ECLI:NL:RBDHA:2020:12279
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van openlijke geweldpleging, bedreiging en poging tot doodslag in Gouda
Op 4 december 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1977, die werd beschuldigd van openlijke geweldpleging, bedreiging en poging tot doodslag. De zaak betrof twee dagvaardingen, waarbij de verdachte op 5 december 2019 in Gouda zou hebben deelgenomen aan een gewelddadige confrontatie met meerdere personen, waaronder zijn stiefdochter. De officier van justitie vorderde vrijspraak voor de openlijke geweldpleging en bedreiging, maar eiste een geldboete voor de bedreiging met de woorden 'ik snij je tiet'. De verdediging pleitte voor vrijspraak en voerde aan dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen.
Tijdens de zittingen op 2 oktober en 20 november 2020 werd het bewijs besproken, waaronder verklaringen van de betrokkenen. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de verdachte en zijn stiefdochter consistent waren, terwijl de verklaringen van de aangevers onderling grote discrepanties vertoonden. De rechtbank kon niet vaststellen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de ten laste gelegde feiten, en sprak hem vrij van openlijke geweldpleging en bedreiging.
In de tweede dagvaarding werd de verdachte beschuldigd van het proberen om een andere aangever om het leven te brengen en het bedreigen van een derde persoon. Ook hier oordeelde de rechtbank dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle ten laste gelegde feiten en verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte was vrijgesproken. De kosten van de benadeelde partij werden op nihil begroot.