ECLI:NL:RBDHA:2020:1277
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op grond van kennelijk ongegrondheid en identiteit
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 februari 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Nigerese man, had op 22 oktober 2018 een verblijfsvergunning op tijdelijke humanitaire gronden gekregen, maar deze werd op 13 maart 2019 ingetrokken. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 9 december 2019 de asielaanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 29 januari 2020 heeft eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn standpunt toegelicht. Eiser stelt dat hij vreest voor vervolging in Niger vanwege zijn homoseksualiteit. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat eiser niet in staat is geweest zijn identiteit en herkomst aannemelijk te maken. Eiser heeft geen identificerende documenten overgelegd en heeft in Europa verschillende aliassen opgegeven zonder afdoende verklaring.
De rechtbank verwijst naar artikel 30b van de Vreemdelingenwet 2000, waarin staat dat een aanvraag kan worden afgewezen als de vreemdeling de autoriteiten heeft misleid over zijn identiteit of nationaliteit. De rechtbank concludeert dat eiser niet voldoende inspanningen heeft geleverd om zijn identiteit aan te tonen en dat de staatssecretaris op basis van informatie uit Eurodac de afwijzing van de asielaanvraag heeft kunnen onderbouwen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.