Overwegingen
1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Afghaanse nationaliteit te bezitten.
2. Op 6 november 2015 heeft eiser voor het eerst een asielaanvraag ingediend in Nederland. Bij besluit van 21 juli 2016 heeft verweerder deze aanvraag afgewezen. Dit staat in rechte vast.
3. Op 7 augustus 2017 heeft eiser een tweede asielaanvraag ingediend, nadat hij eerder op 23 januari 2017 een schriftelijke kennisgeving M35-O heeft ingediend. Bij besluit van 9 augustus 2017 heeft verweerder de aanvraag niet-ontvankelijk verklaard. Bij uitspraak van 7 september 2017 heeft deze rechtbank en zittingsplaats het daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft deze uitspraak op 31 juli 2018 bevestigd. Bij besluit van 1 oktober 2019 heeft verweerder de aanvraag van eiser wederom niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep daartegen is door deze rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, op 10 december 2019 ongegrond verklaard.
4. Op 18 juni 2020 heeft eiser de onderhavige asielaanvraag ingediend via een schriftelijke kennisgeving M35-O. Nadat verweerder op 18 juni 2020 een voornemen heeft uitgebracht tot het buiten behandeling stellen van de aanvraag, heeft eiser op 29 juni 2020 opnieuw een schriftelijke kennisgeving M35-O ingediend. Aan deze aanvraag heeft eiser ten grondslag gelegd dat hij een verklaring heeft verkregen van de Afghaanse ambassade waaruit volgt dat de door eiser in de vorige procedure overgelegde politieoproepen authentiek zijn. Daarnaast stelt eiser dat hij is bekeerd tot het christendom en dat hij zodanig is verwesterd dat hij zich bij terugkeer in Afghanistan niet kan aanpassen aan de aldaar geldende leefregels.
5. Bij besluit van 19 oktober 2020 heeft verweerder de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond. Daarbij heeft verweerder overwogen dat de politieoproepen in de vorige procedure door Bureau Documenten niet konden worden beoordeeld op authenticiteit wegens het ontbreken van referentiemateriaal. De door eiser aangestelde contra-expert van het NFO heeft de documenten aangemerkt als met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet authentiek. De overgelegde verklaring van de Afghaanse ambassade is niet gebaseerd op een onderzoek van de originele documenten en daarnaast is de wijze van totstandkoming van deze verklaring niet toegelicht. Deze verklaring kan daarom niet afdoen aan de eerdere negatieve beoordelingen over de authenticiteit van de politieoproepen. De gestelde bekering tot het christendom acht verweerder niet geloofwaardig, omdat eiser niet overtuigend heeft verklaard over de motieven voor bekering, het proces van bekering en zijn kennis over het christendom. Tot slot heeft verweerder overwogen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van verwestering.
6. Wat eiser daartegen aanvoert, wordt hierna besproken.
De rechtbank overweegt als volgt.
Verklaring van de Afghaanse ambassade
7. Eiser heeft in beroep een nadere verklaring van de Afghaanse ambassade, gedateerd 10 november 2020, overgelegd. In deze verklaring staat dat de ambassade de door eiser overgelegde politieoproepen naar het Afghaanse Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft verstuurd, die vervolgens heeft geoordeeld dat de politieoproepen authentiek zijn. Volgens eiser is hiermee het door verweerder gewenste inzicht gegeven in de totstandkoming van de authenticiteitsbeoordeling door de ambassade.
8. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder mogen tegenwerpen dat uit de verklaringen van de ambassade niet blijkt op grond waarvan de ambassade tot haar conclusie omtrent de authenticiteit is gekomen. Uit de verklaring van 10 november 2020 blijkt slechts welke instantie de documenten heeft beoordeeld, maar daarmee wordt geen inzicht gegeven in de onderzoeksmethode die is gebruikt om de authenticiteit vast te stellen. Dit inzicht heeft verweerder wel mogen verlangen van eiser. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder daarom niet ten onrechte overwogen dat verklaring van de Afghaanse ambassade niet kan afdoen aan het deskundigenoordeel van Bureau Documenten en de contra-expertise van het NFO uit de vorige procedure van eiser. Met de verklaring van de Afghaanse ambassade heeft eiser de authenticiteit van de politieoproepen dan ook niet alsnog aangetoond.
Bekering naar het christendom
9. Eiser voert aan dat hij voldoende inzicht heeft gegeven in de aanleiding van de bekering dan wel in de verdieping van het geloof. Eiser heeft aangegeven dat het christendom hem rust en voldoening gaf. Bij eiser is er sprake van een passieve bekering. Eiser heeft zich nooit vereenzelvigd met de islam, zodat er geen sprake is van een weloverwogen keuze voor een nieuwe religie. Verweerder heeft er onvoldoende rekening mee gehouden dat de afgelopen maanden het aantal activiteiten is afgenomen. Eiser stelt dat het voor hem niet duidelijk is wat verweerder nog meer van hem verwacht, nu hij duidelijk heeft uiteengezet op welke wijze hij kennis heeft gemaakt met het geloof, wat zijn kennis is over het geloof en welke activiteiten hij heeft verricht.
10. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich voldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat de bekering tot het christendom ongeloofwaardig is. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat hij oprecht is bekeerd. Verweerder heeft niet ten onrechte tegengeworpen dat eiser geen overtuigende en concrete verklaringen heeft afgelegd over zijn gestelde bekering. Daarbij wordt het volgende in aanmerking genomen.
11. Eerst in beroep heeft eiser aangevoerd dat er sprake is van een passieve bekering. In de zienswijze heeft eiser echter aangegeven dat hij een welbewuste keuze heeft gemaakt om zich in te laten met het christendom. Verder stelt eiser in de zienswijze dat er sprake is van een proces. Dit duidt op een actieve bekering. Nu een nadere toelichting ontbreekt, ziet de rechtbank geen aanleiding om eiser te volgen in zijn stelling dat er sprake is van een passieve bekering. Verweerder heeft voor zijn standpunt dat de bekering ongeloofwaardig is de verklaringen van eiser over het proces dat daartoe heeft geleid dan ook terecht van belang geacht. Verweerder heeft daarbij kunnen betrekken dat eiser afkomstig is uit Afghanistan, een land waar bekering tot een andere dan de in dat land gangbare geloofsovertuiging strafbaar is en verstrekkende gevolgen kan hebben. Gelet hierop heeft verweerder niet ten onrechte overwogen dat eiser niet overtuigend heeft verklaard over zijn afwending van de islam door de enkele stelling in te nemen dat hij zich nooit heeft verdiept in de islam. Ook heeft verweerder het bevreemdingwekkend kunnen vinden dat eiser heeft verklaard op geen enkel moment twijfels te hebben gehad om een kerkdienst bij te wonen, nu hij zijn hele leven in Afghanistan heeft gewoond waar bekering strafbaar is.
12. Niet ten onrechte is overwogen dat eiser zijn motieven voor bekering niet aannemelijk heeft gemaakt. Verweerder heeft de verklaringen van eiser over het ervaren van rust en voldoening mogen aanmerken als algemeen van aard en niet exclusief te relateren aan het geloof. Verweerder heeft voorts terecht tegengeworpen dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over het moment van bekering. Tijdens het nader gehoor heeft eiser eerst verklaard dat hij ongeveer twee jaar geleden is bekeerd tot het christendom en vervolgens gesteld dat hij is bekeerd nadat hij in augustus 2020 is genezen van het coronavirus. Deze tegenstrijdigheid is door eiser niet weggenomen.
13. Anders dan eiser betoogt, heeft verweerder in het bestreden besluit wel rekening gehouden met de omstandigheid dat de afgelopen periode minder activiteiten hebben kunnen plaatsvinden in verband met de coronapandemie. Echter, verweerder heeft er niet ten onrechte op gewezen dat eiser heeft verklaard dat hij ruim twee jaar geleden kennis heeft gemaakt met het christendom en voor de coronapandemie regelmatig kerkdiensten heeft bijgewoond en cursussen heeft gevolgd. Daarom mocht verweerder wel van eiser verwachten dat hij beschikt over enige basiskennis over het christendom. Verweerder heeft niet ten onrechte overwogen dat eiser niet overtuigend heeft verklaard over zijn kennis van het christelijke geloof. Daarbij heeft verweerder kunnen betrekken dat eiser heeft verklaard het verschil niet te kunnen uitleggen tussen het oude en het nieuwe testament, niet weet wat er tijdens de Paasdagen en Pinksteren wordt gevierd en niet kan toelichten waarom Jezus Christus van belang is binnen het christendom.
14. Dat het voor eiser niet duidelijk is wat verweerder van hem verwacht, volgt de rechtbank niet. In het voornemen en het bestreden besluit heeft verweerder immers uiteengezet wat aan eiser wordt tegengeworpen.
15. Eiser stelt dat zijn verwestering in het verlengde ligt van zijn bekering. Gelet op zijn invulling aan bepaalde leefregels kan hij zich niet handhaven in Afghanistan, aldus eiser.
16. Nu verweerder niet ten onrechte de bekering ongeloofwaardig heeft geacht, heeft verweerder ook de verwestering ongeloofwaardig kunnen achten. Uit de verklaringen van eiser immers volgt dat de gestelde bekering en de verwestering met elkaar samenhangen. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij zich niet kan aanpassen bij terugkeer naar Afghanistan aan de aldaar heersende leefregels.
Veiligheidssituatie in Afghanistan
17. Eiser voert aan dat de veiligheidssituatie in Afghanistan is verslechterd. Kabul, de geboorteplaats van eiser, is niet veilig genoeg om naar terug te keren. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft eiser een artikel overgelegd van het Afghanistan Analysts Network van 27 oktober 2020 (‘Behind the Statistics: Drop in civilian casualties masks increased Taleban violence’). Eiser wijst op de door deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, gestelde prejudiciële vragenover de uitleg van artikel 15, aanhef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn.
18. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat er geen sprake is van een situatie zoals bedoeld in artikel 15, aan hef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn (15c-situatie). De Afdeling heeft in haar uitspraak van 18 december 2019overwogen dat de algemene veiligheidssituatie in Afghanistan weliswaar is verslechterd ten opzichte van juni 2018, het eindpunt van de verslagperiode waarover de eerdere uitspraak van de Afdeling over de algemene veiligheidssituatie in Afghanistan ging, maar dat de veiligheidssituatie niet in alle provincies even ernstig is en het geweld niet overal even wijdverbreid is. Ook is het aantal burgerslachtoffers en ontheemden - hoewel zorgwekkend - gelet op het totale inwoneraantal van Afghanistan niet zo hoog dat alleen al daarom moet worden gesproken van een 15c-situatie en is er nog altijd een basale veiligheidsstructuur aanwezig. Het voorgaande heeft de Afdeling bevestigd in de uitspraak van 9 januari 2020, waarbij de Afdeling ook heeft overwogen dat Kabul in het algemeen kan gelden als vestigingsalternatief. Eiser heeft met het door hem overgelegde artikel niet aannemelijk gemaakt dat de algemene situatie in Afghanistan of specifiek in Kabul sinds deze laatste Afdelingsuitspraak significant is verslechterd. Zo volgt uit het artikel dat het totale aantal burgerslachtoffers in Afghanistan in 2020 is gedaald ten opzichte van 2019. Er is dus geen sprake van relevante wijzigingen in dat opzicht, en ook niet van de aanwezigheid van een 15c-situatie.
19. Eiser behoort voorts niet tot een aangewezen risicogroep of een kwetsbare minderheidsgroep. Eiser heeft, naast zijn niet ten onrechte ongeloofwaardig geachte bekering en verwestering, geen persoonlijke omstandigheden aangevoerd. Gelet op het bovenstaande ziet de rechtbank geen aanleiding om de zaak aan te houden in afwachting van de antwoorden op de prejudiciële vragen van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem.
20. De aanvraag is terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond.
21. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.