ECLI:NL:RBDHA:2020:12513

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 november 2020
Publicatiedatum
9 december 2020
Zaaknummer
NL20.14321
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de ingangsdatum van de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, uitspraak gedaan in een beroep van een Eritrese vreemdeling tegen de ingangsdatum van zijn verleende verblijfsvergunning asiel. De vreemdeling had op 14 maart 2018 een asielaanvraag ingediend, die op 8 augustus 2019 als kennelijk ongegrond was afgewezen. Na een bevestiging van deze afwijzing door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, diende de vreemdeling op 3 maart 2020 een opvolgende asielaanvraag in. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag ingewilligd, maar met een ingangsdatum van 4 maart 2020. De vreemdeling was het niet eens met deze ingangsdatum en heeft beroep ingesteld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de vreemdeling zich op 3 maart 2020 samen met zijn voogd bij het Aanmeldcentrum Ter Apel heeft gemeld en het kennisgevingsformulier M35-O heeft overhandigd. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris ten onrechte had gesteld dat het ter hand stellen van het formulier niet kon worden aangemerkt als ontvangen. De rechtbank concludeerde dat de ingangsdatum van de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd moet worden vastgesteld op 3 maart 2020, de datum waarop de aanvraag is ingediend.

De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en bepaald dat de ingangsdatum van de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd 3 maart 2020 is. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de vreemdeling, vastgesteld op €525. De uitspraak is openbaar gemaakt en er kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.14321

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[vreemdeling], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. S. Igdeli),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: I. Lohmann-Kamphuis).

ProcesverloopBij besluit van 23 juni 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser ingewilligd.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Omdat geen van de partijen, nadat zij zijn gewezen op hun recht ter zitting te worden gehoord, heeft verklaard gebruik te maken van dit recht, heeft de rechtbank bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiser heeft de Eritrese nationaliteit en is geboren op [geboortedatum].
2. Eiser heeft op 14 maart 2018 een asielaanvraag ingediend. Bij besluit van 8 augustus 2019 heeft verweerder de aanvraag als kennelijk ongegrond afgewezen. Het beroep daartegen is bij uitspraak van 19 september 2019 [1] door de rechtbank ongegrond verklaard. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 11 november 2019 [2] het ingestelde beroep tegen voornoemde uitspraak ongegrond verklaard en de uitspraak bevestigd.
3. Op 3 maart 2020 heeft eiser het kennisgevingsformulier M35-O getekend waaruit blijkt dat hij een opvolgende asielaanvraag wenst in te dienen. Op dezelfde dag heeft eiser zich met zijn voogd van Nidos gemeld bij AC Ter Apel [3] en het formulier overhandigd. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de aanvraag van eiser ingewilligd met ingang van 4 maart 2020.
4. Eiser kan zich niet verenigen met de ingangsdatum van de aan hem verleende verblijfsvergunning. Eiser heeft zich samen met zijn voogd op 3 maart 2020 gemeld bij AC Ter Apel en het ondertekende formulier M35-O afgegeven. Eiser onderbouwt zijn standpunt met een aan hem afgegeven loopbrief waarop staat dat eiser zich samen met zijn voogd op 3 maart 2020 op het AC Ter Apel heeft gemeld. Eiser stelt belang te hebben bij de daadwerkelijke aanvraagdatum van zijn verblijfsvergunning vanwege de mogelijkheden tot nareis.
5. De rechtbank ziet zich ambtshalve voor de vraag gesteld of eiser procesbelang heeft bij het door hem ingestelde beroep, aangezien verweerder de gevraagde verblijfsvergunning aan eiser heeft verleend. Volgens vaste jurisprudentie [4] kan een vreemdeling belang hebben bij beoordeling van de ingangsdatum van de aan hem verleende verblijfsvergunning, aangezien die datum van belang is voor verschillende vervolgstappen zoals het verkrijgen van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd en eventueel naturalisatie. Eiser heeft dus belang bij dit beroep, ook al kan hij daardoor slechts bereiken dat zijn vergunning één dag eerder ingaat.
6. De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 44, tweede lid, van de Vw [5] een asielvergunning wordt ingewilligd met ingang van de datum waarop de aanvraag is ontvangen. Eiser heeft met de overgelegde loopbrief aannemelijk gemaakt dat hij zich samen met zijn voogd op 3 maart 2020 op het AC Ter Apel heeft gemeld en dus in persoon het kennisgevingsformulier M35-O heeft overhandigd. Verweerder heeft dit in zijn verweerschrift van 17 augustus 2020 ook niet betwist. De rechtbank oordeelt dat dus vastgesteld kan worden dat verweerder dit formulier ook op die datum heeft ontvangen. Verweerder heeft zich ten onrechte op het standpunt gesteld dat ter hand stellen niet kan worden aangemerkt als ontvangen in de zin van artikel 44, tweede lid, van de Vw. Dit leidt tot de conclusie dat het bestreden besluit op dit punt ondeugdelijk is gemotiveerd.
7. Het beroep is gegrond. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen wegens strijd met artikel 3:46 van de Awb. Nu er als gevolg van het oordeel van de rechtbank nog maar één uitkomst mogelijk is, zal de rechtbank zelf in de zaak voorzien, zoals bedoeld in artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb. De rechtbank bepaalt dat de aan eiser verleende verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als ingangsdatum heeft: 3 maart 2020, de datum waarop hij deze vergunning heeft aangevraagd.
8. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op €525 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van €525 en een wegingsfactor van 1).

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep gegrond;
 vernietigt het bestreden besluit voor zover daarin is bepaald dat de asielaanvraag is ingewilligd met ingang van 4 maart 2020;
 bepaalt dat deze uitspraak voor wat betreft de ingangsdatum van de verleende verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
 veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser van €525 vijfhonderdvijfentwintig euro).
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. S.X. Scholten, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, NL19.18740.
2.Zaaknummer: 201907152/1/V2.
3.Aanmeldcentrum Ter Apel.
5.Vreemdelingenwet 2000.