ECLI:NL:RBDHA:2020:1227
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot opheffing van ongewenstverklaring van een burger van de Europese Unie met Belgische nationaliteit
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 8 januari 2020 uitspraak gedaan in het beroep van eiser, een burger van de Europese Unie met de Belgische nationaliteit, tegen de afwijzing van zijn verzoek om opheffing van zijn ongewenstverklaring. Eiser had eerder een asielaanvraag ingediend die was afgewezen op grond van artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag, omdat hij betrokken zou zijn geweest bij oorlogsmisdrijven en misdrijven tegen de menselijkheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de afwijzing van het verzoek om opheffing van de ongewenstverklaring voldoende heeft gemotiveerd. De rechtbank oordeelde dat eiser nog steeds een actuele, werkelijke en voldoende ernstige bedreiging voor de openbare orde vormt, ondanks het tijdsverloop sinds de gepleegde misdrijven. Eiser heeft niet aangetoond dat hij zich heeft gedistantieerd van zijn verleden of dat er sprake is van een concrete positieve gedragsverandering. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de belangen van de Nederlandse samenleving zwaarder wegen dan de persoonlijke belangen van eiser, en dat de afwijzing van het verzoek om opheffing van de ongewenstverklaring niet in strijd is met het evenredigheidsbeginsel. Eiser is veroordeeld in de proceskosten van de staatssecretaris.