3.4.1De bewijsmiddelen
De 112-meldingen
Op 6 juni 2017, omstreeks 23.27 uur, kwam er bij de meldkamer van politie een melding binnen dat er nep-politie binnen zou zijn gekomen op het adres [adres 2] te Noordwijk. De jongen die naar het noodnummer belde bleek later te zijn [slachtoffers] . Tijdens het gesprek was te horen dat er door iemand anders wordt geschreeuwd “Politie” en “handen omhoog”. [slachtoffers] zei dat “ze” wapens hadden. Vervolgens werd er door iemand anders tweemaal achter elkaar “handen omhoog” geschreeuwd en “jajajaja hee liggen”. Een man zei “We zijn van de politie oké, wie woont hier nog meer?...Waar is je moeder?”, “Wie was net beneden?” en “Sleutel sleutel van die…je ruikt hier ook heel erg die hennepgeur”. Even later werd door die man gezegd “Sorry jongen ik wil niet dat er minderjarige....alles is bekend, alles is bekend we zijn van de politie dus” en – nadat de jongen vroeg of hij naar beneden moest komen – “Kom maar naar beneden als je wilt...... gaat het?”.
Enkele minuten later belde [getuige], een vriend van [slachtoffers] , naar de meldkamer. Hij meldde dat hij via de webcam-verbinding die hij open had staan met vrienden (waaronder met [slachtoffers] ) had gezien dat er neppolitie bij [slachtoffers] was te zien. Eentje had er een bivakmuts op en de ander een pet. Beiden hadden politie-uniformen aan en eentje had een zwart klein handpistool.
De aanhoudingen
Verbalisanten die ter plaatse kwamen, zagen omstreeks 23:38 uur vanuit hun onopvallend politievoertuig dat twee personen in burgerkleding achterin een ruimte op de begane grond op een stoel zaten (de rechtbank begrijpt in de woning). Ook stonden daar meerdere personen bij die politiekleding droegen. Dit gaven zij om 23:41 uur door aan de meldkamer. Vervolgens hebben zij hun voertuig geparkeerd en zijn te voet een andere positie gaan innemen. Tussen 23:47 en 23:49 uur zagen zij in de woning – op een onbekend gebleven locatie – een verdachte in politiebovenkleding lopen. Kort daarop zagen zij een andere verdachte op de eerste etage van de woning, die ook gekleed was in politiekleding. Deze persoon had een zwarte bivakmuts op, was goederen van een kast aan het halen en leek iets te zoeken. Nagenoeg gelijktijdig zagen zij nog een verdachte vanuit de woonkamer de gang oplopen en een verdachte die op de begane grond liep. Die laatste verdachte had een zwarte bivakmuts op, politiebovenkleding aan, een licht grijze broek en in zijn linkerhand een pistool. De verbalisanten concludeerden dat zij gelet op voorgaande waarnemingen drie geüniformeerde verdachten binnen hadden zien lopen. Om 23:52 uur sloot een verdachte op de eerste etage een deel van een gordijn en om 23:59 uur waren de verdachten nog steeds aan het rondlopen en kennelijk aan het rondkijken in de woning en in kasten. Omstreeks 0:27 uur reed er een politievoertuig met ontstoken blauwe signaalverlichting voorbij de woning. Om 00:28 uur zagen de verbalisanten twee leden van het AOT (de rechtbank begrijpt van het aanhoudings-en ondersteuningsteam, een arrestatieteam, hierna ook: AOT-ers) voorbij de woning lopen in de richting van de oprit van de woning. Kort hierop hoorden de verbalisanten schoten vanaf de zijde van de woning komen en hoorden zij over de portofoon dat de verdachten zich verplaatsten richting de weg [adres 2] .
Uit camerabeelden van de aanwezige politiehelikopter volgt dat twee personen aan de achterzijde van de woning de woning verlieten en langs het veld naar de voorzijde van de woning renden. Zij deden tijdens het rennen kleding uit. De twee personen renden naar een busje dat langs de kant van de weg stond geparkeerd en ze stapten vervolgens in het busje. Vervolgens kwamen er nog twee personen aanrennen vanaf de voorzijde van het busje.
Ook deze twee personen stapten in het busje. De achterste leek iets in zijn linkerhand vast te houden. Vervolgens reed het busje weg.Door het toepassen van aanhoudingsvuur werd het voertuig tot stoppen gedwongen. Toen het arrestatieteam bij het voertuig arriveerde, lag verdachte [betrokkene] links van het voertuig ter hoogte van de bestuurdersplaats in de berm. Verdachte [betrokkene] lag aan de voorzijde van het voertuig op de weg. Verdachte [verdachte] zat rechtsachter geknield naast het voertuig en verdachte [betrokkene] zat rechtsvoor geknield naast het voertuig. Daarop werden zij aangehouden.
De aangetroffen goederen
Onder verdachte [betrokkene] werden onder meer de volgende goederen aangetroffen: een rijbewijs op naam van [slachtoffers] , een zwart leren politiemapje, een stapel euro biljetten ter waarde van € 4.990,-, een stapel vreemde valuta ter waarde van 10.000 kronen en een busje pepperspray.In een achter broekzak van [betrokkene] werd een visitekaartje op naam van [slachtoffers] aangetroffen, en in een voorste broekzak twee gouden kettingen en twee gouden ringen. Ook werden onder [betrokkene] handschoenen aangetroffen.
[slachtoffers] heeft de onder [betrokkene] aangetroffen ringen, kettingen en het visitekaartje herkend als het eigendom van hem en zijn vrouw. Het betroffen hun trouwringen en de kettingen waren van zijn vrouw.Die sieraden waren uit de slaapkamer meegenomen.
Bij het forensisch onderzoek werd op het erf, aan de achterzijde van de loods, een zwart foedraal met twee (kap)messen aangetroffen. Links van de loods, in het aangrenzende veld werden een geweer en een pistool aangetroffen. Het pistool was voorzien van een patroonhouder met patronen en was doorgeladen met één patroon in de kamer.Het betrof een semi automatisch pistool van het merk Beretta en het was een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3°, gelet op artikel 2, lid 1, categorie III sub 1 van de Wet wapens en munitie. Bij het vuurwapen zaten 9 stuks .22 LR munitie. Dat is munitie in de zin van artikel 1 onder 4 gelet op artikel 2 lid 2 categorie III van de Wet wapens en munitie.
Naar aanleiding van de waarnemingen vanuit de politiehelikopter ter zake de looproutes van de verdachten is op de [adres 2] naast een voertuig op ongeveer 50 meter van de [adres 2] een zwart met geel kledingstuk aangetroffen, waarvan de verbalisanten het sterke vermoeden hadden dat dit kledingstuk een zogenoemde politie polo betrof.
De webcam-videobeelden en foto’s
Door getuige [getuige] zijn foto’s/screenshots aan de politie ter beschikking gesteld die waren gemaakt tijdens de webcam-verbinding die zicht gaf in de kamer van [slachtoffers] . Op die foto’s waren volgens de verbalisanten de volgende drie personen te zien:
Persoon 1: een man, met een zwarte pet, met als bovenkleding een politie-uniform, met een op een handvuurwapen gelijkend voorwerp in een hand, met een licht getinte huidskleur, ongeveer 30 jaar, met een stoppelbaard, met vermoedelijk een zaklamp in zijn hand en met een lichte spijkerbroek.
Persoon 2: gelet op diens postuur vermoedelijke een man, met een zwarte bivakmuts, met als bovenkleding een politie-uniform (vermoedelijke een politiepolo), met een blanke huidskleur, met zwarte handschoenen en met een normaal postuur.
Persoon 3: gelet op diens postuur vermoedelijke een man, dragende een zwarte bivakmuts en met als bovenkleding een politie-uniform.
Uit een webcamfoto/screenshot uit het dossier volgt dat bij een persoon op die foto/schermafdruk een donkere huidskleur zichtbaar is bij de ooguitsparingen van de zwarte bivakmuts die deze persoon draagt. Voorts is bij die persoon een zwarte diagonale band te zien, die over de politiekleding werd gedragen. Deze persoon heeft een donkere broek aan.Op een tweede foto/schermafdruk is een persoon te zien die een zwarte bivakmuts draagt en een smal langwerpig voorwerp op zijn rug draagt.Op een derde foto/schermafdruk is een persoon te zien die een zwarte bivakmuts draagt, een lichtkleurige blauwe spijkerbroek aan had en in zijn rechterhand een op een vuurwapen gelijkend voorwerp vasthoudt.
De politie heeft van [betrokkene] en [betrokkene] onder meer de volgende signalementen gegeven:
- [betrokkene] : grijs/groene kleur ogen;
- [betrokkene] : bruin/zwarte kleur ogen.
In een loods is een bovenruimte aangetroffen. Aldaar was een gat in een muur aanwezig en daardoor was er zicht op een hennepkwekerij.
De verklaring(en) van [slachtoffers]
heeft meerdere verklaringen afgelegd, bij zowel de politie als bij de rechter-commissaris. Op hoofdlijnen heeft hij het volgende verklaard.
[slachtoffers] was rond 22:50 uur in de woning in zijn slaapkamer aan het Skypen (de rechtbank begrijpt communiceren via een webcam) en ging op een gegeven moment naar beneden om (een jointje) te roken. Hij deed de deur open bij de keuken die toegang bood aan de aangrenzende schuur. Op dat moment zag hij aan de achterkant van de hal (de rechtbank begrijpt van de schuur) dat de daar aanwezig grote schuifdeuren werden geopend. Hij zag vier mensen binnenkomen, drie hadden een bivakmuts op en één niet. Van die personen heeft [slachtoffers] onder meer de volgende signalementen gegeven:
- Man 1: had een petje op, had een politietrui aan, droeg een pistool in een holster aan zijn heup, droeg een kleine zaklamp die aan stond, was van Turkse of Marokkaanse afkomst, 185-190 centimeter lang, 40-45 jaar oud, met een stoppelbaard en een dikke buik,
- Man 2: met hele blauwe ogen, droeg een bivakmuts, was 185-190 centimeter lang, was fors van postuur, had een politietrui en een donkere broek aan en had een pistool in zijn hand.
- Man 3: een negroïde man, droeg een zwaard op zijn rug, droeg een bivakmuts, droeg een politieshirt en was 190-195 lang, was gespierder dan de anderen.
- Man 4: deze persoon kon [slachtoffers] zich niet goed meer herinneren.
[slachtoffers] hoorde de mannen “Politie, politie” roepen. Omdat hij door de bivakmutsen dacht dat het geen echte politie was, heeft hij de deur naar de keuken dichtgegooid, is in de woning naar boven gerend, en heeft in de slaapkamer van zijn moeder 112 gebeld en gemeld dat hij overvallen werd. De mannen bleven schreeuwen dat ze van de politie waren en ze riepen dat hij met zijn handen omhoog naar beneden moest komen. De mannen stapten kort daarop de slaapkamer binnen en toen is hij naar hen gaan luisteren omdat zij geweren hadden. Vooral man 1 praatte tegen hem en die zei tegen hem dat hij rustig moest doen en dat zij van de politie waren. Man 1 zei dat hij voor wiet kwam. Hij moest van man 1 naar beneden. Twee andere mannen gingen boven zoeken en een andere man was beneden aan het zoeken. Vervolgens is hij tegelijk met zijn broertje (de rechtbank begrijpt [slachtoffers] ) naar beneden gebracht. [slachtoffers] moest in de keuken gaan zitten. Man 1 vertelde dat er een anonieme tip was ontvangen en hij vertelde dat hij van het politiebureau van Lisse was. Omstreeks 23:15 uur kwam de vader van [slachtoffers] vanuit de schuur de woning binnen. Man 1 schrok daarvan, zei dat hij van de politie was en dat hij de wiet van zijn vader wilde. Man 1 probeerde zijn vader rustig te krijgen en wilde hem op een stoel bij zijn zonen laten gaan zitten. Zijn vader wilde dat niet en ze werden verbaal agressief naar elkaar. Toen ook enkele van de andere daders bij hen kwamen, ging zijn vader toch zitten en zijn die mannen weer verder gegaan met het doorzoeken van het huis. [slachtoffers] zag na enige tijd blauwe zwaailichten en zag dat man 1 schrok. Nadat hij schoten hoorde, zag hij man 1 wegsprinten in de richting van de schuur waar de daders vandaan waren gekomen. De andere mannen waren ook weggerend de hal in. De daders hadden gedurende het voorval de pistolen enkel op hen gericht toen de daders binnenkwamen en toen de daders een kamer in gingen.
Voorts heeft [slachtoffers] verklaard dat hij niet zeker weet of alle vier de daders boven zijn geweest. Hij had in totaal zo’n 45 minuten met zijn broertje in de keuken gezeten, waarbij na een half uur zijn vader binnenkwam. Hij had zijn broertje gewaarschuwd toen de mannen binnen kwamen, maar hij geloofde hem niet. Geconfronteerd met de foto van op pagina 173 van het dossier (de rechtbank begrijpt een man met een petje, een op een vuurwapengelijkend voorwerp in zijn handen en een zaklamp) heeft hij verklaard dat dit de man was die bij hen in de keuken was gebleven. Geconfronteerd met de foto van verdachte [betrokkene] heeft hij verklaard dat er één man was met mooie azuurblauwe ogen als die van [betrokkene] . Diegene had een bivakmuts op. Geconfronteerd met de foto van [betrokkene] heeft hij verklaard dat dit de man was die een samoerai-zwaard op zijn rug had en hij dacht dat hij donkerder van huidskleur was dan op de foto. Geconfronteerd met de foto van [verdachte] heeft hij verklaard dat dit de man was zonder bivakmuts. Voorts heeft hij verklaard dat hij eigenlijk niet precies wist hoeveel vuurwapens er waren. Er was volgens hem in ieder geval één pistool en hij wist niet zeker of alle daders een pistool hadden. Het kan dat niet alle vier de daders in de woning waren geweest, maar van de daders had hij de man zonder bivakmuts, de man met de bruine huidskleur en de man met de blauwe ogen wel in het huis gezien.
De verklaring(en) van [slachtoffers]
heeft meerdere verklaringen afgelegd, bij zowel de politie als bij de rechter-commissaris. Op hoofdlijnen heeft hij het volgende verklaard.
[slachtoffers] heeft verklaard dat hij op zijn kamer zat toen zijn broer (de rechtbank begrijpt [slachtoffers] ) zei dat er politie binnen was en dat zijn broer de deur van zijn kamer dicht deed. Ongeveer een minuut later hoorde hij meerdere stemmen “Politie, politie” roepen. Vervolgens werd de deur van zijn kamer opengedaan en toen zei de man die de deur had opengedaan dat hij naar beneden moest komen. Van die man heeft hij onder meer het volgende signalement gegeven:
- man 1: dragende een petje, dragende een zwart politie jack, een grijze spijkerbroek, dragende een holster met daarin een pistool, met blanke huidskleur, met een normaal postuur, tussen de 30-50 jaar oud en rond de 185 centimeter lang.
Toen man 1 binnenkwam, zag hij achter hem langs nog drie mannen lopen op de eerste verdieping van de woning. Die mannen hadden zwarte bivakmutsen op. Man 1 zei, op een strenge manier, dat hij naar beneden moest gaan. Hij liep achter man 1 mee naar beneden en hij zag dat de andere mannen boven bleven. Hij hoorde ze zeggen dat ze naar aanleiding van een anonieme melding op zoek waren naar een wietplantage. [slachtoffers] zat met zijn broer aan de keukentafel en na ongeveer 10 tot 15 minuten kwam zijn vader binnen. Waarschijnlijk man 1 was aardig tegen hem en zijn broertje, maar toen zijn vader binnen kwam deed hij onaardiger tegen hem. Tegen zijn vader werd gezegd “Zeg het nou maar gewoon, want anders zeggen je zonen het wel, want die zijn wel eerlijk”. De man vroeg ook aan zijn vader waar de wietplantage was. Hij had bij alle mannen een holster gezien met daarin hetzelfde wapen als die hij bij man 1 had gezien. Sommige van hen hielden het wapen in hun holster en anderen hadden het wapen in hun hand vast.
Voorts heeft [slachtoffers] verklaard dat de man die bij hen in de keuken bleef geen bivakmuts droeg. De mannen (de getuige heeft later verklaard dat alle vier de mannen zijn kamer waren binnengekomen) hadden pistolen op hem gericht toen ze zijn kamer binnen kwamen, maar toen ze hem zagen, hebben ze de pistolen weggedaan. Van de mannen met de bivakmutsen had één persoon blauwe ogen en een ander had een getinte huidskleur. Volgens [slachtoffers] waren alle vier de mannen in het huis geweest, want hij had gezien dat de man zonder bivakmuts met de andere daders in de bijkeuken had gepraat. Later had hij de mannen met bivakmutsen op momenten in de bijkeuken zien praten. Geconfronteerd met de foto van verdachte [betrokkene] heeft hij verklaard dat dit de man was met de blauwe ogen. Diegene had een bivakmuts op. Geconfronteerd met de foto van [betrokkene] heeft hij verklaard dat dit de vierde man was, te weten niet de man zonder bivakmuts, niet de man met de blauwe ogen en niet de getinte man. Geconfronteerd met de foto van [betrokkene] heeft hij verklaard dat dit de getinte man was. Geconfronteerd met de foto van [verdachte] heeft hij verklaard dat dit de man was zonder bivakmuts.
De verklaring(en) van [slachtoffers]
heeft meerdere verklaringen afgelegd, bij zowel de politie als bij de rechter-commissaris. Op hoofdlijnen heeft hij het volgende verklaard.
[slachtoffers] heeft verklaard dat zijn vrouw hem belde dat er politie voor de deur van de woning stond. Hij was zelf in de caravan (de rechtbank begrijpt die bij de woning stond geparkeerd). Hij was de caravan uitgegaan en via de kas de schuur ingelopen. Hij zag dat er rotzooi was gemaakt in de schuur. Hij zag een stuk ijzer liggen, hij zag de schuifdeur open staan naar een behandelcel en de koelcel openstaan. Toen hij vervolgens de woning binnen liep, zag hij iemand staan met een politie-uniform aan. Die man vroeg aan [slachtoffers] om zich te legitimeren, waarop hij zijn rijbewijs aan de man overhandigde. De man zei tegen hem dat hij op een stoel moest gaan zitten in de keuken. In de woonkamer zaten zijn zoons. De man vroeg of [slachtoffers] droge wiet had en de man zei “zeg nou maar gewoon waar het is want dan zijn we zo klaar. Als je het niet vertelt dan bel ik versterking en dan gaan we de hele nacht door”. Nadat [slachtoffers] de man goed in zijn ogen keek, zei de man “als je daar niet mee ophoudt dan leg ik je op de vloer en doe ik de handboeien om”. Die man bleef de hele tijd in de woonkamer bij hem en zijn zoons. Twee andere daders waren continu aan het zoeken in de woning. Zij kwamen elke keer terug naar [slachtoffers] om te vragen waar welke deur voor was en welke sleutel van welke deur was. De sleutels hadden zij waarschijnlijk uit het sleutelkastje in de bijkeuken. Hij had drie daders gezien, maar had het idee dat zij aan het praten waren met een vierde. Van de daders heeft hij onder meer het volgende signalement gegeven:
- man 1: dragende een politiepet, bruine ogen, donkergetint van huidskleur, rond de 35 jaar oud, ongeveer 1.83 meter lang, normaal van postuur, dragende een donkerblauwe polo met de tekst Politie op de borst, een holster aan de heup met een pistool er in;
- man 2: dragende een zwarte bivakmuts, fel blauwe ogen, een blanke huidskleur, 1.70 meter lang, rond de 30 jaar oud, slank van postuur, dragende een politie polo;
- man 3: dragende een zwarte bivakmuts, een negroïde neus, een negroïde huidskleur (donkerder dan man 1), donkere ogen, slank/tenger van postuur, ongeveer 1.80 meter lang, dragende een politie polo.
Op het moment dat [slachtoffers] na het voorval met een verbalisant de caravan betrad en aldaar het matras van de bed optilde, zei hij dat de daders geld hadden weggenomen, te weten € 5.000,- die hij van een klant uit Zwitserland had gekregen.Verder heeft hij verklaard dat hij voor ongeveer € 1.000,- aan Zweedse kronen in huis had, die de daders ook hadden weggenomen.
Voorts heeft [slachtoffers] verklaard dat de man in de keuken hem intimiderend vroeg naar droge wiet en geld. Twee andere mannen, met bivakmutsen op, zag hij rondlopen en overal aan het kijken. Eén van de mannen met een bivakmuts had een soort mes bij zich. De rechter-commissaris heeft geconstateerd dat [slachtoffers] met zijn handen daar een lengte van ongeveer één meter bij heeft laten zien. De daders hadden het hele huis doorzocht, in de caravan gekeken en daar de ramen van ingeslagen. Uit de slaapkamer waren trouwringen en sieraden weggenomen. Geconfronteerd met de foto van verdachte [betrokkene] heeft hij verklaard dat dit de man was met blauwe ogen. Diegene had een bivakmuts op. Geconfronteerd met de foto van [betrokkene] heeft hij verklaard dat dit de andere man met bivakmuts op was die hij had gezien. Geconfronteerd met de foto van [verdachte] heeft hij verklaard dat dit de man was zonder bivakmuts die bij hem en zijn zonen in de keuken zat. Dit was de man met het pistool in een holster.
De verklaring(en) van verdachte [verdachte]
heeft verklaard dat het plan was om een wiethok/hennepkwekerij leeg te halen. Hij had daar met [betrokkene] en [betrokkene] overleg over gehad. Samen met [betrokkene] , [betrokkene] en [betrokkene] is hij naar de woning gegaan. De politiekleding was meegenomen om te dragen en was kort voordat ze bij de woning waren, uitgedeeld. Hij had een petje op en de andere drie daders hadden bivakmutsen op. Hij had twee pistolen meegenomen naar de woning, waarvan hij er eentje aan [betrokkene] had gegeven. [betrokkene] droeg zwaarden. De wapens waren meegenomen om zich te verdedigen als zij zich moesten verdedigen tegen de eigenaren van de hennep. Toen zij in de schuur waren, ging er plotseling een licht aan en klapte er een deur dicht. Daarop zijn ze de woning binnen gegaan en de trap opgelopen. Boven werden twee jongens aangetroffen. Hij had zijn pistool bij het zien van de eerste jongen in zijn holster gestopt. De twee jongens zijn naar beneden begeleid en [verdachte] heeft met hen in de keuken gezeten. Geconfronteerd met de foto van op pagina 173 van het dossier (de rechtbank begrijpt een man met een petje, een op een vuurwapengelijkend voorwerp in zijn handen en een zaklamp) heeft hij verklaard dat hij dat is.
Geconfronteerd met een videofragment van een persoon in politiekleding, met politiepet en een getrokken op vuurwapen gelijkend voorwerp - van de webcam-verbinding gericht op de slaapkamer van [slachtoffers] - heeft Van Rijzen verklaard dat hij die persoon is.
De verklaring(en) van verdachte [betrokkene]
heeft verklaard dat hij meeging om wiet te knippen. Hij was – nadat hij eerst met zijn eigen auto een stuk had gereden – samen met [verdachte] , [betrokkene] en [betrokkene] naar de woning gegaan. Bij de woning werden politieshirts uitgedeeld, die heeft hij aangedaan en hij had ook een bivakmuts opgedaan. Hij had bij [verdachte] een pistool gezien. Hij zag [betrokkene] in de schuur een gat in de muur maken. Hij was met [betrokkene] en [betrokkene] naar buiten gerend.
De verklaring(en) van verdachte [betrokkene]
heeft verklaard dat hij samen met [betrokkene] naar wiet had gezocht. Als groep hadden ze twee pistolen bij zich. Ze hadden shirts van de politie aan. Het lange wapen (de rechtbank begrijpt het aangetroffen geweer) had hij in een kast van de caravan gevonden en had hij over de schutting gegooid zodat het niet tegen hen kon worden gebruikt. De vader had hij bij [verdachte] in de keuken gezien toen de vader aan tafel zat. Toen hij de politie zag, is hij samen met [betrokkene] weggerend naar de bus. Later kwamen [verdachte] en [betrokkene] naar de bus gerend.
De verklaring(en) van verdachte [betrokkene]
heeft verklaard dat de andere daders met elkaar hadden gesproken dat ze daar waren voor wiet en dat hij zich niet met dat gesprek had bemoeid. Hij had een politiepolo aangedaan. Hij had bij één van de andere daders een wapen gezien bij zijn heup. De andere drie daders liepen vooruit en hij liep achter hen aan. Aan de achterkant van het huis was een deur en daar is hij over de drempel gegaan, en nadat hij om zich heen had gekeken ging hij weer naar buiten. Hij denkt dat de andere drie daders alleen in de woning zijn gegaan. Later hoorde hij dat de vader was gearriveerd en hij had ook gehoord dat iemand had gezegd “Er zijn twee jongens”.
[betrokkene] heeft voorts verklaard dat hij een bivakmuts heeft gedragen. Hij was samen met de man op foto 3 (een foto van [verdachte] ) weggerend toen de politie arriveerde. De andere twee daders zaten al in de bus toen hij samen met [verdachte] bij de bus arriveerde.
3.4.2Het oordeel van de rechtbank
3.4.2.1 De rol en de wetenschap van de verdachte
De rechtbank zal als eerst de rol en/of wetenschap van de verdachte ten tijde van het incident bespreken, zodat dit als vertrekpunt kan dienen bij de beoordeling van de bewijsmiddelen ter zake het ten laste gelegde.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat [verdachte] naar de woning is gegaan om hennep/wiet weg te nemen, dat hij een petje op had en politiekleding aan had. Hij had twee pistolen meegenomen, daarvan één zelf ter hand genomen en de andere aan een mededader meegegeven. Hij is met mededaders met getrokken pistolen de woning in gegaan en naar boven gegaan, toen er signalen kwamen dat er iemand thuis was. Hij heeft met getrokken pistool een kamer betreden. Nadat de aangetroffen jongens naar beneden waren begeleid, is hij met zijn pistool in zijn holster in de keuken bij de jongens gebleven. Aldaar heeft hij gevraagd naar de aanwezigheid van hennep/wiet en dit ook herhaald toen de vader van de jongens verscheen.
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vragen of er sprake was van:
- het wegnemen van sieraden en geld met het oogmerk om die goederen zich wederrechtelijk toe te eigenen, met (bedreiging van) van geweld (feit 1);en
- een poging tot het wegnemen van hennep met het oogmerk om dat goed zich wederrechtelijk toe te eigenen, met (bedreiging van) van geweld (feit 2 primair);
en of die feiten te samen en in vereniging met anderen zijn gepleegd. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
Uit voorgaande bewijsmiddelen volgt dat de verdachte bij de woning een hennepkwekerij wilde ‘rippen’(leeghalen) dan wel aanwezige droge wiet wilde wegnemen. De rechtbank acht dan ook bewezen dat de verdachte het oogmerk had op wederrechtelijke toe-eigening bij feit 2. De vraag of de verdachte ook het oogmerk had op wederrechtelijke toe-eigening bij feit 1 zal de rechtbank bij het medeplegen bespreken.
(Bedreiging met) geweld
Ten aanzien van (bedreiging met) geweld volgt uit de bewijsmiddelen dat twee van de verdachten ieder een pistool hadden en een andere verdachte een zwaard. Zowel [verdachte] als [betrokkene] hebben over de aanwezigheid van twee pistolen verklaard en op foto’s en videobeelden van de webcam zijn in ieder geval bij twee van de daders pistolen te zien. Eén van hen was [verdachte] . Uit die foto’s en videobeelden volgt ook dat de degenen met die pistolen met getrokken pistolen naar boven zijn gegaan om de woning te doorzoeken, hetgeen steun vindt in de verklaring van [verdachte] . Voorts heeft [verdachte] een pistool - zichtbaar voor de vader en de zonen - in zijn holster gedragen toen hij bij hen in de keuken bleef. Het zichtbaar dragen maakt naar het oordeel van de rechtbank dat het wapen ook getoond wordt. Ook het zwaard dat blijkens de bewijsmiddelen door [betrokkene] op zijn rug werd gedragen is door diens aanwezigheid op zijn rug gedragen en getoond. Indien slachtoffers bekend zijn met de aanwezigheid van wapens gaat daar een dreiging van uit dat als zij niet meewerken de wapens tegen hen worden gebruikt. Naar het oordeel van de rechtbank is voornoemde dreiging met geweld dienstig geweest bij zowel feit 1 als 2, in beide gevallen werd immers daardoor het (pogen van het) wegnemen van de goederen gemakkelijk gemaakt.
De rechtbank acht onvoldoende bewezen dat de pistolen op de vader en zonen zijn gericht. Daartoe is redengevend dat [verdachte] heeft verklaard dat hij schrok van de aanwezigheid van de jongens en toen direct zijn wapen in zijn holster stopte. Dat hij schrok, vindt steun in de audio-opname van de 112-melding van de oudste zoon en de vader heeft ook verklaard dat toen hij arriveerde hij enkel een pistool in een holster had gezien. [verdachte] is weliswaar met een getrokken naar voren gericht pistool de kamer van de oudste zoon binnengekomen, maar dit richten was dermate kort van duur dat van een bewust richten op de zonen ten behoeve van de wederrechtelijke toe-eigening geen sprake is.
Medeplegen
Naar het oordeel van de rechtbank was er sprake van een nauwe en bewuste samenwerking bij de poging tot wederrechtelijke toe-eigening van de hennep. Voor een bewezenverklaring van medeplegen van een strafbaar feit is niet vereist dat elke als medepleger aan te merken deelnemer alle bestanddelen van de delictsomschrijving vervult. Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachten gezamenlijk naar de woning zijn gegaan om hennep/wiet weg te nemen. Gaandeweg is er een rolverdeling ontstaan waarin alle verdachten andere handelingen hebben verricht, maar al die handelingen waren van significant en wezenlijk belang voor de uitvoering van de poging tot wederrechtelijke toe-eigening.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat er ook sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking bij de poging tot wederrechtelijke toe-eigening van het geld en de sieraden.
De rechtbank heeft reeds overwogen dat bij de verdachte sprake was van een oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening dat gericht was op het wegnemen van hennep. Blijkens vaste jurisprudentie ziet het oogmerk bij artikel 310 c.q. 312 van het Wetboek van Strafrecht op de wederrechtelijke toe-eigening en niet perse op het beoogde weg te nemen goed. Dat de verdachte volgens zijn verklaring enkel van plan was om hennep/wiet weg te nemen is dus niet van belang, omdat de aard van het door de verdachte voorgenomen misdrijf (diefstal van hennep) en het misdrijf dat zich heeft gerealiseerd (diefstal van geld en sieraden) bezien in het licht van de gezamenlijkheid van het handelen van de verdachte en zijn mededaders voorafgaand, tijdens en na het misdrijf, maakt dat voornoemd oogmerk zich ook uitstrekt op goederen die door zijn mededaders zijn weggenomen. Daarnaast heeft [slachtoffers] verklaard dat [verdachte] hem naar de vindplaats van (droge) wiet en geld vroeg. Daarmee is de rechtbank dus ook van oordeel dat er niet alleen sprake was van nauwe en bewuste samenwerking, maar ook van een oogmerk op wederrechtelijke toe-eigening bij het wegnemen van het geld en de sieraden.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat in ieder geval drie van de vier verdachten aanwezig waren bij de ontdekking van de twee jongens in de slaapkamers en het onder controle brengen van die jongens. De jongens moesten van de verdachten in de keuken gaan zitten en één van de verdachten is bij hen gebleven, terwijl diegene een pistool in zijn holster had. Ook de vader moest daar in de keuken gaan zitten toen hij arriveerde en hij werd door meerdere verdachten bevraagd over waar de hennep/wiet zich bevond.
De verdachte heeft verklaard dat hij degene was die bij de vader en jongens in de keuken bleef. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de vader en de jongens door de verdachte te samen en in vereniging met anderen wederrechtelijk van hun vrijheid zijn beroofd en beroofd gehouden.
De rechtbank heeft bij de feiten 1 en 2 geoordeeld dat bewezen is dat er twee pistolen aanwezig waren en dat de verdachte die had meegenomen. [verdachte] heeft verklaard dat hij het op het terrein aangetroffen pistool aan [betrokkene] had gegeven ten behoeve van de feiten. Daarmee is de rechtbank van oordeel dat de verdachte met zijn mededaders het aangetroffen pistool voorhanden heeft gehad. De enkele omstandigheid dat slechts één van de daders dit wapen onder zich had, doet daar niets aan af.
De rechtbank zal de verdachte vrijspreken van het voorhanden hebben van de tenlastegelegde karabijn. De rechtbank begrijpt dat met ‘karabijn’ wordt bedoeld het aangetroffen geweer (in het proces-verbaal wordt dit goed nergens omschreven als karabijn, maar is wel het enige vuurwapen dat naast het pistool was aangetroffen). Uit de verklaring van de vader volgt dat dit goed van hem is. Voorts had [betrokkene] als enige dader dit goed wel op enig moment onder zich, maar uit zijn verklaring volgt dat dit niet lang is geweest. Die omstandigheden kunnen naar het oordeel van de rechtbank niet tot de conclusie leiden dat [betrokkene] enkel daarom als heer en meester over dat goed heeft beschikt.
Uit voornoemde bewijsmiddelen volgt dat alle verdachten politiekleding hebben aangetrokken en daarmee hebben zij die goederen voorhanden gehad. Het is een feit van algemene bekendheid dat politiekleding enkel en alleen in het bezit mag zijn van en worden gebruikt door de politie. De verdachte noch zijn medeverdachten zijn in dienst van de politie. Gelet op die feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen, wist dat het van misdrijf afkomstige kleding was.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte te samen en in vereniging met anderen:
- met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening geld en sieraden heeft weggenomen en dat daarbij gedreigd is met geweld om die diefstal gemakkelijk te maken;
- met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening gepoogd heeft hennep te stelen en dat daarbij gedreigd is met geweld om die diefstal gemakkelijk te maken;
- drie personen wederrechtelijk van hun vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden;
- een pistool en munitie voorhanden heeft gehad en
- opzettelijk politiekleding voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat het van misdrijf afkomstig was.