ECLI:NL:RBDHA:2020:12513
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen de ingangsdatum van de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, uitspraak gedaan in een beroep van een Eritrese vreemdeling tegen de ingangsdatum van zijn verleende verblijfsvergunning asiel. De vreemdeling had op 14 maart 2018 een asielaanvraag ingediend, die op 8 augustus 2019 als kennelijk ongegrond was afgewezen. Na een bevestiging van deze afwijzing door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, diende de vreemdeling op 3 maart 2020 een opvolgende asielaanvraag in. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag ingewilligd, maar met een ingangsdatum van 4 maart 2020. De vreemdeling was het niet eens met deze ingangsdatum en heeft beroep ingesteld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de vreemdeling zich op 3 maart 2020 samen met zijn voogd bij het Aanmeldcentrum Ter Apel heeft gemeld en het kennisgevingsformulier M35-O heeft overhandigd. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris ten onrechte had gesteld dat het ter hand stellen van het formulier niet kon worden aangemerkt als ontvangen. De rechtbank concludeerde dat de ingangsdatum van de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd moet worden vastgesteld op 3 maart 2020, de datum waarop de aanvraag is ingediend.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en bepaald dat de ingangsdatum van de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd 3 maart 2020 is. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de vreemdeling, vastgesteld op €525. De uitspraak is openbaar gemaakt en er kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.