ECLI:NL:RBDHA:2020:12260

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 november 2020
Publicatiedatum
2 december 2020
Zaaknummer
NL20.887
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Syrische man met medische problematiek en beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 november 2020 uitspraak gedaan in het beroep van een Syrische man die asiel heeft aangevraagd in Nederland. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag niet-ontvankelijk verklaard, omdat de man in Griekenland een verblijfsvergunning had gekregen. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris onvoldoende had gemotiveerd waarom de man niet als bijzonder kwetsbaar moest worden aangemerkt, ondanks zijn medische problematiek. De man had verklaard dat hij ernstige psychische klachten had, waaronder PTSS, en dat hij in Griekenland geen toegang had tot adequate medische zorg. De rechtbank stelde vast dat de staatssecretaris de verklaringen van de man niet serieus had genomen en dat hij te hoge eisen stelde aan de bewijsvoering van de man. De rechtbank vernietigde het besluit van de staatssecretaris en droeg hem op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij hij rekening moest houden met de medische situatie van de man en de inspanningen die hij had geleverd om zijn rechten te effectueren. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de man tot een bedrag van € 1.050.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.887

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], geboren op [geboortedatum] 1995 en van Syrische nationaliteit, eiser,
V-nummer: [V-nummer] ,
(gemachtigde: mr. drs. J.M. Walls),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M.F.M. Saive).

ProcesverloopBij besluit van 13 januari 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard. Ook dient eiser Nederland onmiddellijk te verlaten.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter van deze rechtbank verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Dit verzoekschrift is geregistreerd onder zaaknummer NL20.888.
Verweerder heeft op 6 mei 2020 en op 23 oktober 2020, beide keren op verzoek van de rechtbank, een verweerschrift uitgebracht.
De behandeling van het beroep was, samen met het verzoek om een voorlopige voorziening, geagendeerd op de zitting van 29 oktober 2020. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met voorafgaand bericht hiervan, niet verschenen. Verweerder is evenmin verschenen.

Overwegingen

1. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser door de Griekse autoriteiten in het bezit is gesteld van een verblijfsvergunning. Ten aanzien van Griekenland kan volgens verweerder in het algemeen van het interstatelijk vertrouwensbeginsel worden uitgegaan. De gestelde persoonlijke ervaringen van eiser in Griekenland vormen volgens verweerder geen reden om daar in zijn geval niet van uit te gaan. In het geval van dreigende of zich voordoende problemen kan hij de bescherming inroepen van de (hogere) autoriteiten dan wel geëigende instanties in Griekenland.
2. Eiser is het hiermee niet eens. Onder verwijzing naar het EVRM, jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State betoogt eiser dat Griekenland ten aanzien van statushouders zijn verdragsverplichtingen niet nakomt. Ook betoogt eiser dat hij bijzonder kwetsbaar is in de zin van het arrest Ibrahim vanwege zijn medische problemen. Eiser heeft hierbij verwezen naar een brief van Artsen zonder Grenzen die hij heeft overgelegd en zich daarbij op het standpunt gesteld dat het gelet op de PTSS voor hem onmogelijk was om de Griekse taal te leren en te integreren in de samenleving, waarbij hij van belang acht dat er geen enkele vorm van integratie of scholing wordt geboden door Griekenland.
3. De rechtbank stelt vast dat verweerder in zijn besluitvorming het juridische beoordelingskader (grotendeels) juist heeft weergegeven. De rechtbank stelt daarnaast vast dat tussen partijen niet in geschil is dat de Griekse autoriteiten op 24 oktober 2018 aan eiser een status hebben verleend. De rechtbank overweegt voorts als volgt.
Algemene situatie voor statushouders
4. De Afdeling heeft in haar uitspraak van 30 mei 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:1795) overwogen dat de situatie voor statushouders in Griekenland moeilijk is. Het is voor statushouders in Griekenland moeilijk om betaald werk te vinden, de toegang tot gezondheidszorg is voor hen moeizaam en zij zijn volledig op zichzelf aangewezen om huisvesting te vinden. De situatie was volgens de Afdeling echter niet zo slecht dat sprake was van extreme armoede of ontberingen van eerste levensbehoeften en rechteloosheid waartegenover de Griekse autoriteiten onverschillig zouden staan. Volgens de Afdeling stelde verweerder zich dan ook terecht op het standpunt dat hij ten aanzien van Griekenland van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mocht uitgaan. Ook in latere uitspraken (zie de uitspraken van 15 juli 2019, ECLI:NL:RVS:2384 en 2385, van 6 december 2019, ECLI:NL:RVS:2019:4118, 17 juni 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1382) en van 22 september 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:2262) heeft de Afdeling geoordeeld dat de situatie van statushouders in Griekenland weliswaar moeilijk is, omdat zij moeilijk betaald werk kunnen vinden, de toegang tot de gezondheidszorg moeizaam is en statushouders volledig op zichzelf zijn aangewezen om huisvesting te vinden, maar dat geen sprake is van extreme armoede of ontberingen van eerste levensbehoeften en rechteloosheid waartegenover de Griekse autoriteiten onverschillig staan. Uit die uitspraken volgt voorts dat de situatie in Griekenland niet zodanig is dat van de vreemdelingen niet mag worden verwacht dat zij zelf in Griekenland de rechten die voortvloeien uit hun status effectueren. Verweerder mag in zijn algemeenheid ten aanzien van Griekenland voor wat betreft statushouders dus nog steeds van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgaan. Uit de hiervoor reeds aangehaalde uitspraken van de Afdeling van 15 juli 2019 volgt wel dat verweerder bij bijzonder kwetsbare statushouders, in het licht van met name punt 93 van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ-EU) in de zaak Ibrahim e.a. tegen Duitsland van 19 maart 2019 (ECLI:EU:C:2019:219), nader moet motiveren waarom zij bij terugkeer naar Griekenland niet, buiten hun eigen wil en keuzes om, zullen terechtkomen in een toestand van zeer verregaande materiële deprivatie, die voldoet aan de in de punten 89 tot en met 91 van het arrest Ibrahim genoemde criteria.
5. Eiser heeft niet met openbare informatie onderbouwd dat in zijn algemeenheid niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. De rechtbank zal daarom verder uitsluitend beoordelen of verweerder in het geval van eiser kan verwachten dat hij terugkeert naar Griekenland om zijn rechten als statushouder te effectueren.
Individuele situatie
6. Dat verweerder in zijn algemeenheid mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel betekent niet dat er geen individuele omstandigheden kunnen zijn op basis waarvan in een specifiek geval van statushouders niet kan worden verwacht terug te keren naar Griekenland. Indien een statushouder individuele omstandigheden aanvoert op basis waarvan hij vindt dat van hem niet verlangd kan worden om terug te keren naar Griekenland, is het aan verweerder om deze omstandigheden kenbaar bij de beoordeling te betrekken en te motiveren waarom deze omstandigheden volgens hem niet maken dat van eiser niet verlangd kan worden om terug te keren naar Griekenland.
7. De rechtbank stelt vast dat verweerder dit onvoldoende heeft gedaan en overweegt daartoe als volgt.
8. Eiser heeft in zijn “gehoor bescherming EU” dat heeft plaatsgevonden op 8 januari 2020 gedetailleerd verklaard welke inspanningen hij heeft geleverd om zelfstandig woonruimte, taalonderwijs en een inkomen te verwerven. Tevens heeft eiser gedetailleerd verklaard welke problemen hij hierbij heeft ondervonden, wat hij heeft ondernomen om deze problemen op te lossen en dat hij desalniettemin niet is geslaagd om –normale- woonruimte en werk te vinden en op legale wijze medicijnen te verkrijgen. Eiser heeft verklaard dat –omdat hij zelf niet in staat was zijn rechten te effecturen - zijn oom vanuit Syrië geld heeft gestuurd zodat hij tijdelijk in een gezamenlijke woning voor jonge mensen kon verblijven en uiteindelijk heeft besloten, na een verblijf van twee jaar en twee maanden, om door te reizen naar Nederland. Eiser heeft derhalve gedurende geruime tijd in Griekenland, zoals volgens vaste jurisprudentie van statushouders wordt verwacht, getracht een bestaan op te bouwen, terwijl hij in de wetenschap verkeerde dat een neef van hem in Nederland verblijft op grond van een status en hij liever meteen naar Nederland zou zijn gekomen.
9. De rechtbank overweegt in dit kader dat eiser –onder meer- het navolgende heeft verklaard:

(…)
Nadat ik de verblijfsvergunning had ontvangen, woonde ik in een kamp en ik zei tegen hen dat ik wilde gaan werken. Maar ik kreeg te horen dat als ik wil gaan werken, dat ik mezelf moet redden. Dat ik zelf werk moet zien te vinden. Het kamp waar ik woonde was in Saloniki. Ze zeiden: “Je moet zelf werk vinden.” Ze hebben mij ook een werkvergunning gegeven. Ik ben naar Athene gegaan, ik heb de taal niet geleerd. Ze hebben mij niet geholpen de taal te leren en ik kreeg geen medische behandeling. Ik ben naar Athene gegaan, ik ging werk zoeken. Ik heb geen werk kunnen vinden. Ik ging ook een woning
zoeken. Er zijn scholen in Athene die verlaten zijn, niemand gebruikt die scholen. Die scholen worden gebruikt door vluchtelingen die niet beschikken over geld. Ik ging daar wonen. Dus dat was mijn adres. Er werken daar ook mensen die daar eten uitdelen. Dus dat was mijn woning en zo kreeg ik eten en ik ging op zoek naar werk. Ze zeiden tegen mij: “Elke maand moet je naar het kamp gaan om je te melden, zodat wij weten waar jij bent.” Ik ging op zoek naar werk, ik heb niets kunnen vinden. Niemand wilde mij werk geven,
omdat ik de taal niet ken. Het was heel moeilijk om aan werk te komen.
(…)
Na 25 dagen in Athene te zijn geweest, is mij duidelijk geworden dat ik niet kan werken als ik de taal niet heb geleerd. Toen ik terug ging naar het kamp, bleek dat mijn naam uit de lijst van het kamp was gehaald. En de uitkering die ik van hen kreeg, is ook stopgezet. Ze zeiden: “Wij passen die maatregel toe omdat je al 25 dagen niet meer hier geweest.” Ik was verbaasd daarover en zei: “Ik begrijp het niet. De afspraak is dat ik mij één keer per maand zou melden en de maand is nog niet om en ik ben hier gekomen.” Toen ik dit uitlegde, zeiden ze: “Oh, wat jammer, maar wij hebben nu een nieuw systeem.” En het nieuwe
systeem hield in dat ik mij één keer per week moest melden. Ik zei dat zij mij niet op de hoogte hadden gesteld van deze maatregel en dat er geen manier was om in contact te blijven, dus ik wist het niet. Ze zeiden: “Dat is niet ons probleem, dat is jouw probleem. Wij hebben heel veel vraag en mensen en wij moeten die mensen plaatsen in jouw plaats.” Ik heb alles gedaan zodat ze mijn naam weer op de lijst gaan zetten en ik weer in aanmerking zou komen voor zakgeld, maar al mijn pogingen zijn mislukt. Op dat moment had ik geen keus, dus ik ben terug gegaan naar die woning in Athene, naar die school waarover ik u vertelde. Toen ging ik weer op zoek naar werk. Ik heb geen werk kunnen vinden.
(…)
Ook mijn psychische welzijn maakt dat ik meer beperkt word en ik kreeg geen behandeling voor mijn psychische welzijn. Daarom was er op dat moment niets dat ik kon doen. Ik bleef in die school wonen. Ik bleef daar ongeveer acht maanden wonen. Er was op die school een organisatie die eten verzorgde en ik had een slaapplek. In die school zijn heel veel problemen. De mensen die daar wonen, zijn geen fijne mensen. Ze creëerden heel veel
problemen, ze stelen, slaan en zorgen voor gevechtspartijen. Daarom wilde de politie al die mensen die in die scholen woonden, wegsturen en verwijderen omdat er heel veel problemen zijn. Ze hebben ons allemaal, degene die op die school woonde, weg gejaagd, op straat gezet en de politie zei: “Jullie moeten je zelf zien te redden.’’ Op dat moment wist ik niet meer wat ik moest doen.
(…)
Ik heb nog een aantal vragen voor u. Heeft u ergens uw beklag erover gedaan dat u niet meer terecht kon in het kamp?
Ik ben naar de migratiedienst in Athene gegaan. Ik heb daarover geklaagd. Ze zeiden: “Wij kunnen niets voor jou betekenen.” Ik vroeg: “Waar moet ik verder gaan?” Ze zeiden: “Dat weten wij niet, maar wij kunnen niets voor jou betekenen.” Toen ze mij zo in het kamp hadden behandeld en mijn naam hadden geschrapt, vroeg ik of ik een brief van dat gebeuren mocht ontvangen, maar ze zeiden: “Nee, dat doen wij niet.” Ik ben naar de vluchtelingeninstantie gegaan. Ik wilde daar mijn verhaal kwijt en klagen. Ze zeiden: “Nou, wij zijn alleen voor mensen die nog in de procedure zitten, nog geïnterviewd moeten worden en nog een beschikking moeten krijgen. Wij kunnen voor jou niets doen. Heeft u uw beklag gedaan omtrent uw situatie dat u de school waarin u verbleef moest verlaten en op straat werd gezet? Maar wat dat betreft is er geen plek waar ik mijn klacht kan indienen en de politie heeft ons verwijderd. Waar baseert u het op dat u daarover nergens uw beklag zou kunnen doen? Omdat ze zeiden tegen mij: “Ga maar naar de instantie van asiel.” En bij de instantie van asiel zeggen ze: “Ga maar naar het kamp.” En zo sturen ze mij heen en weer.
(…)
Hoe voorzag u in uw levensonderhoud in de periode nadat u geen zakgeld meer kreeg vanuit het kamp en vóórdat u geld van uw oom ontving? Ik zat op de school wat ik heb verteld en ze deelden eten uit. U gaf eerder aan dat mensen in Griekenland niet goed werden behandeld, geldt dat ook voor u persoonlijk? Ja, de ambtenaren daar hebben mij heel slecht behandeld. Kunt u dat toelichten? Ik heb medicijnen nodig en ze weigerden mij mijn medicijnen te geven. Ze zeiden: “Je hebt geen geld, dus wij kunnen jou geen medicijnen geven.” Ik heb een beetje kunnen werken in Athene en van dat geld een beetje medicijnen kunnen kopen op de zwarte markt, niet van de rechtstreekse markt, omdat ik
het niet kon betalen. U gaf eerder aan dat u in Griekenland geen medische behandeling kreeg, bedoelt u daarmee dat u geen medicatie kreeg?
Ja, precies dat is wat ik bedoel. Ze helpen mij niet met medicijnen, zodat ik mijn eigen medicijnen kan kopen. Tegelijkertijd kon ik geen geld verdienen om zelf medicijnen van te kopen. Dus alle wegen om medicijnen te halen waren dicht. Er is niemand waar ik bij kan klagen. Er is niemand die jou helpt om zover te komen om ergens te kunnen klagen. Ik denk ook dat als ik had geklaagd, ze dan toch niets voor je zouden kunnen doen.
Waarop baseert u dat?
Omdat ik zei tegen de dokter: “Ik ga klagen” en hij zei: “Ja, doe maar.” Ik ben
naar Artsen Zonder Grenzen gegaan en heb het rapport aan hen laten zien en zei dat de dokter geen medicijnen aan mij kon geven en dat ik geen geld heb om zelf medicijnen van te kopen. Ik vroeg hen om medicijnen aan mij te geven, maar ze zeiden: “Nee, dat kunnen wij niet doen.”
Om welke reden konden ze dat niet doen?
Ze vroegen mij om mijn situatie uit te leggen. Ik heb mijn situatie aan hen uitgelegd en ze zeiden: “Wij zijn niet de juiste organisatie om jou te helpen. Jouw eigen organisatie moet jou helpen.’’
Wanneer bent u bij Artsen Zonder Grenzen geweest?
De eerste keer op het eiland Metalini, toen ze mij dat rapport hadden gegeven. Ik heb drie interviews bij hen gehad. Toen hebben ze mij dit rapport gegeven. Ze zeiden: “Jij moet terug gaan naar de instantie die verantwoordelijk voor jou is en die zal jou de medicijnen geven.”
Heeft u dat gedaan?
Nou, ik ben terug gegaan naar Saloniki. Ik heb de dokter daar alles uitgelegd en hij zei: “Nee, wij kunnen jou nog steeds niet helpen. Jij moet jouw eigen medicijnen kunnen kopen.’’
(…)
Wat zijn precies uw medische/psychische klachten?
Ik pieker heel veel, ik kan niet goed slapen. Ik heb helemaal geen trek om te eten. Als ik mij lichamelijk heel erg zwak voel, moet ik mezelf dwingen te eten, om te overleven. Ik heb voortdurend pijn in mijn lichaam. Ik voel dat ik tekort aan vitamine heb en soms heb ik nachtmerries.
Begrijp ik goed dat u Griekenland wel een arts heeft bezocht?
Ja.
Begrijp ik goed dat u in Griekenland toegang had tot de medische zorg?
Ja, de arts van het kamp. Toen ik in het kamp was.
(…)
U verklaarde eerder dat u in Griekenland een werkvergunning had, maar dat u
moeilijk of niet aan een vaste betaalde baan kon komen, omdat u de Griekse
taal niet spreekt, klopt dat?
Ja.
U gaf eerder aan dat ze u in Griekenland niet wilde helpen de taal te leren. Wie
precies wilde u niet helpen?
In het algemeen helpen ze in Griekenland asielzoekers niet met de taal leren.
Je moet je in Griekenland inschrijven op een particuliere school om de taal te
leren en ik heb geen geld daarvoor. Daar worden de medische problemen van
vluchtelingen niet geholpen. Het enige ding dat ze verstrekken is paracetamol
en verder niets.
Wat heeft u geprobeerd om hulp te krijgen bij het leren van de Griekse taal?
Ik heb de taal proberen te leren, maar het is heel moeilijk. Je moet wel een
leraar kunnen hebben. Ik zat met veel psychische problemen, ik had geen
psychische rust en als je dat niet hebt, kun je niets leren. Hier heb ik de dokter
dit rapport laten zien. Hij heeft mij twee medicijnen gegeven en ook een rustgevend medicijn. Dat heeft mij geholpen, ik kan nu wat beter slapen.
(…)
Kwam u in Griekenland in aanmerking voor sociale voorzieningen, zoals
bijvoorbeeld een uitkering?
Ja, voor één jaar.
Om welke reden stopte dat na één jaar?
Ik ben naar Athene gegaan op zoek naar werk. De bedoeling was dat ik mij één keer in de maand zou melden en op die manier zou ik mijn voorzieningen behouden. Ik ben na 25 dagen terug gegaan, ik was uit het systeem geschrapt. Ik zei dat dat pas na één maand zou zijn, maar ze zeiden dat dit na één week gebeurt. Ze zeiden dat ik mij niet gemeld had, dus dat ik uit het systeem was. Ik vroeg: “Hoe kom ik weer in aanmerking voor de
voorzieningen?” Ze zeiden dat ik een huis moest gaan huren en als ik het contract van de woning zou hebben, mij bij de UN zou kunnen melden en dat ze mij een inkomen zouden kunnen sturen. Maar op dat moment was ik niet in staat om een huis te huren. Ik heb geen geld om een huis te kunnen huren.
Begrijp ik goed dat u met uitkering bedoelt het zakgeld dat u van het
opvangkamp ontving?
Ja.
Heeft u hulp gezocht bij het inschrijven op een particuliere school?
Nee, dat kan niet omdat ik geen geld had om de school van te kunnen betalen.
Heeft u financiële hulp gezocht in Griekenland?
Ja, ik heb dat gedaan, maar ze geven alleen eten.
Waar heeft u (financiële) hulp gezocht?
In Athene op verschillende plekken, zal ik de plekken noemen?
Ja, graag.
Akhernoon, Katobakesya. Er is een organisatie in San Digma die deelde eten uit. Ik heb gevraagd of er gratis scholen waren om de taal, te leren, maar die waren er niet. Er zijn scholen die gratis zijn, maar die zijn voor kinderen.
Wanneer bent u bij de instanties Akhernoon en Katobakesya geweest?
Ik kan mij niet precies herinneren wanneer, maar toen ik in Athene was. Ik bleef maar informeren en vragen stellen, maar precieze data weet ik niet. waar ik woonde, woonden wij met misschien twintig mensen in een zaal. Deze omgeving zorgt ervoor dat je je niet op je studie kunt concentreren of iets kunt opbouwen.
In welke periode verbleef u in Athene?
Ik was elf maanden in Athene: van begin 2019 tot november 2019.
Heeft u er documenten van dat u bij de instanties Akhernoon en Katobakesya
geweest?
Dit zijn niet de organisaties, dit zijn de plekken, adressen waar de organisaties zijn. Die plekken zijn in de buurt van de school waar ik sliep.
Kunt u ook de namen van de instanties noemen?
Ik heb organisaties gezocht in de wijken Akhernoon en Katobakesya, maar ik heb die organisaties niet kunnen vinden. Maar in San Digma is er een organisatie genaamd Adra en die deelt eten uit.
(…)”
10. In het voornemen heeft verweerder overwogen dat eiser geen omstandigheden heeft aangevoerd waaruit blijkt dat ten aanzien van hem niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Verweerder overweegt verder dat eiser zijn verklaringen niet met documenten heeft onderbouwd en dat overigens blijkt dat eiser toegang tot de arbeidsmarkt heeft gehad en “dat niet is gebleken dat hij afdoende inspanningen heeft verricht in Griekenland of dat hij zijn mogelijkheden om te klagen zou hebben uitgeput met betrekking tot het zoeken naar werkgelegenheid in Griekenland”. In het voornemen is tevens vermeld dat een mogelijke taalbarrière de integratie kan bemoeilijken, maar dat dit niet betekent dat Nederland de asielaanvraag in behandeling moet nemen omdat eiser dezelfde rechten heeft als Griekse burgers en die rechten zelf moet effectueren. Verweerder wijst er op dat eiser tijdelijk in woonruimte voor jonge mensen heeft kunnen verblijven. Eiser, heeft aldus verweerder, te weinig inspanningen verricht om financiële ondersteuning te verkrijgen. Eiser is gezien door Artsen zonder Grenzen (AzG) en is doorverwezen naar een psychiater, zodat verweerder in het voornemen concludeert dat eiser ook toegang tot medische hulp heeft gehad.
11. De rechtbank constateert dat in het voornemen in het geheel niet is ingegaan op de verklaring van eiser dat zijn medische problemen beperkingen hebben opgeleverd om zijn rechten te effectueren.
12. In het bestreden besluit heeft verweerder zijn overwegingen uit het voornemen gehandhaafd.
In de twee verweerschriften heeft verweerder gepersisteerd bij zijn besluit en in reactie op de gronden van beroep aangegeven dat uit de voor eiser in Nederland voorgeschreven medicatie niet blijkt dat hij bijzonder kwetsbaar in de zin van Ibrahim is.
13. De rechtbank overweegt dat deze motivering niet volstaat. Allereerst overweegt dat voor zover verweerder van eiser heeft verlangd dat hij al zijn standpunten met documenten dient te onderbouwen, verweerder een te hoge bewijslast bij eiser neerlegt. Immers, niet goed valt in te zien, nu verweerder dit niet nader heeft gemotiveerd, hoe eiser in staat moet worden geacht documenten te overleggen van hulp die hij heeft gevraagd maar niet heeft verkregen.
14. Daarnaast stelt de rechtbank vast dat verweerder de verklaringen van eiser zoals hiervoor nagenoeg integraal weergegeven niet –kenbaar- onaannemelijk heeft geacht.
15. Eiser heeft gedetailleerd en consistent weergegeven dat hij inspanningen heeft geleverd om taalonderwijs te volgen, werk te krijgen, financiële ondersteuning, woonruimte te krijgen en medicatie voor de door AzG vastgestelde ernstige PTSS te krijgen en dat deze inspanningen niet tot gevolg hadden dat hij daadwerkelijk taalonderwijs, werk, woonruimte, financiële ondersteuning en medicatie heeft verkregen. Verweerder wordt gevolgd in het uitgangspunt dat eiser dezelfde rechten heeft als Griekse onderdanen. Eiser heeft echter duidelijk verklaard dat het niet beheersen van de taal en het geen toegang hebben tot taalles een onoverkomelijk obstakel heeft gevormd om werk te krijgen. Doordat hij geen werk had heeft hij geen woonruimte kunnen krijgen, anders dan zeer tijdelijk omdat zijn oom hem wat geld had gegeven. Eiser heeft ook gedetailleerd verklaard wat hij heeft ondernomen om medicatie te krijgen, dat hij daarvoor moest betalen en dat hij geen geld hiervoor had omdat hij er niets in slaagde werk te krijgen.
16. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank de strekking van de verklaringen van eiser deels miskend. Verweerder overweegt immers dat eiser toegang heeft gehad tot woonruimte, tot de arbeidsmarkt en tot medische zorg. Uit de verklaringen blijkt echter dat de woonruimte in de leegstaande school geen daadwerkelijke woonruimte is waar eiser tegen betaling verbleef of waar hij van de Griekse autoriteiten mocht verblijven. Eiser heeft daar, samen met anderen, tijdelijk verbleven omdat de school leeg stond en hij geen ander onderdak had. De rechtbank vermag niet in te zien waarom verweerder dit kwalificeert als toegang hebben tot woonruimte. In de regel zal een (verlaten) school immers niet beschikken over sanitaire voorzieningen, gelegenheid tot het bereiden van voedsel en voldoende ruimte voor volwassenen hebben om enige privacy te hebben en daarmee woonruimte zoals bedoeld in het arrest Ibrahim zijn. Verweerder heeft in het gehoor hier geen nadere vragen over gesteld, terwijl eiser wel heeft verklaard dat vrijwilligers eten kwamen brengen. Verweerder is in zijn motivering ook niet ingegaan op de verklaringen van eiser dat deze vorm van onderdak geen veilige leefruimte was en dat op enig moment de politie tot ontruiming is overgegaan. Dat eiser daarna tijdelijk met geld van zijn oom woonruimte heeft verkregen in een faciliteit voor jongeren kan bezwaarlijk worden aangemerkt als het als statushouder toegang hebben tot woonruimte. Verweerder kan worden gevolgd voor zover hij bedoeld heeft dat deze woonruimte in beginsel tegen betaling ter beschikking staat echter statushouders moeten in staat worden geacht om door middel van het verwerven van inkomsten bestendig over woonruimte te kunnen beschikken. Eiser wordt volgens verweerder immers geacht zijn bestaan in Griekenland op te bouwen. Verweerder kan voorts worden gevolgd in zijn standpunt dat eiser toegang heeft gehad tot de arbeidsmarkt in die zin dat hiervoor geen formele beletselen hebben bestaan. Verweerder is echter in het geheel niet ingegaan op de verklaringen van eiser over de inspanningen die hij heeft geleverd om werk te vinden, de reden dat dit niet is gelukt en de onmogelijkheid om hierover te klagen. Voor zover verweerder heeft overwogen dat een mogelijke taalbarrière niet betekent dat Nederland de asielaanvraag in behandeling moet nemen omdat eiser dezelfde rechten heeft als Griekse burgers en die rechten zelf moet effectueren kan de rechtbank niet anders dan concluderen dat dit een standaard tekstblokje is dat geen betrekking heeft op de verklaring van eiser. Immers de vergelijking met de rechten die Griekse burgers hebben is op dit punt onbegrijpelijk omdat Griekse (volwassen) burgers geen taalonderwijs nodig hebben en ook niet afhankelijk zijn van integratievoorzieningen om volwaardig deel te kunnen nemen aan de samenleving. Voor zover het gaat om de vraag of eiser toegang heeft gehad tot medische voorzieningen heeft verweerder gemotiveerd dat eiser een arts heeft gezien en is doorverwezen naar een psychiater en dat het moeten betalen voor medicatie niet afdoet aan het kunnen uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Uit de verklaringen van eiser blijkt dat de arts die hij gezien heeft een arts van AzG is geweest die werkzaam was op Lesbos. Eiser heeft terecht aangevoerd dat de verwijzing van deze arts naar de psychiater heeft plaatsgevonden voordat hij een status heeft verkregen en dat uit het enkele feit dat hij was aangewezen op AzGn reeds blijkt dat hij geen toegang tot reguliere gezondheidszorg had vergelijkbaar met Griekse staatsburgers. Het is immers weinig aannemelijk dat Griekse staatsburgers zich tot AzG moeten wenden voor medische zorg. Uit het enkele feit dat eiser heeft verklaard dat hij is doorverwezen naar een psychiater volgt bovendien niet dat hij ook toegang heeft gehad tot zorg die wordt verleend door een psychiater. Eiser heeft nu juist verklaard dat hij dat niet had en dat hij overigens geen beschikking kreeg over medicatie terwijl hij daartoe vele inspanningen heeft geleverd. Voor zover verweerder heeft overwogen dat indien eiser geen geld had om medicatie aan te schaffen hij zich tot de daartoe geëigende instanties had moeten wenden om te klagen, heeft verweerder zich hierbij wederom bediend van een standaardoverweging zonder concreet in te gaan op de verklaringen die eiser heeft afgelegd over de inspanningen die hij heeft geleverd om medicatie te kunnen verkrijgen. De rechtbank overweegt dat verweerder door dit aldus te motiveren geen blijk geeft dat hij de verklaringen van eiser –kenbaar- bij zijn besluit heeft betrokken.
17. Eiser heeft in de gronden van beroep aangevoerd dat onduidelijk is wat hij nog meer had kunnen doen om zijn rechten te effectueren. Hoewel verweerder niet gehouden is om gedetailleerd aan te geven bij welke autoriteiten eiser zich had dienen te vervoegen of dient te vervoegen na terugkeer, is niet gemotiveerd waarom alle inspanningen die eiser heeft verricht onvoldoende zijn geweest.
Voorts blijkt uit het voornemen, zoals hiervoor weergegeven, dat verweerder kennelijk vereist dat eiser zijn mogelijkheden om te klagen moet hebben uitgeput met betrekking tot het zoeken naar werkgelegenheid. Dit vereiste van “
uitputting van mogelijkheden” vloeit niet voort uit Europees recht, nationale wetgeving, beleid of jurisprudentie van de Europese Hoven of de Afdeling en kan verweerder dan ook niet ten grondslag leggen aan zijn standpunt dat eiser onvoldoende inspanningen heeft geleverd om zijn rechten te effectueren.
18. Ondanks dat verweerder onder verwijzing naar jurisprudentie terecht heeft aangegeven dat eiser in beginsel dezelfde rechten als Griekse burgers heeft en hij inspanningen moet leveren om die rechten te effectueren stelt de rechtbank vast, dat gelet op hetgeen eiser heeft verklaard over de door hem geleverde inspanningen en het uitblijven van resultaten daarvan, het besluit op dit punt ondeugdelijk is gemotiveerd. Verweerder zal een nieuw besluit dienen te nemen waarbij, gelet op de verklaringen zoals eiser die heeft afgelegd en die door verweerder niet onaannemelijk zijn bevonden, nader moet worden gemotiveerd waarom de inspanningen die eiser heeft geleverd om zijn rechten te effectueren en hulp te zoeken toen dit niet aanstonds lukte onvoldoende zijn. Pas als verweerder dit aanvullend motiveert kan verweerder genoegzaam onderbouwen dat de omstandigheid dat eiser niet over woonruimte in de zin van Ibrahim, werk, financiële ondersteuning en toegang tot taallessen en integratievoorzieningen te wijten is aan het gebrek aan inspanningen. Indien verweerder dit niet nader kan onderbouwen, zal verweerder nader moeten motiveren waarom hij van eiser mag verwachten om terug naar Griekenland te keren om wederom te trachten zijn rechten te effectueren. De enkele verwijzing naar jurisprudentie en het interstatelijk vertrouwensbeginsel volstaat, gelet op de concrete omstandigheden van dit geval, daartoe niet.
Bijzondere kwetsbaarheid
19. Uit de punten 86, 88 en 93 van het arrest Ibrahim volgt dat de bijzondere kwetsbaarheid van individuele statushouders ertoe kan leiden dat zij bij terugkomst in de lidstaat waar zij een asielvergunning hebben gekregen een reëel risico lopen op schending van artikel 4 van het Handvest. De medische situatie van statushouders kan hen bijzonder kwetsbaar maken. Hun lichamelijke of psychische problemen kunnen een negatieve invloed hebben op de mate waarin zij zich zelfstandig staande kunnen houden in de maatschappij en hun rechten kunnen effectueren. Omgekeerd kan een toestand van verregaande materiele deprivatie als bedoeld in het arrest Ibrahim negatieve gevolgen hebben voor hun lichamelijke of geestelijke gezondheid (punt 90 van het arrest Ibrahim).
20. De rechtbank stelt vast dat eiser heeft verklaard dat hij kampt met medische problematiek en daarvoor medicatie krijgt in Nederland.
Bij de intake die eiser op 17 december 2019 heeft gehad heeft eiser een brief overgelegd van Artsen zonder Grenzen Lesbos, missie Griekenland, opgemaakt op 6 november 2017. In deze brief, die blijkens de titel het verslag van een screening behelst, is onder meer het navolgende opgenomen:
“(…)
Severe PTSD

1 ½ years ago he was arrested for 3 months in Syria because he didn’t want to join militairy, because he was the only one to support his family. Was beaten and tortured in jail. When he was released and came home he saw that an airstrike had hit his home killing his whole family (mother, father, sister…) He had a breakdown and spent two months in a psychiatric hospital and was put on psychotropic medication which he took for 1 ½ year.

He arrived in Greece 2 months and one week ago, after one week he run out of his medication and has again all symptoms like before in Syria:
Sleeping disorder
Nightmares about torture
Suicidal ideation
No appetite
Withdraws from friends and cries a lot
Patient agrees with referral to psychiatrist.
(…)”
21. In het gehoor heeft eiser over zijn medische problemen in relatie tot het leveren van inspanningen om zijn rechten te effecturen verklaard dat hij vanwege zijn psychische welzijn meer beperkt werd in het zoeken naar werk en hij ook geen behandeling kreeg voor zijn psychische welzijn en dat er daarom niets wat hij op dat moment kon doen (zie pagina 7).
22. De rechtbank stelt vast dat de motivering in het bestreden besluit de strekking van de verklaringen van eiser over de ernst van zijn medische problemen en zijn pogingen om medicatie te verkrijgen miskent. Uit de verklaringen van eiser en de door hem overgelegde brief van AzGn blijkt dat sprake is van forse psychische problematiek. Eiser heeft tevens aangegeven dat hij thans in Nederland antipsychotica krijgt voorgeschreven. Uit de verklaring van AzG blijkt dat eiser heeft ingestemd met een verwijzing naar een psychiater. Uit de verklaringen van eiser blijkt dat hij in Griekenland geen intake of behandeling van een psychiater heeft gehad terwijl hij (ook) in die tijd kampte met psychische problematiek. Verweerder stelt dat hij ten aanzien van Griekenland van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag uitgaan omdat eiser alleen klaagt over vermoeidheid en vitaminegebrek (zie pagina 4 van het voornemen) en hij toegang heeft gehad tot een arts. De rechtbank overweegt dat uit de verklaringen blijkt dat hij enkel is gezien door AzG. Dit onderbouwt de verklaring van eiser dat hij geen toegang heeft gehad tot reguliere gezondheidszorg die voor Grieken ter beschikking staat. Het is immers weinig waarschijnlijk dat Griekse onderdanen zich tot AzG moeten wenden als ze psychische problemen hebben. Eiser heeft vervolgens gedetailleerd en consistent verklaard welke inspanningen hij heeft geleverd om medicatie te verkrijgen. Eiser heeft verklaard dat hij medicatie nodig had voor psychische problemen en niet in verband met vitaminegebrek. Eiser heeft verder verklaard dat hij last heeft van nachtmerries welke symptomen volgens AzG zijn terug te voeren op de psychische problematiek en welk symptomen vergezeld gaan van een slaapstoornis, suïcidale gedachten, gebrek aan eetlust, uit de weg gaan van sociale contacten en huilbuien. De rechtbank acht de overweging van verweerder in het voornemen dat “gelet op de door betrokkene beschreven klachten (vermoeidheid, vitaminetekort) het voorstelbaar zou kunnen zijn dat hij in Griekenland voor de medische zorg dient te betalen” gelet op de inhoud en strekking van de verklaringen van eiser onbegrijpelijk. Uit die verklaringen, de brief van AzG en de in Nederland voorgeschreven medicatie blijkt zonder meer dat niet alleen sprake is van vermoeidheidsklachten en vitaminetekort maar van PTSS en psychische problemen.
23. Verweerder heeft ook overwogen dat het gegeven dat eiser zijn medicatie zelf diende te betalen er niet op duidt dat Griekenland haar verdragsverplichtingen schendt. In beginsel kan verweerder hierin worden gevolgd, echter in het geval van eiser niet. Eiser heeft gedetailleerd verklaard welke inspanningen hij heeft geleverd om medicatie te verkrijgen en daarbij aangegeven dat hij steeds te horen kreeg dat hij diende te betalen. Eiser heeft ook gedetailleerd aangegeven welke inspanningen hij heeft geleverd om aan betaald werk te komen, dat dit niet is gelukt, dat hij geen financiële toelage kreeg en hij zijn medicatie daarom op de “zwarte markt” heeft moeten kopen omdat dat het enige was dat hij kon betalen en dat hij dat moest doen omdat deze medicatie noodzakelijk is. Het is voor de rechtbank, gelet op deze verklaringen, dan ook onduidelijk hoe verweerder kan overwegen dat eiser toegang tot medische zorg heeft gehad, is doorverwezen naar een psychiater en wellicht moet betalen voor medicatie tegen vermoeidheid en vitaminetekort en daarom in het geval van eiser onverkort kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Verweerder heeft de ernst van de medische problemen, de noodzaak van het kunnen beschikken over medicatie en de feitelijke –onoverkomelijke- problemen die eiser heeft ondervonden om deze medicatie te verkrijgen of te verwerven miskend en niet bij zijn motivering betrokken. Nu eiser in zijn verklaringen een verband legt tussen zijn medische problemen, het niet kunnen beschikken over medicatie en het daardoor beperkt zijn in zijn mogelijkheden om zijn rechten als statushouder te effectueren is het besluit voor zover hierin is overwogen dat eiser niet als bijzonder kwetsbaar in de zin van Ibrahim moet worden aangemerkt niet voorzien van een draagkrachtige motivering.
24. De rechtbank concludeert dat het besluit meerdere motiveringsgebreken kent. Verweerder heeft gelet op de verklaringen van eiser ontoereikend gemotiveerd dat eiser toegang heeft gehad tot woonruimte, werk, financiële ondersteuning, taalonderwijs, medische zorg en dat eiser overigens te weinig inspanningen zou hebben geleverd om zijn rechten te effectueren, dan wel hierover te klagen. Verweerder dient een nieuw besluit te nemen en dit daarbij nader te motiveren aan de hand van wat eiser heeft verklaard over wat hij feitelijk heeft gedaan om zijn rechten te effectueren en wat hij heeft gedaan om te klagen toen hij constateerde dat dit niet lukte en hij hierbij geen hulp kreeg. Verweerder dient in zijn nieuw te nemen besluit bovendien te motiveren waarom hij eiser niet als bijzonder kwetsbaar in de zin van Ibrahim beschouwt. Hierbij dient verweerder uit te gaan van de psychische problematiek zoals die blijkt uit de brief van AzG, de verklaringen van eiser en de in Nederland voorgeschreven en verstrekte medicatie. Verweerder dient vervolgens te motiveren waarom hij van eiser, ondanks zijn medische problematiek, onverkort mag verwachten dat hij in staat is zijn rechten te effectueren. Verweerder dient daarbij expliciet in te gaan op de verklaring van eiser dat zijn medische problematiek en het gegeven dat hij hiervoor geen medicatie heeft weten te verkrijgen, interfereerde met zijn mogelijkheden om zijn rechten te effectueren.
De rechtbank overweegt voorts dat de verklaringen van eiser zoals hij die heeft afgelegd in het gehoor van 8 januari 2020 als uitgangspunt hebben te gelden. Verweerder heeft immers deze verklaringen niet –kenbaar- onaannemelijk geacht en kan zich bij zijn nieuw te nemen besluit niet op het standpunt stellen dat hij dit alsnog onaannemelijk acht.
25. De rechtbank concludeert gelet op het bovenstaande dat verweerder onvoldoende deugdelijk heeft gemotiveerd dat hij de aanvraag niet-ontvankelijk mocht verklaren. Het besluit zal worden vernietigd en verweerder dient een nieuw besluit te nemen. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken gelet op het tijdsverloop in deze procedure in combinatie met de psychische problematiek van eiser.
26. Het beroep is gegrond waardoor tevens aanleiding bestaat om een proceskostenveroordeling uit te spreken.
27. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank vast op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.050,- (1 punt voor het indienen van een beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 525,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond,
  • draagt verweerder op binnen zes weken na deze uitspraak een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.050.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. van Lokven, rechter, in aanwezigheid van
mr. B.J. Groothedde, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan en bekendgemaakt op: 30 november 2020
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.