In deze zaak heeft eiseres, een Iraanse nationaliteit hebbende vrouw, op 28 augustus 2020 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel, die zij op 22 augustus 2019 had ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft op 17 september 2020 een verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de wettelijke beslistermijn van zes maanden, zoals voorgeschreven door de Vreemdelingenwet 2000, op 21 februari 2020 was verstreken. Eiseres had verweerder op 19 juni 2020 in gebreke gesteld, waarna de rechtbank oordeelde dat het beroep terecht was ingediend en kennelijk gegrond was.
De rechtbank heeft vervolgens verweerder opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak een eerste gehoor af te nemen en binnen acht weken na dat gehoor een besluit op de aanvraag bekend te maken, met een maximale termijn van zestien weken na de uitspraak. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die zijn begroot op € 262,50. De uitspraak is gedaan door mr. E.P.W. van de Ven, rechter, en is openbaar gemaakt.