In deze zaak heeft de kinderrechter op 17 november 2020 uitspraak gedaan over de voorlopige ondertoezichtstelling van het ongeboren kind van een moeder die kampt met ernstige verslavingsproblematiek. De moeder, die naar verwachting tussen de 16 en 19 weken zwanger is, heeft een alcoholverslaving en heeft in het verleden ook drugs gebruikt. Dit heeft geleid tot ernstige zorgen over de ontwikkeling van het ongeboren kind, dat volgens de gynaecoloog een beperkte hersenontwikkeling vertoont en een te klein hoofdje heeft. De moeder heeft recentelijk een suïcidepoging gedaan en verblijft momenteel in een crisisopvang, wat haar in staat stelt om een stabiele omgeving voor het ongeboren kind te bieden.
De kinderrechter heeft op 6 november 2020 al een voorlopige ondertoezichtstelling uitgesproken, die gold tot 9 november 2020. Op 17 november 2020 is de behandeling van de zaak voortgezet, waarbij de moeder niet verscheen. De Raad voor de Kinderbescherming heeft het verzoek tot ondertoezichtstelling ingediend, dat door de gecertificeerde instelling, Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, werd onderschreven. De kinderrechter oordeelde dat het noodzakelijk is om het ongeboren kind voorlopig onder toezicht te stellen, gezien de risico's die de verslavingsproblematiek van de moeder met zich meebrengt.
De kinderrechter heeft besloten om het ongeboren kind van de moeder voorlopig onder toezicht te stellen van 17 november 2020 tot 6 februari 2021. De behandeling van het verzoek voor het overige is aangehouden tot een nader te bepalen zitting. De Raad voor de Kinderbescherming en de gecertificeerde instelling zijn opgeroepen voor deze zitting. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door de kinderrechter, met de schriftelijke uitwerking vastgesteld op 1 december 2020. Tegen deze beslissing staat geen andere voorziening open dan cassatie in het belang der wet.