1.2Op 6 juli 2020 heeft [directrice] namens eiseres een aanvraag gedaan op grond van de NOW 2.0 in verband met een verwacht omzetverlies van 40% vanaf 1 juni 2020. Bij de aanvraag heeft zij een kopie van de bankafschriften van de ondernemersrekening van eiseres over de periode van 5 januari 2019 tot en met 6 juli 2020 gevoegd. Bij het primaire besluit heeft verweerder de aanvraag afgewezen, omdat op de peildatum, 15 mei 2020, de loonsom over maart 2020 € 0,- bedroeg. Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat de in aanmerking te nemen gegevens uit de loonaangifte worden beoordeeld op grond van de loonaangifte zoals die uiterlijk op 15 mei 2020 is ingediend, alsmede de aanvullingen daarop die uiterlijk op die datum hebben plaatsgevonden. In de NOW 2.0 is geen mogelijkheid opgenomen om af te wijken van de peildatum. In dit geval betekent dit dat de loonaangifte die de accountant van eiseres op 15 juli 2020 over het aangiftetijdvak maart 2020 heeft ingediend niet meegenomen kan worden, omdat deze na de peildatum is gedaan. Er wordt dan ook uitgegaan van de op 22 april 2020 gedane nul-aangifte. Er is dus geen recht op een tegemoetkoming op grond van de NOW 2.0, omdat de loonsom over maart 2020 op de peildatum € 0,- bedroeg.
3. In beroep voert eiseres – samengevat weergegeven – aan dat haar accountant zonder overleg met haar te hebben gevoerd en zonder haar medeweten op 22 april 2020 een nul-aangifte over de maand maart 2020 heeft ingediend. De accountant heeft later verklaard dit gedaan te hebben met de intentie om meer tijd te winnen om uit te zoeken op welke wijze de oproepkrachten vanaf de sluiting in maart verloond moesten worden en de aangifte later te corrigeren. Op 15 juli 2020 is de loonaangifte ook daadwerkelijk gecorrigeerd. Eiseres stelt zich primair op het standpunt dat het doen van een nul-aangifte over maart 2020 gelijkgesteld moet worden met de situatie waarin er over deze maand geen loongegevens bekend zijn. Verweerder had dan ook moeten kijken naar de loongegevens over de maand november 2019. Subsidiair stelt eiseres zich op het standpunt dat in dit geval sprake is van bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) op grond waarvan afgeweken moet worden van het beleid van verweerder. De toepassing van dit beleid, de NOW 2.0, heeft namelijk onevenredige gevolgen voor eiseres in verhouding tot de met deze regeling te dienen doelen. Door geen rekening te houden met de (bijzondere) omstandigheden van het geval zijn het zorgvuldigheidsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel geschonden. Zonder de tegemoetkoming kan eiseres niet overleven en/of haar werknemers niet in dienst houden voor de uren die zij werkten voordat sprake was van de terugval. Met het bestreden besluit schiet verweerder daarom het doel van de regeling in dit concrete geval volledig voorbij. Afwijking moet in dit concrete geval dus mogelijk zijn en is ook geboden. Ter onderbouwing van haar standpunten beroept eiseres zich, onder andere, op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 26 oktober 2016en heeft zij, onder andere, correspondentie met haar accountant en een overzicht van de over 2019 en 2020 gedane loonaangiftes verstrekt. Aanvullend heeft eiseres de antwoorden van minister Koolmees (de minister) op de Kamervragen van kamerlid Tielen van 14 september 2020 ingediend.
4. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
5. Ingevolge artikel 5, aanhef en onder c, van de NOW 2.0, voor zover hier van belang, wordt de subsidieverlening geweigerd, onverminderd artikel 4:35, eerste en tweede lid, van de Awb, indien of voor zover geen loongegevens beschikbaar zijn in de polisadministratie over de aangiftetijdvakken, bedoeld in artikel 8, tweede tot en met vierde lid.
In artikel 8, eerste lid, van de NOW 2.0 is bepaald, voor zover hier van belang, dat de hoogte van de subsidie de uitkomst is van:
A voor het percentage van de omzetdaling;
B voor de loonsom waarbij wordt uitgegaan van de totale loonsom van werknemers waarvoor de werkgever het loon heeft uitbetaald in het tijdvak, bedoeld in het tweede, derde of vierde lid.
In het tweede lid van artikel 8 van de NOW 2.0 is bepaald, voor zover hier van belang, dat voor de loonsom, bedoeld in het eerste lid, wordt uitgegaan van het loon over het derde aangiftetijdvak van het jaar 2020.
Uit het derde lid van artikel 8 van de NOW 2.0 volgt, voor zover hier van belang, dat indien er geen loongegevens zijn over het tijdvak, bedoel in het tweede lid, wordt uitgegaan van het loon over de maand november van het jaar 2019.
Ingevolge artikel 8, zevende lid, van de NOW 2.0, voor zover hier van belang, worden de in aanmerking te nemen gegevens uit de loonaangifte van de werkgever ten behoeve van de bepaling van de letter B, bedoeld in het eerste lid, beoordeeld op grond van de loonaangifte zoals die uiterlijk op 15 mei 2020 is ingediend, alsmede de aanvullingen daarop die uiterlijk op die datum hebben plaatsgevonden.