ECLI:NL:RBDHA:2020:12209

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 november 2020
Publicatiedatum
30 november 2020
Zaaknummer
NL20.9724 V
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van verzet in asielprocedure wegens vertrek met onbekende bestemming

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 november 2020 uitspraak gedaan over het verzet van een opposante in een asielprocedure. De opposante had eerder een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling was genomen, omdat Zwitserland verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank had het beroep van de opposante tegen dit besluit kennelijk ongegrond verklaard. Hierop heeft de opposante verzet ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting.

De rechtbank overweegt dat de opposante met onbekende bestemming is vertrokken en dat er geen bewijs is dat zij nog prijs stelt op de inhoudelijke beoordeling van haar verzet. De rechtbank baseert zich op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin wordt gesteld dat als een vreemdeling met onbekende bestemming vertrekt, er in beginsel vanuit moet worden gegaan dat hij geen prijs meer stelt op de bescherming die hij aanvankelijk zocht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemachtigde van de opposante niet heeft aangegeven dat er nog contact is met haar en dat zij op de hoogte is van de voortgang van de procedure.

Daarom verklaart de rechtbank het verzet niet-ontvankelijk, wat betekent dat de eerdere uitspraak in stand blijft. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.9724 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer op het verzet van

[opposante] , opposante, V-nummer [V-nummer 1] ,

mede namens haar minderjarige dochter,
[minderjarige] , V-nummer [V-nummer 2] ,
(gemachtigde: mr. A. Jankie).

Procesverloop

Bij besluit van 28 april 2020 (het bestreden besluit) heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (hierna: de staatssecretaris) de aanvraag van opposante tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 niet in behandeling genomen op de grond dat Zwitserland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag.
Opposante heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Bij uitspraak van 29 mei 2020 heeft de rechtbank Den Haag dat beroep kennelijk ongegrond verklaard.
Opposante heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 november 2020. Opposante en haar gemachtigde zijn niet verschenen. De staatssecretaris is verschenen en heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. B. Berk.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft het beroep kennelijk ongegrond geacht. De reden hiervoor is dat de rechtbank tot de conclusie is gekomen dat niet is gebleken dat opposante door de handelswijze van de staatssecretaris in haar belangen is geschaad. Verder mag ten aanzien van Zwitserland in zijn algemeenheid uitgegaan worden van het interstatelijk vertrouwensbeginsel en in hetgeen opposante heeft aangevoerd worden geen aanknopingspunten gezien dat Zwitserland zijn internationale verplichtingen niet zal nakomen. Daarbij dienen opposante en haar dochter niet als kwetsbare asielzoekers te worden aangemerkt.
2. In verzet heeft opposante – samengevat weergegeven – aangevoerd dat zij door het handelen van de staatssecretaris, namelijk het nemen van een besluit, wel ernstig in haar belangen is geschaad. Er waren afspraken gemaakt met de staatssecretaris, aangezien opposante door haar gemachtigde slechts zeer beperkt bereikt kon worden vanwege de beperkte beschikbaarheid van VluchtelingenWerk, via wie het contact verloopt. Opposante had de zaak uitgebreid en in alle rust met haar gemachtigde willen bespreken om correcties en aanvullingen in te kunnen dienen, maar dit is niet mogelijk gebleken. Als bezwaren tegen de overdracht aan Zwitserland voert opposante aan dat zij en haar dochter als kwetsbaar dienen te worden aangemerkt. Het rapport van AIDA van 28 februari 2019, ‘Country Report: Switzerland 2019 Update’ stelt de kwetsbaarheden van de asielprocedure ter discussie, waardoor het de vraag is of de rechtsmiddelen in Zwitserland als effectief moeten worden beschouwd. Het toelatingsbeleid van Zwitserland is tevens anders, waardoor opposante vreest voor indirect refoulement bij overdracht aan Zwitserland.
3. Op 27 oktober 2020 heeft de staatssecretaris een brief van 27 juli 2020 ingebracht. Met deze brief heeft de staatssecretaris aan de Zwitserse autoriteiten bericht dat de geplande overdracht van 28 juli 2020 geen doorgang kan vinden, omdat opposante met onbekende bestemming is vertrokken. Ter zitting heeft de gemachtigde van de staatssecretaris bevestigd dat opposante met onbekende bestemming is vertrokken.
4. Uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 22 februari 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:579) volgt dat, indien een vreemdeling die in Nederland bescherming heeft gevraagd, met onbekende bestemming vertrekt zonder aan de staatssecretaris te laten weten waar hij verblijft, er in beginsel vanuit dient te worden gegaan dat die vreemdeling geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. Dit is slechts anders als een vreemdeling laat weten dat hij contact met zijn gemachtigde onderhoudt en dus nog prijs stelt op deze bescherming. Dit impliceert dat de gemachtigde weet dat een vreemdeling nog in Nederland verblijft, waar hij verblijft en met de vreemdeling contact heeft over de verdere voortgang van de procedure en de keuzes die in dit kader moeten worden gemaakt.
5. Nu opposante met onbekende bestemming is vertrokken zonder aan de staatssecretaris te laten weten waar zij verblijft en de gemachtigde van opposante niet aan de rechtbank heeft bericht dat zij op dit moment nog contact heeft met opposante en weet waar opposante in Nederland verblijft, gaat de rechtbank er vanuit dat opposante kennelijk geen prijs meer stelt op de inhoudelijke beoordeling van haar verzet. Daarbij acht de rechtbank van belang dat opposante en haar gemachtigde (zonder voorafgaand bericht) niet ter zitting zijn verschenen.
6. Het verzet is daarom niet-ontvankelijk. Dit betekent dat de buitenzittinguitspraak in stand blijft.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.S.G. Jongeneel, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.C. de Grauw, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.