Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- de dagvaarding van 6 augustus 2019 met producties 1 t/m 18;
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie met producties 1 t/m 10;
- de conclusie van antwoord in reconventie tevens houdende akte overleggen producties tevens houdende akte wijziging van eis met producties 19 t/m 23;
- het tussenvonnis van 13 november 2019 waarin een comparitie van partijen is bepaald;
- het proces-verbaal van comparitie van 29 januari 2020.
2.De feiten
- de woonhuizen met verder aanbehoren staande en gelegen te [postcode+plaats] aan de [adres 1] (even nummers), kadastraal bekend [Gemeente] [sectie ..] , nummers [1] en [2] ;
- twee pakhuizen met bovenwoningen staande en gelegen te [postcode+plaats] aan de [adres 2] (even nummers), kadastraal bekend [Gemeente] [sectie ..] , nummers [3] en [4] ;
- de bedrijfsruimte met bovenwoningen staande en gelegen te [postcode+plaats] aan de [adres 3] nummers), kadastraal bekend [Gemeente] , [sectie ..] , nummers [5] en [6] .
(…).Van de zijde van de verkoper wordt deze overeenkomst gesloten onder de ontbindende voorwaarde dat de huidige financier niet instemt met aflossing van de lening op het hierbij verkochte, dan wel dat de betreffende bank een hogere aflossingssom verlangd dan de thans overeengekomen koopsom.”
dat wanneer wij een bedrag van € 1.400.000,- ontvangen, wij de hypotheek op het pand aan de [Straatnaam] te [plaats 1] kunnen royeren”.
2 dagen geleden kwam je bij mij op kantoor om te vertellen dat je geen samenwerking meer wilt. (…)
je zit in financiële problemen
je wilt geen gezamenlijke lening aangaan (herfinanciering en bouwdepot) omdat je die te hoog vind
je ziet geen toegevoegde waarde in mij, danwel je wilt gewoon geen partnership, omdat je dat nooit eerder gedaan heb in je leven
voor zover dit niet al gedaan zou zijn” de ontbindende voorwaarde van artikel 9 van de koopovereenkomst heeft ingeroepen.
4.De beoordeling
in conventie en in reconventie
toen al een beetje klaar” was. De e-mail van Rabobank dateert echter van 7 juni 2018. Zonder nadere toelichting, die [gedaagde] niet heeft gegeven, is daardoor niet duidelijk geworden hoe [gedaagde] dit bericht al in mei 2018 met [eiser] heeft kunnen bespreken. Evenmin heeft [gedaagde] toegelicht dat hij op dat moment ook een beroep heeft gedaan op de ontbindende voorwaarde. Dat [gedaagde] vervolgens na 7 juni 2018 de e-mail van Rabobank aan [eiser] heeft gestuurd met een beroep op de ontbindende voorwaarde, heeft hij evenmin gesteld noch is anderszins gebleken. De woorden van [gedaagde] dat hij “
een beetje klaar was” met de overeenkomst wijzen daar ook niet op. Derhalve staat tussen partijen vast dat [gedaagde] na ontvangst van de e-mail van Rabobank in juni 2018 richting [eiser] geen beroep op de ontbindende voorwaarde heeft gedaan.
chade