Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
Procesverloop
Overwegingen
Chakroun(ECLI:EU:C:2010:117) en
Kachab(ECLI:EU:C:2016:285).
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 december 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de weigering van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor een Marokkaanse vrouw en haar dochter. Eiseres, geboren op een onbekende datum en houder van de Marokkaanse nationaliteit, heeft samen met haar minderjarige dochter, die ook de Marokkaanse nationaliteit bezit, beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Dit besluit, genomen op 19 mei 2020, verklaarde het bezwaar van eiseres tegen de eerdere afwijzing van haar mvv-aanvraag kennelijk ongegrond. De referent in deze zaak is de echtgenoot van eiseres, die sinds 16 maart 2001 in Nederland verblijft op basis van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag van de referent voor de mvv van 23 juli 2019 is afgewezen, omdat niet voldaan werd aan het middelenvereiste. De referent heeft een arbeidsongeschiktheidsuitkering en een bijstandsuitkering, maar voldoet niet aan de voorwaarden voor vrijstelling van het middelenvereiste. Eiseres heeft aangevoerd dat verweerder ten onrechte geen individuele beoordeling heeft gemaakt van de financiële situatie van de referent. De rechtbank heeft deze stelling verworpen, verwijzend naar relevante jurisprudentie en het beleid van verweerder.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep ongegrond is, omdat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat er geen aanleiding was om af te wijken van het middelenvereiste. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep binnen vier weken na verzending van de uitspraak.