Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 december 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een vreemdeling. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. M.H.K. van Middelkoop, had beroep ingesteld tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij aan hem de maatregel van bewaring was opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft vastgesteld dat het onderzoek ter zitting op 30 november 2020 heeft plaatsgevonden, waarbij de eiser aanwezig was met een waarnemer en een tolk. De verweerder was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. K. Bruin.
De rechtbank heeft de argumenten van de eiser beoordeeld, waaronder het ontbreken van het formulier M122 bij aankomst en het tijdstip van ophouding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verweerder erkende dat het formulier aanvankelijk niet was uitgereikt, maar dat dit later was gedaan. De rechtbank concludeerde dat de onbetwiste gronden voldoende waren om aan te nemen dat er een risico bestond dat de eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. De rechtbank oordeelde dat de beroepsgrond van de eiser niet slaagde en verklaarde het beroep ongegrond. Tevens werd het verzoek om schadevergoeding afgewezen en werd er geen proceskostenveroordeling opgelegd.
De uitspraak is openbaar gemaakt op 7 december 2020 en tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.