Overwegingen
1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Colombiaanse nationaliteit te bezitten.
2. Eiser heeft op 12 maart 2020 een asielaanvraag ingediend. Hieraan heeft hij ten grondslag gelegd dat hij op tienjarige leeftijd met geweld is ontvoerd vanuit zijn ouderlijk huis en is gerekruteerd als kindsoldaat bij de guerrillabeweging ELN. Eiser is naar een kamp in het oerwoud gebracht, waar hij enkele jaren bij de ELN heeft doorgebracht. Eiser is daar getuige geweest van martelingen en andere vreselijke zaken. Op 16-, 17- of 18-jarige leeftijd is eiser gedeserteerd door weg te rennen uit het oerwoud. Hij is daarna ondergedoken geweest in verschillende departementen van Colombia. Eiser heeft op 30 januari 2019 aangifte gedaan bij de
General Fiscalia de Nacionvan gedwongen rekrutering van kinderen in de plaats Buenaventura. Deze aangifte heeft eiser niet voor zichzelf gedaan, maar voor andere kinderen. In februari 2019 is eiser naar Ecuador gegaan en heeft daar om hulp gevraagd bij de UNHCR. Eiser is vervolgens teruggekeerd naar Colombia, omdat de ELN ook toegang heeft tot Ecuador. Op 10 maart 2020 is eiser Colombia legaal uitgereisd.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder e, van de Vw.Verweerder vindt het niet geloofwaardig dat eiser kindsoldaat is geweest bij de ELN. Redengevend daarvoor is dat eiser volgens verweerder oppervlakkige en tegenstrijdige verklaringen hierover heeft afgelegd. Dat eiser is gedeserteerd en daarom in de negatieve aandacht staat van de ELN heeft verweerder ook ongeloofwaardig bevonden. Verweerder heeft daartoe overwogen dat eiser ook over dit element vage en tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd.
4. Op wat eiser daartegen aanvoert, wordt hierna ingegaan.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. De rechtbank stelt vast dat uitsluitend nog in geschil is of het beroep dient te worden aangehouden in afwachting van de uitkomsten van het medisch onderzoek dat zal worden verricht door het iMMOen of verweerder het asielrelaas van eiser ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht.
6. Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte een besluit heeft genomen zonder de resultaten van het medisch onderzoek van het iMMO af te wachten. Bij de correcties en aanvullingen op het nader gehoor, gedateerd 2 juni 2020, heeft eiser aangekondigd dat een medisch onderzoek is aangevraagd bij het iMMO. Op 1 december 2020 heeft eiser een brief ontvangen van het iMMO waarin toegezegd is dat een medisch onderzoek bij eiser verricht gaat worden. Volgens het iMMO zal het rapport van het medisch onderzoek binnen acht maanden klaar zijn. Gelet op wat de gemachtigde van eiser ter zitting heeft aangevoerd, begrijpt de rechtbank dat het medisch onderzoek van het iMMO alleen van belang is voor de beantwoording van de vraag of er sprake is van psychische problematiek die van invloed is op het vermogen van eiser om te kunnen verklaren.
7. Verweerder heeft voorafgaand aan het nader gehoor de FMMUgevraagd om medisch advies uit te brengen. Het uitgangspunt is dat een advies van de FMMU zorgvuldig tot stand is gekomen en voldoet aan de eisen van vakkundigheid.De FMMU heeft geconcludeerd dat eiser gehoord kan worden, maar dat er wel enkele beperkingen voor het horen relevant zijn. Geadviseerd is om korte, gerichte en enkelvoudige vraagstellingen te gebruiken, de vraagstelling indien nodig toe te lichten en zo nodig een extra pauze in te lassen. Eiser heeft de juistheid van het rapport van het FMMU niet bestreden. Dit betekent dat verweerder eiser mocht horen. Uit het rapport van nader gehoor kan niet worden afgeleid dat met het advies van de FMMU geen rekening is gehouden bij het horen van eiser. Verweerder mocht daarom het rapport van nader gehoor ten grondslag leggen aan zijn besluitvorming.
8. De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat de gehoorambtenaar niet gekwalificeerd zou zijn voor het horen van getraumatiseerde vreemdelingen. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat alle gehoorambtenaren worden getraind in het horen van getraumatiseerde vreemdelingen en dat uit het verslag van het gehoor blijkt dat de gehoorambtenaar heeft gehandeld zoals dit wordt getraind. De rechtbank ziet geen aanleiding om hieraan te twijfelen. Dit geldt te meer nu er geen aanknopingspunten in de tekst van het rapport van nader gehoor zijn waaruit kan worden afgeleid dat bij het horen niet of onvoldoende rekening is gehouden met mogelijke getraumatiseerdheid.
9. Voorafgaand aan de beoordeling van de vraag of het beroep dient te worden aangehouden in afwachting van de uitkomsten van het medisch onderzoek, toetst de rechtbank verweerders beoordeling van de geloofwaardigheid van het asielrelaas.
10. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder niet ten onrechte ongeloofwaardig bevonden dat eiser kindsoldaat is geweest bij de ELN. Verweerder heeft terecht tegengeworpen dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over de vraag of hij de leider van de ELN ooit heeft gezien. Verweerder heeft verder terecht overwogen dat eiser weinig concrete kennis heeft over de ELN. Zo heeft eiser verklaard niet te weten wat de bijnaam is van de leider van de ELN, wat de strijdkreet is, wat de namen zijn van plaatselijke leiders en andere strijders, waar het kamp zich bevond en wat voor soort wapens hij bij zich had. Eiser stelt in beroep dat hij de bijnaam van de leider van de ELN pas laat heeft kunnen noemen vanwege het trauma dat hij heeft opgelopen. In het bestreden besluit heeft verweerder daarover terecht overwogen dat van eiser mag worden verwacht dat hij dergelijke elementaire gegevens kan verstrekken. De overige tegenwerpingen in dit kader zijn door eiser niet bestreden. Verweerder heeft daarnaast niet ten onrechte zelfstandig ongeloofwaardig geacht dat eiser is gedeserteerd en daarom in de negatieve aandacht staat van ELN. Zo heeft eiser vaag verklaard over de leeftijd waarop hij is gedeserteerd, het schuiladres waar hij twee jaar lang heeft verbleven en de persoon, genaamd [naam] , met wie hij een half jaar heeft verbleven op een onderduikadres. Eiser voert daartegen aan dat hij moeite heeft met data en het terugrekenen in tijd. De rechtbank merkt in dit kader op dat verweerder niet van eiser heeft verlangd dat hij een exacte periode of leeftijd opgeeft, maar wel dat eiser specifieker verklaart dan dat hij heeft gedaan. Zo heeft verweerder van eiser mogen verlangen dat hij specifieker verklaart over zijn leeftijd ten tijde van zijn desertie dan dat hij 16, 17 of 18 jaar oud was. Ook heeft verweerder van eiser mogen verwachten dat hij enigszins kan duiden hoe lang hij in de eerste twee departementen heeft verbleven en meer kan vertellen over het onderduikadres waar hij twee jaar lang heeft verbleven. Eiser voert verder aan dat er slechts een beperkt aantal vragen over [naam] zijn gesteld tijdens het gehoor. Verweerder heeft daarover niet ten onrechte opgemerkt dat eiser op de gestelde vragen slechts summier heeft geantwoord en dat van hem mag worden verwacht dat hij meer over [naam] kan verklaren dan slechts zijn voornaam. Verweerder heeft daarnaast terecht aan eiser tegengeworpen dat hij eerst heeft verklaard zijn onderduikadres nooit te hebben verlaten, maar, nadat hij was geconfronteerd met stempels in zijn paspoort, heeft erkend dat hij naar Ecuador is gegaan om hulp te vragen van de UNHCR. Ook heeft verweerder terecht tegengeworpen dat eiser enerzijds heeft verklaard dat de ELN naar hem op zoek is en anderzijds heeft verklaard dat hij niet heeft vernomen dat hij door de ELN wordt gezocht. Met de enkele stelling dat eiser de werkwijze van ELN kent, heeft eiser deze tegenstrijdigheid niet weggenomen.
11. De slotsom is dat verweerder deugdelijk heeft gemotiveerd dat eiser een groot aantal ongeloofwaardige verklaringen heeft afgelegd die zien op de kern van zijn asielrelaas. Gelet daarop is het niet voorzienbaar dat de uitkomsten van het medisch onderzoek van het iMMO tot een ander, positief, oordeel over de geloofwaardigheid van het relaas zullen leiden. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om het beroep aan te houden in afwachting van de uitkomsten van het medisch onderzoek.
12. Verweerder heeft voorts terecht geen aanleiding gezien om een FMOop te starten. Eiser heeft zijn psychische klachten niet onderbouwd met medische stukken. Uit paragraaf C1/4.4.4 van de Vcvolgt dat de enkele stelling dat er sprake is van psychische klachten onvoldoende is als indicatie voor het opstarten van een FMO.
13. Tot slot heeft eiser ter zitting een beroep gedaan op de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats ‘s Hertogenbosch, van 20 november 2020.Dit beroep slaagt niet, nu er geen sprake is van vergelijkbare gevallen. Anders dan in de zaak van eiser, konden in die zaak de tegenwerpingen van verweerder ten aanzien van de geloofwaardigheid van het asielrelaas geen stand houden.
14. Het beroep is ongegrond.
15. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.