De rechtbank stelt in navolging van verweerder vast dat het verkeersbesluit is genomen ten behoeve van het verzekeren van de veiligheid op de weg als bedoeld in artikel 2, eerste lid, aanhef en onder a, van de WVW 1994.
In de uitspraak van 24 januari 2007 (ECLI:NL:RVS:2007:AZ6852) heeft de Afdeling overwogen dat in het kader van de voorbereiding van het verkeersbesluit aandacht zal moeten worden besteed aan mogelijke alternatieve maatregelen die een zelfde effect bereiken met minder bezwaren, maar het is aan het bestuursorgaan om een keuze te maken. In rechte ligt de vraag voor of verweerder in redelijkheid tot het verkeersbesluit heeft kunnen komen.
Het betreft hier de situatie dat lijnbussen die de bocht naar de 2e Binnenvestgracht nemen worden geconfronteerd met tegemoetkomende fietsers, waarbij de fietsers in die bocht in de verdrukking komen.
De verkeerskundige van de gemeente heeft vier alternatieven onderzocht. Variant 1 zag op het verbreden van de rijbaan, waardoor meer ruimte voor de lijnbussen zou ontstaan, maar tevens het gemotoriseerd verkeer de kans zou krijgen om harder door de bocht te rijden. Bij varianten 2 tot en met 4 werd de rijbaan niet verbreed. Bij varianten 2 en 4 werd op de rijbaan in de bocht een (als zodanig herkenbare) fietsstrook aangebracht, waardoor de ruimte in de bocht hetzelfde zou blijven. De gekozen variant 3 voorzag in de bypass over het trottoir.
De rechtbank overweegt dat de politie weliswaar een negatief advies heeft uitgebracht, maar in dat advies onderschrijft de politie wel het standpunt van verweerder dat fietsers en bromfietsers in de verdrukking kwamen bij het (tegemoetkomend) passeren van een lijnbus. Met het realiseren van de bypass worden, volgens de politie, alleen fietsers en snorfietsers gefaciliteerd. Voor bromfietsers blijft de verkeerssituatie onveilig. Volgens de politie voldoet variant 3 niet aan de CROW-richtlijnen en geadviseerd wordt om de bocht ruimer te maken.
Nu hier geen sprake is van een bindend advies van de politie en ook de door de politie gehanteerde CROW-richtlijnen, zoals vermeld door CROW op de eigen website (www.crow.nl bij het kopje veelgestelde vragen verkeer en vervoer), niet bindend zijn, mag door de wegbeheerder, in dit geval verweerder, worden afgeweken van het advies van de politie. De rechtbank overweegt dat verweerder voldoende inzichtelijk heeft gemaakt waarom, in afwijking van het advies van de politie, is gekozen voor variant 3. Ook uit het advies van de politie volgt dat bij variant 3, anders dan bij de andere varianten, in ieder geval voor fietsers en snorfietsers de kans op confrontatie met lijnbussen in de bocht verminderd wordt. Dat variant 3 mogelijk niet voldoet aan CROW-richtlijnen kan hier niet doorslaggevend worden geacht.
Eiser, die eigenaar is van het pand op de hoek, heeft aangevoerd dat zijn pand door het verkeersbesluit in (woon)waarde daalt. Hij heeft dit echter niet met (bewijs)stukken onderbouwd. De enkele stelling dat dit een automatisme is, vormt onvoldoende onderbouwing (zie eerdergenoemde uitspraak van de Afdeling van 24 januari 2007).
Eiser heeft voorts aangevoerd dat zijn belangen zijn geschaad, omdat hij wordt belemmerd in de uitbreidings- en renovatieplannen van zijn bedrijf. Zo heeft eiser ter zitting meegedeeld dat een plan voor een terras op het trottoir wordt bedreigd door de bypass. Verweerder heeft daarentegen vastgesteld dat eiser geen concrete aanvragen heeft ingediend en stellingen over frustratie van zijn plannen onvoldoende heeft onderbouwd. Een terras is volgens verweerder bovendien planologisch niet toegestaan. Verweerder heeft voorts ter zitting meegedeeld dat het pand al een paar jaar leeg staat en dat uit de foto’s bij de gedingstukken blijkt dat het pand te huur wordt aangeboden. Eiser heeft het door verweerder gestelde niet weersproken.
De rechtbank overweegt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij nadelige gevolgen ondervindt van het verkeersbesluit. De verkeersmaatregel geldt voor een langere, maar wel een bepaalde, periode. Ter zitting is door verweerder toegelicht dat de nieuwe concessie voor het openbaar vervoer eind 2022 aan de orde komt en dat - naar verwacht wordt - de route van de lijnbussen dan zal veranderen. Het bestreden besluit zal worden ingetrokken zodra de lijnbussen via een andere route gaan rijden.
De rechtbank is, gelet op al het vorenstaande, van oordeel dat verweerder de relevante belangen heeft meegewogen en dat voldoende evenwichtig heeft gedaan.