincie Idlib voort. Terwijl Jabhat al-Nusra en aan het Front gelieerde strijdgroepen in de eerste helft van 2015 hun pijlen voornamelijk leken te hebben gericht op de provincie Idlib, voerde IS onder andere strijd in de provincies Homs en Hama en in de hoofdstad van Syrië, Damascus.
De strijd in Syrië zette zich in de tweede helft van 2015 onverminderd voort. De jihadistische strijdgroepen Jabhat al-Nusra (veelal in samenwerking met Ahrar al- Sham) en IS voerden nog steeds strijd tegen de troepen van president Assad en zijn groeiend aantal bondgenoten. De militaire activiteiten van de strijdende partijen in Syrië leken zich in deze periode veelal rond de (grote) steden in het land te concentreren.
De eerste helft van 2016 kende voor IS (kleine) successen, maar in toenemende mate ook militaire tegenslagen en dientengevolge verlies van grondgebied. De organisatie verloor niet alleen enkele van haar bolwerken, maar raakte ook de controle kwijt over belangrijke aanvoerroutes voor materieel en buitenlandse strijders. In de eerste maanden van 2016 voerde IS verschillende offensieve militaire operaties uit, waarbij ook burgerslachtoffers vielen.
In de laatste maanden van 2016 en de eerste maanden van 2017 duurden de gevechten in heel Syrië voort. In de VN rapportages over de (humanitaire) situatie in het land werden met name (de provincies) Aleppo, Deir El-Zor, Hasakah, Idlib, Rif Dimashq en Karna genoemd als locaties van gewapende confrontaties. Hierbij bleven ook humanitaire organisaties niet gespaard.
Gelet op al het vorenstaande concludeert de rechtbank dat genoegzaam is komen vast te staan dat in de ten laste gelegde periode algemeen bekend was dat de in de tenlastelegging opgenomen organisaties terroristische organisaties betroffen.
De geldtransacties genoemd in de tenlastelegging
i. Onderzoek aan de Samsung Galaxy S5
Bij de doorzoeking op 15 mei 2018 van de auto van [medeverdachte]
)is door de politie een telefoon van het merk/type Samsung Galaxy S5
(hierna ook: Samsung S5)aangetroffen en inbeslaggenomen.
De politie heeft onderzoek gedaan naar de inhoud van deze telefoon. Uit dat onderzoek is gebleken van opgeslagen chatberichten die betrekking hebben op geldtransacties en van opgeslagen foto’s van notities die duiden op geldtransacties, waarbij berekeningen worden gemaakt met een begin- en eindsaldo.De verdachte heeft ter terechtzitting bevestigd dat de Samsung S5 zijn telefoon is en dat de chatberichten en opgeslagen foto’s van notities duiden op geldtransacties. Voorts heeft hij verklaard dat hij geen andere [broer van de verdachte ] dan zijn broer kent.
Met betrekking tot de in de tenlastelegging genoemde geldtransacties is uit het onderzoek het volgende gebleken:
100.000 Syrische lira (op of omstreeks 11 april 2015)
Foto 10 bevat een rekeningoverzicht (in Syrische lira’s) van een rekening met de naam ‘ [naam 11] ’ ( [rekeningnummer 3] ) over de periode 12 februari 2015 tot en met 18 augustus 2015. Daaruit blijkt dat op 11 april 2015 een bedrag van 100.000 Syrische lira is betaald, waarbij als omschrijving staat vermeld:
“aan zijn [broer van de verdachte ] in handen van Shabaan”.
De rechtbank leidt hieruit af dat door de verdachte een opdracht tot betaling aan [broer van de verdachte ] is gegeven en dat die betaling, via overhandiging van dat geld aan de genoemde persoon genaamd Shabaan, daar terecht is gekomen.
500 Amerikaanse dollars (op of omstreeks 16 juli 2016)
en
1.700 Amerikaanse dollars (op of omstreeks 16 juli 2016)
In de Samsung S5 zijn twee chatconversaties aangetroffen tussen de verdachte en [naam 37] .
[naam 37] heeft een profielfoto van [naam 38] , een geldwisselkantoor voor geldtransacties te Idlib (Syrië).
De eerste chatconversatie tussen de verdachte en [naam 37] op 16 juli 2016 gaat als volgt:
00:16. Inkomend tekstbericht: Ja chef, ik heb het geannuleerd.
00:58. Uitgaand tekstbericht: [naam 37] , kun jij iets voor mij overhandigen in DAMASCUS?
05:26. Inkomend tekstbericht: Chef, een betaling aan [broer van de verdachte ] , $500.
De tweede chatconversatie tussen de verdachte en ‘ [naam 37] ’ gaat als volgt:
10:16. Inkomend tekstbericht: “Chef, geef je zijn volledige naam”
10:20. Uitgaand tekstbericht: “ [broer van de verdachte ] ".
10:21. Inkomend tekstbericht: “ [broer van de verdachte ] , IDLIB, $1700 netto”.
10:21. Uitgaand tekstbericht: “Ja”.
10:21. Inkomend tekstbericht: “Chef ligt/is inmiddels bij [geldwisselkantoor 1] ”.
10:22. Uitgaand tekstbericht: (SMYLIE).
10:22. Inkomend tekstbericht: “Laat hem het over een uur gaan ophalen” (…) “Tot je dienst”.
De verdachte heeft verklaard dat [geldwisselkantoor 1] in Turkije is.
De rechtbank leidt uit de inhoud van de chatconversaties af dat die opeenvolgend zijn, zodat conversatie 2 een vervolg is op conversatie 1 en dus ook op of omstreeks 16 juli 2016 heeft plaatsgevonden.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het bovenstaande genoegzaam dat de verdachte op of omstreeks 16 juli 2016 500 Amerikaanse dollar en 1700 Amerikaanse dollar via [geldwisselkantoor 2] aan [broer van de verdachte ] heeft doen toekomen.
4010 en/of 500 en/of 2.000 Amerikaanse dollars
Op foto 7 zijn de volgende notities zichtbaar (voor zover relevant):
“In de naam van Allah, De Barmhartige, De Genadevolle
De (af)rekening van [bijnaam verdachte] [naam 11] .
Voor ons
4010 dollar, [broer van de verdachte ] [naam 11] , IDLIB.”
Uit onderzoek naar deze foto blijkt dat die als datum 8 september 2016 heeft.
Op foto 5 zijn de volgende notities zichtbaar (voor zover relevant):
‘Hawala (geld overboeking) $ 3000 + $ 135 vorig saldo
500 [broer van de verdachte ] ’.
Uit onderzoek naar deze foto blijkt dat die als datum 23 oktober 2016 heeft.
De verdachte heeft verklaard dat de naam ‘ [broer van de verdachte ] ’ op foto 5 betrekking heeft op zijn [broer van de verdachte ] en dat het gaat om 500 Amerikaanse dollars.
Op foto 6 zijn de volgende notities zichtbaar (voor zover relevant):
‘Hawala (geld overboeking) $ 4000
2000 [broer van de verdachte ] ’.
Uit onderzoek naar deze foto blijkt dat die als datum 10 november 2016 heeft.
De rechtbank is van oordeel dat uit de afbeeldingen kan worden afgeleid dat de verdachte $ 4010,- , $ 500,- en $ 2.000,- in de tenlastegelegde periode aan [broer van de verdachte ] heeft doen toekomen.
1.600 Amerikaanse dollars (op of omstreeks 6/10/2016)
Op foto 4 zijn de volgende notities zichtbaar (voor zover relevant):
‘Hawala (geld overboeking) 6/10/2016
100 [naam 41]
1600 [naam 42] ’.
Uit onderzoek naar deze foto blijkt dat die als datum 6 oktober 2016 heeft.
De rechtbank leidt uit deze foto af dat het gaat om een overboeking van een bedrag van 1600, maar dat daarbij geen valuta is vermeld. Gelet op het feit dat uit andere hiervoor vermelde afbeeldingen blijkt dat het gaat om Amerikaanse dollars en het feit dat de verdachte over verschillende notities heeft verklaard (zie hiervoor foto 5 en hierna het chatbericht van 31 augustus 2017) dat het gaat om bedragen in Amerikaanse dollars, gaat de rechtbank ervan uit dat het ook bij deze 1600 gaat om een bedrag van 1.600 Amerikaanse dollars.
ii. Onderzoek aan de Samsung A3
Op 9 september 2017 is in de woning van [naam 10] , waar de verdachte werd aangehouden, door de politie een telefoon van het merk/type Samsung Galaxy A3
(hierna ook: Samsung A3)aangetroffen en inbeslaggenomen.De verdachte heeft verklaard dat deze telefoon van hem is en dat hij die gebruikte voor de betaaldienstverlening die hij heeft verricht.
300 Amerikaanse dollars (op of omstreeks 31 augustus 2017)
In de Samsung A3 is gebleken van chatberichten tussen de verdachte en [naam 4] [telefoonnummer 2] ), waarin onder meer wordt gesproken over de broers van verdachte genaamd [naam 40] en [broer van de verdachte ] . In een chat van 31 augustus 2017 stuurt het nummer [telefoonnummer 2] aan het nummer [telefoonnummer 1] (voor zover relevant) het volgende:
‘We hebben voor jullie/u overhandigd:
(…)
300 toelage van uw [broer van de verdachte ] ’.
De verdachte heeft verklaard dat hij op 31 augustus 2017 een bedrag van 300 Amerikaanse dollars via [naam 4] naar [broer van de verdachte ] heeft verzonden.
Uit de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte in de tenlastegelegde periode meermalen via zogeheten Hawala-geldtransfers, al dan niet door tussenkomst van een of meer personen (waaronder [naam 37] , Shabaan en [naam 4] ) in Syrië en/of Turkije, geldbedragen aan zijn [broer van de verdachte ] heeft verzonden/doen toekomen.
Was [broer van de verdachte ] aangesloten bij een terroristische organisatie en was verdachte daarmee bekend?
De verdachte heeft verklaard dat [broer van de verdachte ] is en in Idlib woont.
Uit het in het dossier gevoegde IND-dossier uit 2013 is gebleken dat de verdachte bij de IND heeft verklaard dat begin 2011 de problemen in Syrië zijn begonnen en dat [broer van de verdachte ] gewapend was en van het vrije leger.
Op 9 september 2017 heeft [naam 10] , de ex-vrouw van verdachte, voor het eerst een verklaring afgelegd. Bij het afleggen van die verklaring heeft zij een foto aan de politie overhandigd waarop volgens haar [naam 40] en [broer van de verdachte ] , de broers van verdachte, zijn afgebeeld, waarbij de man in het zwart gekleed [broer van de verdachte ] is die volgens haar lid/strijder is van IS. Zij weet dat doordat zij telefoongesprekken tussen de verdachte en die [broer van de verdachte ] heeft opgevangen. [naam 10] heeft verder verklaard dat zij zeker weet dat de verdachte ook geld naar Syrië, naar IS, heeft gestuurd, omdat zij hierover eveneens telefoongesprekken van de verdachte heeft opgevangen.
In later door [naam 10] bij de politie afgelegde verklaringen heeft zij haar eerste verklaring over [broer van de verdachte ] , die zich volgens haar heeft aangesloten bij IS, nader geconcretiseerd.
Op 10 september 2017 heeft [naam 10] verklaard dat de verdachte geld overmaakt naar [broer van de verdachte ] in Syrië en dat die [broer van de verdachte ] deelneemt aan de gewapende strijd.
Op 21 juni 2018 heeft [naam 10] verklaard dat toen de strijd in 2011 in Syrië begon, [broer van de verdachte ] zich bewapende en dat hij zich aansloot bij IS, wat ongeveer drie jaar heeft geduurd. [naam 10] heeft verklaard dat zij in 2012 voor het eerst hoorde over IS en dat zij mannen in zwarte kleding met uitingen van Islamitische Staat zagen. Toen IS was verdreven uit Idlib sloot hij zich aan bij Al Nusra. Al Nusra heeft in 2016 het reguliere Syrische leger verdreven uit Idlib.
Op 24 januari 2019 heeft [naam 10] het volgende verklaard.
In Idlib begon de opstand in 2011 met vreedzame demonstraties, maar die veranderden in een gewapend conflict. Onder meer [naam 40] en [broer van de verdachte ] namen deel aan de protestdemonstraties. Hoewel de verdachte aanvankelijk tegen de opstand was, besloot ook hij de opstand te steunen. De verdachte kocht wapens voor [broer van de verdachte ] en een aantal vrienden, dat was ongeveer in april/mei 2011.
Halverwege 2013 viel het regime Idlib binnen en herwonnen zij de controle over de stad. Het leger voerde gevechten uit tegen opstandelingen in Idlib, waaronder [broer van de verdachte ] .
Toen [naam 10] zelf nog in Syrië was, hoorde zij [broer van de verdachte ] tijdens een telefoongesprek waarbij zij aanwezig was dat hij zijn vrouw vertelde dat, nadat hij was gevlucht uit Idlib, hij zich had aangesloten bij een gewapende groepering. Op dat moment wist [naam 10] niet welke groepering dit was, maar toen zij inmiddels in Nederland was in 2014 hoorde zij tijdens een audiovisueel gesprek tussen de verdachte en [broer van de verdachte ] dat [broer van de verdachte ] vertelde dat hij zich had aangesloten bij IS. [naam 10] zag via de webcam dat dat [broer van de verdachte ] een zwarte band om zijn hoofd droeg met daarop het logo van IS en dat hij kleding van IS droeg. [naam 10] vroeg tijdens dit gesprek aan [broer van de verdachte ] of hij zich bij ‘Daesh’ (ISIS) had aangesloten, waarop hij boos werd omdat zij de naam Daesh (ISIS) gebruikte in plaats van Islamitische Staat.
Over de foto van [broer van de verdachte ] die zij eerder aan de politie heeft overhandigd, heeft [naam 10] verklaard dat [broer van de verdachte ] op die foto een wapen en IS-kleding draagt. Toen zij in 2014 uit Syrië vertrok en vanuit Idlib onderweg was naar de grens met Turkije, kwam zij langs controleposten in het gebied dat onder controle was van IS. Die posten werden bemand door mannen van IS, die allemaal gekleed waren op de wijze waarop [broer van de verdachte ] op genoemde foto gekleed is. Bij de controleposten zag [naam 10] ook de vlag van IS wapperen. De kleding bestaat uit een driekwart lang gewaad en een lange broek.
Ten slotte heeft [naam 10] verklaard dat toen de verdachte in 2013 uit de gevangenis kwam in Syrië, hij probeerde om [broer van de verdachte ] over te halen om terug te komen naar Idlib. Zij hoorde dit in telefoongesprekken tussen de verdachte en [broer van de verdachte ] . In één van die gesprekken hoorde zij [broer van de verdachte ] zeggen:
“Hoe denk je dat ik naar de stad Idlib terug kan keren terwijl ik meer dan 50 man van het regime heb onthoofd?”.
Op 25 januari 2019 heeft [naam 10] het volgende verklaard.
Tussen juni 2013 en februari 2014 sprak [naam 10] met de vrouw van [broer van de verdachte ] , die haar vertelde dat [broer van de verdachte ] een huis had gehuurd waarin hij mensen van het regime onderbracht, die hij vervolgens om het leven bracht door onthoofding of door die dood te schieten. Over het bloed op de muren had [broer van de verdachte ] gezegd dat dit afkomstig was van de afvallige mensen die hij had gedood. Volgens [naam 10] woont [broer van de verdachte ] nog altijd in Idlib.
[naam 10] heeft voorts verklaard dat zij eind 2016 hoorde en zag dat de verdachte audiovisueel met [broer van de verdachte ] aan het bellen was. [broer van de verdachte ] vertelde dat hij iemand had vermoord, omdat deze persoon banden zou hebben gehad met de Shabeeha’s (paramilitairen van het regime). Ook vertelde [broer van de verdachte ] dat IS was verdreven uit Idlib door Al Nusra en andere groeperingen en dat hij zich had aangesloten bij Al Nusra, omdat die steeds machtiger werd.
Op 28 januari 2019 heeft [naam 10] onder meer het volgende verklaard.
Zij heeft verklaard dat [broer van de verdachte ] onder meer leefde van het geld dat de verdachte hem stuurde. Dit heeft zij gehoord in gesprekken tussen de verdachte en [broer van de verdachte ] , maar ook in gesprekken van de verdachte met geldwisselkantoren. De verdachte stuurde het geld naar de geldwisselkantoren in Idlib van [naam 44] en [geldwisselkantoor 1]
(fonetisch). Nadat de verdachte geld stuurde belde [broer van de verdachte ] hem op om te vertellen dat hij het geld had ontvangen en dat hij een deel aan anderen zou geven en een deel zou verdelen onder de kameraden. Met kameraden werd strijders bedoeld. Als [broer van de verdachte ] naar de verdachte belde om te vertellen dat hij en zijn kameraden geld nodig hadden voor levensonderhoud en de aanschaf van wapens en munitie, hoorde [naam 10] [broer van de verdachte ] zeggen dat de verdachte geld moest sturen naar hem en zijn kameraden, omdat zij in Idlib Jihad aan het voeren zijn door feitelijk te vechten en dat de verdachte ook Jihad voert door geld naar hen te sturen.
Op de vraag of de verdachte wist wat er met het geld gebeurde dat hij naar [broer van de verdachte ] stuurde, heeft [naam 10] verklaard dat dat het geval was. Zij heeft een keer een gesprek opgevangen tussen [broer van de verdachte ] , die in aanwezigheid was van een aantal andere mannen, en de verdachte toen de verdachte tegen [broer van de verdachte ] zei dat hij en de rest van zijn kameraden ervoor moesten zorgen dat als ze de kogels gaan gebruiken waarvoor hij geld naar hen had gestuurd, zij dan raak moeten schieten en hun doelwit niet moeten missen.
De foto van [broer van de verdachte ] met IS-kleding
Zoals hierboven reeds aangegeven heeft [naam 10] tijdens haar aangifte van huiselijk geweld op 9 september 2017 aan de politie een foto overhandigd. Deze foto is ook op de telefoon van verdachte aangetroffen en is waarschijnlijk via WhatsApp ontvangen op 14 november 2016. Op de foto is te zien dat de man in het zwart gekleed een kogelriem en wapens draagt.
Verdachte heeft verklaard dat op de foto zijn broers zijn afgebeeld en dat de man in het zwart gekleed zijn [broer van de verdachte ] is. Voorts heeft de verdachte verklaard dat die zwarte kleding niet door het ‘gewone volk’ in Syrië wordt gedragen.
De politie heeft op het internet gezocht naar kleding die IS-strijders dragen, waarbij een internetafbeelding werd aangetroffen van verschillende typen kleding voor verschillende typen strijders. De zwarte kleding die [broer van de verdachte ] op de foto draagt, vertoont grote overeenkomsten met de persoon op de internetafbeelding waarbij staat genoemd:
‘Black Suit, worn by suicide bombers and ISIS commanders’.
Voorts is de verdachte in zowel in de penitentiaire inrichting waar hij verbleef als in zijn woning door de politie afgeluisterd, welke gesprekken zijn vertaald. In een gesprek met zijn bezoek in de penitentiaire inrichting op 6 december 2017 werd (onder meer) het volgende besproken ((deels) samengevat weergegeven):