ECLI:NL:RBDHA:2020:12074

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 mei 2020
Publicatiedatum
26 november 2020
Zaaknummer
C/09/575414 / HA ZA 19-643
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over rechtsgeldige opzegging van een overeenkomst tot afname van kindplaatsen

In deze zaak heeft Hillegom Op Stoom B.V. een vordering ingesteld tegen Stichting HOZO met betrekking tot de rechtsgeldigheid van de opzegging van een overeenkomst tot het afnemen van twee kindplaatsen. De overeenkomst, die op 6 augustus 2013 werd getekend, had een looptijd van tien jaar en was bedoeld voor de exploitatie van een kinderdagverblijf in een nieuw te bouwen zorgcentrum. HOZO heeft de overeenkomst opgezegd per 1 oktober 2018, met verwijzing naar de Algemene Voorwaarden (AV) die een opzegtermijn van één maand voorschrijven. Hillegom Op Stoom betwist de rechtsgeldigheid van deze opzegging en vordert betaling van de verschuldigde maandelijkse vergoedingen tot de overeenkomst rechtsgeldig eindigt.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de AV van toepassing zijn op de overeenkomst en dat HOZO de overeenkomst rechtsgeldig heeft opgezegd. De rechtbank oordeelt dat de opzegging niet onaanvaardbaar is naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid. Hillegom Op Stoom heeft onvoldoende aangetoond dat de opzegging in strijd is met de bedoeling van partijen of dat er sprake is van een zwaarwegende grond voor de opzegging. De rechtbank wijst de vorderingen van Hillegom Op Stoom af en veroordeelt haar in de proceskosten.

De uitspraak benadrukt het belang van de tekst van de overeenkomst en de toepasselijkheid van de AV, evenals de rol van redelijkheid en billijkheid bij de beoordeling van opzeggingen van overeenkomsten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/575414 / HA ZA 19-643
Vonnis van 27 mei 2020
in de zaak van
HILLEGOM OP STOOM B.V., te Haarlem,
eiseres,
advocaat: mr. H.J. Visser, te Haarlem,
tegen
STICHTING HOZO, te Hillegom,
gedaagde,
advocaat: mr. Z.I. van den Aardweg, te Leiden,
Partijen zullen hierna Hillegom Op Stoom en HOZO genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 3 juni 2019 met achttien producties;
  • de conclusie van antwoord met twee producties;
  • akte overlegging producties aan de zijde van HOZO van 5 februari 2020;
  • het proces-verbaal van comparitie van 5 februari 2020.
1.2.
Het proces-verbaal van comparitie is met instemming van partijen buiten hun aanwezigheid opgemaakt. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om opmerkingen van feitelijke aard op het proces-verbaal te maken. Hillegom Op Stoom heeft bij brief van 6 mei 2020 van deze gelegenheid gebruik gemaakt. Deze brief maakt deel uit van het procesdossier en het vonnis wordt gewezen met inachtneming van deze brief, voor zover het correcties van feitelijke aard betreft.
1.3.
Vervolgens is een datum voor het wijzen van vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op Stoom is een kinderopvangorganisatie en heeft meerdere ondernemingen die ieder een kinderdagverblijf of buitenschoolse opvang exploiteren (hierna: Op Stoom). Hillegom Op Stoom is een onderneming die is opgericht voor de exploitatie van een kinderdagverblijf op de locatie [locatie I] in Hillegom.
2.2.
HOZO is een zorgaanbieder en exploiteert in dat kader drie woonzorgcentra in Hillegom, waaronder [X] . HOZO heeft op enig moment besloten om tot nieuwbouw van het woonzorgcentrum [X] over te willen gaan. In gesprek met de gemeente Hillegom en woonstichting Stek is het plan ontstaan om in Hillegom een zorgzone te realiseren met een nieuw woonzorgcentrum (hierna: het zorgcentrum) en een dienstencentrum (hierna: het dienstencentrum).
2.3.
Woonstichting Stek wilde het dienstencentrum alleen realiseren indien tachtig procent van het dienstencentrum voor aanvang van de bouw was verhuurd. Het niet bouwen van het dienstencentrum zou tot gevolg hebben dat ook het zorgcentrum niet gebouwd zou kunnen worden.
2.4.
Bij e-mailbericht van 1 oktober 2011 heeft de directeur van HOZO, [directeur 1] , de directeur van Op Stoom, [directeur 2] , benaderd en, voor zover relevant, het volgende bericht:

Van [A] , die namens Stek de verhuur doet van het Dienstencentrum, heb ik vernomen dat u zich wilt herbezinnen op deelname in het Dienstencentrum. Reden hiervoor is de besluiten van het Kabinet in zake kinderopvang.
Van de architect heb ik vernomen dat u op dit moment een onderzoek in Hillegom laat doen naar de haalbaarheid van een nieuw kinderdagopvang in Hillegom. Gezien het grote belang van HOZO, wil ik u vragen onderstaande punten in uw onderzoek en uw besluit mee te nemen:
(...)

HOZO is bereid, afhankelijk van de huurprijs, 2 kindplaatsen af te nemen.
Ik begrijp volkomen uw overwegingen tot herbezinning, Toch wil ik u vragen mijn bovengenoemde punten in uw overweging mee te en nemen bij uw besluit als belangrijke partner in het Dienstencentrum.
(…)
De Raad van Commissarissen van Stek heeft aangegeven dat 80 % van het Dienstencentrum verhuurd moet zijn voor zij over willen gaan tot het geven van de opdracht tot realisatie van het Dienstencentrum. Indien deze overeenkomsten niet getekend zijn voor eind oktober 2011 zien zij af van bouw.
2.5.
Bij e-mailbericht van 9 oktober 2011 heeft Op Stoom HOZO het volgende bericht:
“Na afloop van ons telefoongesprek heb ik e.e.a. nog eens goed bekeken en kom ik tot de conclusie dat uw voorstel om 2 kindplaatsen af te nemen relevant zijn voor een positieve beslissing. U gaf aan dat een dergelijke toezegging door de Raad van Toezicht gefiatteerd diende te worden.
Hierbij wil ik volgende potloodschets aan u voorleggen en bij uw accoord om te zetten in een formeel voorstel dat u aan de RvT kunt voorleggen.
Indien Op Stoom positief besluit om en kinderdagverblijf te gaan exploiteren in dienstencentrum [A] zal HOZO op maandbasis 2 hele kindplaatsen afnemen. Deze kindplaatsen zijn te allen tijde beschikbaar voor HOZO en in te vullen naar eigen inzicht. Dwz vaste of flexibele kinderen.
Duur 10 jaar
Opvangtijden: ma t/m vr. 7.30 – 18.30 uur.
Prijs: 1526,40 per kindplaats per maand.
Prijsaanpassing conform vereisten Wet Kindervang via adviesprocedure in de Oudercommissie die geldt voor alle ouders van het kinderdagverblijf.
2.6.
Bij e-mailbericht van 10 oktober 2011 heeft HOZO Op Stoom het volgende bericht:

Bedankt voor uw positieve bericht. Komende woensdag heb ik overleg met mijn Raad van Toezicht en zal ik uw voorstel met hen bespreken. Ik verwacht geen problemen. Hierna kan het definitieve contract tussen HOZO en Op Stoom door u opgesteld worden.
Mag ik er van uit gaan dat u voor 20 september het contract met Stek kunt tekenen?
2.7.
Bij e-mailbericht van 24 oktober 2011 heeft HOZO Op Stoom het volgende bericht:

Van [A] begreep ik dat er nog wat technische punten geregeld moeten worden wat betreft de huurovereenkomst voor het Dienstencentrum. Denkt u dat het gaat lukken om uiterlijk woensdag a.s. het contract te tekenen?
Ik heb nog geen voorstel van u ontvangen betreffende afname van 2 kindplaatsen. Wat mij betreft kan dat ook later gerealiseerd worden als dit niet voor woensdag lukt.
2.8.
Bij e-mailbericht van 26 oktober 2011 heeft Op Stoom HOZO bericht dat ze eruit zijn en dat de volgende dag de stukken worden getekend. Ook heeft Op Stoom bericht dat zij zo spoedig mogelijk de overeenkomst voor de kindplaatsen zou doen toekomen.
2.9.
HOZO antwoordde Op Stoom bij e-mailbericht van diezelfde dag, voor zover relevant, als volgt:

Fijn te horen dat jullie de stukken gaan tekenen. De fysiotherapeuten tekenen ook vandaag. Dit betekent dat alle partijen die willen huren in het Dienstencentrum dan getekend hebben en er 77% verhuurd is. Morgenavond neemt de Raad van Commissarissen van Stek een besluit of er gestart kan worden met de bouw van het Dienstencentrum.
(…)
Ik wacht de overeenkomst betreffende afname van de kindplaatsen af.
2.10.
Bij e-mailbericht van 2 november 2011 heeft HOZO aan Op Stoom bericht dat de Raad van Commissarissen van woonstichting Stek akkoord was gegaan en dat groen licht was gegeven voor de start van de bouw van het dienstencentrum.
2.11.
Op 6 augustus 2013 is tussen Hillegom Op Stoom en HOZO een overeenkomst getekend tot het afnemen van twee voltijdskindplaatsen door HOZO bij Hillegom Op Stoom gedurende tien jaar, in te gaan vanaf de start van het kinderdagverblijf in Woonzorgcentrum [X] (hierna: de overeenkomst). Onderaan de overeenkomst is het volgende beschreven over de Algemene Voorwaarden van Op Stoom (hierna: de AV):

Aanvaarding van opdrachten en uitvoering na alle overeenkomsten door Op Stoom geschiedt overeenkomstig de Algemene Voorwaarden van Op Stoom. Met de ondertekening van deze overeenkomst bevestigt de klant dat het hem/haar bekend is dat de meest recente versie van de Algemene voorwaarden kunnen worden bekeken op de website van Opstoom www.opstoom.nl en dat geen prijs gesteld wordt op schriftelijke toezending van de Algemene voorwaarden van Opstoom en die van de Brancheorganisatie in de Kinderopvang.
In artikel 3.10 van de AV is het volgende bepaald:

(…) Opzegging van de Plaatsingsovereenkomst dient schriftelijk en/of per elektronisch berichtenverkeer te geschieden. Voor opzegging van de Plaatsingsovereenkomst door Contractant geldt een opzegtermijn van één maand. (…)
2.12.
Op 1 januari 2015 is het kinderdagverblijf [locatie I] van Hillegom Op Stoom gestart in het dienstencentrum.
2.13.
Bij e-mailbericht van 19 februari 2015 heeft Op Stoom aan HOZO bericht dat zij met HOZO een afspraak wilde maken ten aanzien van het verzoek van HOZO over het regelen van de kinderopvang.
2.14.
Op enig moment hebben partijen gesproken over het regelen van de kinderopvang. Na dat gesprek heeft HOZO op 26 april 2015 aan Op Stoom bevestigd dat Op Stoom het een en ander op papier zou zetten.
2.15.
Bij e-mailbericht van 27 april 2015 heeft Op Stoom aan HOZO bericht dat er nog geen verslag was gemaakt en dat iedereen gerelateerd aan HOZO gebruik kan maken van de HOZO plaatsen.
2.16.
Bij e-mailbericht van 18 mei 2015 heeft Op Stoom aan HOZO het volgende bericht:

Hierbij het document dat er aanvulling geldt voor het contract. Het zijn een paar praktische punten waarin HOZO bepaalt wie van de HOZO plaatsen gebruik maakt.
2.17.
Bovenaan het bij het e-mailbericht van 18 mei 2015 meegestuurde document staat: “
Voorwaarden HOZO plaatsen bij Kinderopvang Op Stoom bij locatie dienstencentrum [locatie I]”. In het document staat, voor zover relevant, het volgende:
“-
De kindplaatsen zijn bedoeld als flexibele en incidentele opvang voor kinderen waarvan de ouders/verzorgers op enige manier gelieerd zijn aan HOZO. De link en de invulling van de kindplaatsen is aan HOZO.
-
Het is niet toegestaan de HOZO plaats te gebruiken voor structurele vaste en flexibele opvang waarvoor de ouder een regulier contract kan afsluiten met Op Stoom.
2.18.
Bij e-mailbericht van 1 augustus 2016 heeft HOZO aan Op Stoom verzocht of zij willen overwegen om de overeenkomst te ontbinden. Als argumenten voert HOZO aan dat de financiële situatie binnen HOZO is verslechterd als gevolg van bezuinigingen en dat medewerkers van HOZO geen belangstelling hebben voor de dagopvang vanuit HOZO.
2.19.
Tussen HOZO en Op Stoom is overleg gevoerd en gecorrespondeerd over de mogelijkheid van ontbinding van de overeenkomst, maar dit heeft niet geleid tot een oplossing die voor beide partijen aanvaardbaar was.
2.20.
Na het voorstel van Op Stoom aan HOZO, dat per e-mailbericht van 2 augustus 2018 aan HOZO is toegezonden, heeft HOZO bij brief van 10 augustus 2018 het voorstel afgewezen en de overeenkomst met Hillegom Op Stoom opgezegd per 1 oktober 2018, met verwijzing naar artikel 3.10 van de AV.
2.21.
Tot aan 1 oktober 2018 heeft HOZO voor twee voltijds kindplaatsen betaald. HOZO heeft nooit gebruik gemaakt van de kindplaatsen. Met ingang van 1 oktober 2018 heeft HOZO geen betalingen meer aan Hillegom Op Stoom gedaan.

3.Het geschil

3.1.
Hillegom Op Stoom vordert, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
primair
I. de verklaring voor recht dat de overeenkomst van 6 augustus 2013 niet tussentijds opzegbaar is en dat de opzegging door HOZO van die overeenkomst per 1 oktober 2018 niet rechtsgeldig is;
II. de veroordeling van HOZO om volgens de overeenkomst aan Hillegom Op Stoom de verschuldigde maandelijkse vergoeding met ingang van 1 oktober 2018 te voldoen totdat de overeenkomst rechtsgeldig zal zijn geëindigd, vermeerderd met de wettelijke (handels)rente over die maandelijks verschuldigde vergoeding, telkens met ingang van 31 dagen nadat de vergoeding verschuldigd is tot de dag der voldoening;
subsidiair
III. de veroordeling van HOZO om aan Hillegom Op Stoom de op grond van de overeenkomst verschuldigde maandelijkse vergoeding over een opzegtermijn van twaalf maanden ingaande op 1 oktober 2018 te voldoen, vermeerderd met de wettelijke (handels)rente over die maandelijks verschuldigde vergoeding telkens met ingang van 31 dagen nadat de vergoeding verschuldigd is tot de dag der voldoening;
IV. de veroordeling van HOZO om aan Hillegom Op Stoom een aanvullende schadevergoeding van € 112.253,29 te voldoen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van algehele voldoening;
zowel primair als subsidiair
de veroordeling van HOZO in de kosten van het geding.
3.2.
Hillegom Op Stoom legt aan haar vorderingen – samengevat – ten grondslag dat tussen partijen een overeenkomst tot het afnemen van twee voltijdskindplaatsen door HOZO bij Hillegom Op Stoom voor de duur van tien jaar is gesloten en dat HOZO de overeenkomst vanaf 1 oktober 2018 dient na te komen door betaling van de maandelijkse vergoeding. HOZO kon de overeenkomst op 10 augustus 2018 niet rechtsgeldig opzeggen tegen 1 oktober 2018 met verwijzing naar artikel 3.10 van de AV, omdat partijen niet de bedoeling hadden om de AV van toepassing te laten zijn op de overeenkomst, althans een tussentijdse opzeggingsmogelijkheid overeen te komen. Als de AV wel van toepassing zijn, dan dient artikel 3.10 van de AV buiten toepassing te worden verklaard.
Subsidiair stelt Hillegom Op Stoom dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is om een beroep te doen op de opzegmogelijkheid.
Meer subsidiair stelt Op Stoom dat er op grond van de eisen van redelijkheid en billijkheid in verband met de aard en inhoud van de overeenkomst geen voldoende zwaarwegende grond aanwezig is voor HOZO om de overeenkomst op te zeggen. Tot slot brengen de redelijkheid en billijkheid met zich mee dat de aangevoerde opzegginsgronden onjuist en irrelevant zijn. HOZO dient in ieder geval een redelijke opzegtermijn van 12 maanden in acht te nemen en is tevens gehouden tot betaling van een aanvullende schadevergoeding.
3.3.
HOZO voert – samengevat – het volgende verweer. De AV zijn op de overeenkomst van toepassing, waardoor HOZO op basis van artikel 3.10 van de AV rechtsgeldig de overeenkomst heeft opgezegd. Noch de AV, noch de opzegbepaling dient buiten toepassing te worden verklaard, omdat dit niet volgt uit de partijbedoeling. HOZO betwist dat een beroep op de AV naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is of dat de overeenkomst alleen kan worden opgezegd indien daarvoor een zwaarwegende grond of een juiste/relevante opzegginsgrond bestaat. De hiervoor genoemde rechtsregels zijn alleen van toepassing bij een duurovereenkomst voor onbepaalde tijd, waarin geen opzegtermijn is overeengekomen. Bovendien zijn onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld die de conclusie rechtvaardigden dat de opzegging naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Voorts heeft Hillegom Op Stoom geen feiten en /of omstandigheden gesteld op grond waarvan van HOZO kan worden verlangd dat zij alleen opzegt wanneer zij daarvoor een voldoende zwaarwegende grond of andere juiste of relevante opzeggingsgrond heeft. Tot slot voert HOZO aan dat zij wel degelijk een voldoende zwaarwegende grond voor de opzegging had.
3.4.
Partijen hebben nader verweer gevoerd. Daarop zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Tussen partijen is – in de kern samengevat – in geschil of HOZO rechtsgeldig de overeenkomst heeft kunnen opzeggen per 1 oktober 2018 op grond van artikel 3.10 van de AV. Het geschil valt in drie onderdelen uiteen die hieronder per onderdeel worden beoordeeld.
1. toepasselijkheid van de AV
4.2.
HOZO stelt dat de AV op de overeenkomst van toepassing zijn, omdat in de overeenkomst een verwijzing naar de AV is opgenomen en partijen de overeenkomst hebben ondertekend. Daarmee is de toepasselijkheid van de AV een onderdeel van de overeenkomst. Bovendien heeft de Raad van Toezicht van HOZO mede op basis van deze AV haar akkoord gegeven voor het tekenen van de overeenkomst.
Hillegom Op Stoom zet hier tegenover dat bij het opstellen van de overeenkomst het standaard briefpapier voor overeenkomsten tussen ouders en Op Stoom is gebruikt met een standaardverwijzing naar de AV, maar dat hiermee de AV niet op de rechtsverhouding tussen partijen van toepassing zijn verklaard. Uit de inhoud van de AV blijkt duidelijk dat deze voorwaarden louter zijn bedoeld voor de plaatsingsovereenkomst tussen Op Stoom en een ouder en niet voor de overeenkomst tussen HOZO en Hillegom Op Stoom die voor tien jaar is gesloten.
4.3.
De rechtbank oordeelt dat de AV van toepassing zijn op de overeenkomst. In de overeenkomst, die Hillegom op Stoom heeft opgesteld, heeft Hillegom op Stoom opgenomen dat de AV van toepassing worden verklaard. Vervolgens heeft ook HOZO de overeenkomst ondertekend. Op grond van het bepaalde in artikel 6:232 BW in samenhang met 6:231 onder c BW leidt de aanvaarding van de toepasselijkheid van de AV tot snelle gebondenheid aan de AV. Wellicht heeft Hillegom Op Stoom niet bedoeld dat de AV van toepassing zijn. Zij heeft echter, gelet op de stellingen van HOZO, onvoldoende duidelijk gemaakt waarom HOZO op basis van de wilsvertrouwensleer – (artikel 3:33-3:35 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) – niet erop mocht vertrouwen dat de wil van Hillegom Op Stoom overeenkwam met de inhoud van de overeenkomst die ze zelf had opgesteld en had opgestuurd. De mogelijkheid dat de inhoud van de AV niet aansluit bij de inhoud van de overeenkomst, omdat deze zijn geschreven voor plaatsingsovereenkomsten tussen de ouder(s) en de kinderdagverblijven van Op Stoom, laat de toepasselijkheid van de AV op de overeenkomst onverlet. De toepasselijkheid van de AV op de overeenkomst is immers tussen partijen overeengekomen.
2. toepasselijkheid van artikel 3.10 van de AV en de opzegbaarheid van de overeenkomst
4.4.
Artikel 3.10 van de AV bepaalt dat een contractant de overeenkomst met een opzegtermijn van één maand kan opzeggen.
4.5.
Naast wat is aangevoerd onder rechtsoverweging 4.2. heeft Hillegom Op Stoom gesteld dat partijen de bedoeling hadden dat HOZO twee kindplaatsen zou afnemen van Hillegom Op Stoom voor de duur van tien jaar zonder opzegmogelijkheid. Uit de correspondentie tussen partijen blijkt dat deze afspraak tussen partijen een grote financiële drijfveer was voor Op Stoom om in het dienstencentrum ruimte te gaan huren, waartoe zij anders niet bereid was. Artikel 3.10 van de AV dient dan ook buiten toepassing te blijven, aldus Hillegom op Stoom.
Volgens HOZO komt grote waarde toe aan de taalkundige betekenis van de gekozen woorden van de AV en de overeenkomst, omdat de overeenkomst tussen professionele partijen is gesloten. HOZO betwist de bedoeling te hebben gehad om Hillegom Op Stoom tien jaar lang financiële zekerheid te bieden. HOZO betwist ook dat Hillegom Op Stoom zich niet in het dienstencentrum zou hebben gevestigd zonder het voorstel van HOZO. Het voorstel was relevant voor een positief participatiebesluit, maar niet doorslaggevend. Tot slot was de goedkeuring van de Raad van Toezicht van HOZO een voorwaarden voor het sluiten van de overeenkomst. Deze goedkeurig is gegeven op de inhoud van de overeenkomst inclusief de AV en niet op de potloodschets zoals weergegeven in het e-mailbericht van 9 oktober 2011. De overige omstandigheden kunnen evenmin met zich meebrengen dat een beroep op de opzegbepaling onredelijk is.
4.6.
De rechtbank stelt voorop dat bij de uitleg van de AV in beginsel de tekst van de voorwaarden van belang is in samenhang met de inhoud van de overeenkomst en niet de geschiedenis van de totstandkoming van de AV. Op Stoom, althans Hillegom Op Stoom, heeft de AV immers eenzijdig opgesteld en vervolgens van toepassing verklaard op de overeenkomst. Partijen hebben dus niet onderhandeld over de AV, waardoor de partijbedoeling niet van invloed is geweest op de inhoud van AV. Een meer tekstuele uitleg wordt ook gerechtvaardigd, omdat twee professionele partijen de overeenkomst hebben gesloten.
4.7.
De tekst van artikel 3.10 is duidelijk. Enig vraagpunt is de betekenis van het woord ‘contractant’ dat in het artikel is opgenomen. Uit de AV volgt dat deze zijn toegesneden op de situatie dat ouder(s) een plaatsingsovereenkomst sluiten met één van de kinderdagverblijven van Op Stoom. Volgens artikel 1.4 van de AV is een plaatsingsovereenkomst een door Op Stoom en door de Contractant ondertekend formulier waarmee de huur voor een kindplaats is vastgelegd. Uit artikel 1.6. van de AV volgt dat de ouder de contractant is. Dit betekent volgens Op Stoom dat HOZO op het artikel geen beroep kan doen omdat ze geen ouder is. Deze stelling volgt de rechtbank niet. In de kop van de overeenkomst staat dat het een raamovereenkomst betreft, maar in de overeenkomst zelf hebben Hillegom Op Stoom en HOZO duidelijk verklaard een plaatsingsovereenkomst te zijn aangegaan. De overeenkomst ziet ook op het gebruik van kindplaatsen door HOZO. Gelet hierop kan het niet anders zijn dan dat in de onderhavige situatie in artikel 3.10 met contractant is bedoeld HOZO, ook al is HOZO letterlijk geen ouder.
4.8.
Voorts is de opzeggingsmogelijkheid in de AV niet in strijd met een wezenlijke afspraak in de overeenkomst, waardoor zij buiten toepassing dient te blijven. Zie ook Hoge Raad 9 oktober 1992, NJ 1994, p. 286-289 en Hoge Raad 25 juni 1993, NJ 1994/294.
In de eerste plaats is in de overeenkomst geen beding opgenomen waarin de niet opzegbaarheid van de overeenkomst expliciet is geregeld. In de tweede plaats volgt uit de overgelegde correspondentie en hetgeen tijdens de comparitie van partijen naar voren is gebracht niet dat partijen over de niet opzegbaarheid van de overeenkomst hebben gesproken. Uit het e-mailbericht van 9 oktober 2011 blijkt dat het voorstel van HOZO om twee kindplaatsen af te nemen relevant was voor Op Stoom om een kinderdagverblijf te gaan exploiteren in het dienstencentrum en dat Op Stoom volgens de potloodschets een overeenkomst voor de duur van tien jaar wilde aangaan. Echter uit niets blijkt dat partijen op dat moment hebben besproken dat tussentijdse opzegging van de overeenkomst niet mogelijk zou zijn. Bij e-mailbericht van 24 oktober 2011 heeft HOZO aan Op Stoom geschreven dat ze nog geen voorstel voor de afname van de twee kindplaatsen had ontvangen zodat voor Op Stoom duidelijk kon en moest zijn dat HOZO nog zat te wachten op een nadere invulling/vastlegging van hetgeen partijen tot dat moment hadden besproken. Op Stoom heeft daarop geantwoord dat zij zo spoedig mogelijk de overeenkomst voor de kindplaatsen zou doen toekomen. Op Stoom heeft voorts in haar dagvaarding geschreven dat in de overeenkomst van augustus 2013 is vastgelegd hetgeen partijen in 2011 met elkaar hebben besproken. Dit moet dan de nadere schriftelijke vastlegging zijn waar HOZO al in oktober 2011 om vroeg en die op Stoom had toegezegd. In deze overeenkomst van augustus 2013 is de opzegmogelijkheid opgenomen.
De omstandigheid dat HOZO wellicht had kunnen begrijpen dat de te sluiten overeenkomst tussen partijen voor een periode van tien jaar voor Op Stoom een financiële drijfveer was voor de exploitatie van Hillegom Op Stoom in het dienstencentrum, betekent, in het licht van hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen, niet dat daarmee ook vaststond dat partijen de niet opzegbaarheid als wezenlijk onderdeel van de overeenkomst zijn overeengekomen.
4.9.
Voorts weegt de rechtbank mee dat een eenzijdig door de gebruiker – in dit geval Hillegom Op Stoom – gehanteerde voorwaarde bij commerciële contracten in geval van twijfel ten gunste van de wederpartij – in dit geval HOZO – kan worden uitgelegd.
4.10.
Gelet op dit een en ander is de rechtbank, in afwijking van hetgeen zij tijdens de comparitie van partijen als haar voorlopig oordeel naar voren heeft gebracht, van oordeel dat een redelijke uitleg van artikel 3.10 van de AV met zich brengt dat de opzegbaarheid van de overeenkomst in artikel 3.10 van de AV is overeengekomen en niet in strijd is met een wezenlijke onderdeel van de overeenkomst. Het standpunt van Hillegom Op Stoom op dit punt wordt dus niet gevolgd.
3. onaanvaardbare opzegging
4.11.
Subsidiair voert Hillegom Op Stoom – onder verwijzing naar Hoge Raad 2 februari 2018, ECLI:NL:2018:141 – aan dat een beroep op de opzegginsmogelijkheid door HOZO naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, althans dat geen voldoende zwaarwegende grond voor de opzegging aanwezig was. Hillegom Op Stoom stelt zich ten slotte op het standpunt dat de door HOZO aangevoerde opzegginsgrond onjuist dan wel irrelevant is, omdat zij geen opzegginsgrond heeft genoemd in de opzeggingsbrief van 10 augustus 2018. Hillegom Op Stoom verwijst daarbij naar het arrest van het gerechtshof Den Haag van 12 januari 2010 (ECLI:NL:GHSGR:2010:BL2815).
4.12.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 10 juni 2016 overwogen dat als een duurovereenkomst voorziet in een regeling van de opzegging, de redelijkheid en billijkheid desalniettemin ertoe kunnen leiden dat de opzegging onaanvaardbaar is en dat nadere eisen aan de opzegging worden gesteld. (ECLI:NL:HR:2016:1134). Dit arrest betrof een duurovereenkomst voor onbepaalde tijd, maar de rechtbank ziet geen reden deze rechtsregel niet ook van toepassing te verklaren op overeenkomsten voor bepaalde tijd (zie ook de conclusie van Advocaat-generaal Van Peursem bij HR 2 februari 2018, ECLI:NL:2018:141).
4.13.
De rechtbank overweegt over de onaanvaardbaarheid van de opzegging van de overeenkomst door HOZO het volgende. De overeenkomst met HOZO was voor Hillegom Op Stoom een relevante financiële drijfveer om de huurovereenkomst voor de locatie in het dienstencentrum te sluiten. Gelet hierop is de door HOZO gehanteerde opzegtermijn van een maand kort. Zoals onder 4.3. al overwogen, heeft Hillegom Op Stoom echter zelf de AV van toepassing verklaard op de overeenkomst. In artikel 3.10 van de AV is een opzegtermijn van één maand opgenomen en HOZO heeft bij de opzegging aangesloten bij deze opzegtermijn.
4.14.
Daarnaast geldt dat HOZO, voordat zij de overeenkomst heeft opgezegd, op haar initiatief met Op Stoom, althans met Hillegom Op Stoom, in de periode vanaf 1 augustus 2016 tot aan de opzegbrief gedateerd 10 augustus 2018 de mogelijkheden heeft onderzocht om de overeenkomst met wederzijds goedvinden te beëindigen. HOZO heeft de overeenkomst dus niet rauwelijks opgezegd, terwijl dit op basis van de AV wel mogelijk was.
4.15.
Ook weegt de rechtbank mee dat Hillegom Op Stoom bij e-mailbericht van 18 mei 2015 met een aanvullend document eenzijdig en zonder aantoonbaar akkoord van HOZO, de aard van de overeengekomen kindplaatsen heeft gewijzigd in flexibele en incidentele opvang, terwijl in de overeenkomst twee vaste óf flexibele kindplaatsen zijn overeengekomen. Deze eenzijdige wijziging heeft ertoe geleid dat Hillegom Op Stoom de overeenkomst heeft uitgehold, en in ieder geval bij HOZO de indruk heeft doen ontstaan dat zij niet (meer) de mogelijkheid had om structureel gebruik te maken van twee vaste kindplaatsen. Daarbij komt dat Hillegom Op Stoom de twee (vaste of flexibele) kindplaatsen feitelijk niet doorlopend beschikbaar heeft gehouden. Zoals zij zelf stelt, was zij uitsluitend in staat om haar organisatie aan te passen als er een verzoek van HOZO binnenkwam. Vanaf 1 januari 2015, de startdatum van het kinderdagverblijf van Hillegom Op Stoom, tot 1 oktober 2018 heeft HOZO voorts geen gebruik gemaakt van de kindplaatsen en heeft Hillegom Op Stoom geen diensten aan HOZO geleverd, terwijl Hillegom Op Stoom over die periode wel de volledige vergoeding van HOZO ontvangen heeft voor twee kindplaatsen.
Weliswaar is ook niet gesteld of anderszins gebleken dat HOZO om invulling van de kindplaatsen, vast of flexibel, heeft gevraagd. Maar dit is ook te wijten aan de wijze waarop Hillegom Op Stoom de overeenkomst richting HOZO heeft willen toepassen. Tussen partijen is niet in geschil dat bij de medewerkers van HOZO geen behoefte was aan flexibele invulling.
4.16.
Tot slot is Hillegom Op Stoom niet afhankelijk van de omzet die wordt gerealiseerd met de overeenkomst. Er zijn immers wachtlijsten bij Hillegom Op Stoom, waardoor de vraag naar kindplaatsen groter is dan het aantal plaatsen dat Hillegom Op Stoom beschikbaar heeft.
4.17.
Het overwogene onder 4.13. tot en met 4.16. – in onderling verband en samenhang genomen – leidt tot de slotsom dat de opzegging van de overeenkomst op 10 augustus 2018 met een opzegtermijn van één maand niet onaanvaardbaar is en dat geen aanleiding is om nadere voorwaarden aan de opzegging te verbinden. De rechtbank oordeelt dus dat HOZO de overeenkomst jegens Hillegom Op Stoom rechtsgeldig heeft kunnen opzeggen tegen 1 oktober 2018.
4.18.
Het beroep van Hillegom Op Stoom op de in de jurisprudentie geformuleerde rechtsregel dat een duurovereenkomst eerst kan worden opgezegd als een
voldoende zwaarwegendegrond bestaat, kan niet slagen. Deze rechtsregel is alleen van toepassing in het geval een duurovereenkomst voor onbepaalde tijd is aangegaan zonder dat een opzegmogelijkheid is overeengekomen. Partijen zouden (anders) mogelijk in de ongewenste situatie terechtkomen dat de overeenkomst nooit opzegbaar zou kunnen zijn. HOZO heeft op grond van de overeenkomst wel een opzegmogelijkheid en kon op basis van deze mogelijkheid de overeenkomst opzeggen.
4.19.
Evenmin kan het beroep van Hillegom Op Stoom op het arrest van het gerechtshof Den Haag van 12 januari 2010 slagen. In die zaak ging het eveneens om de vraag of bij de opzegging van een duurovereenkomst voor onbepaalde tijd zonder opzegmogelijkheid een juiste of relevante opzeggingsgrond was genoemd. De rechtbank gaat dus voorbij aan het beroep op deze uitspraak, op dezelfde grond als hiervoor in rechtsoverweging 4.18. is overwogen.
4.20.
Een en ander brengt mee dat de gevorderde verklaring voor recht moet worden afgewezen.
de overige vorderingen
4.21.
Aangezien de overeenkomst door HOZO rechtsgeldig is opgezegd en de opzegging naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar is, bestaat er geen grond voor toewijzing van de vordering tot (door)betaling van de maandtermijnen na 1 oktober 2018 en/of een aanvullende schadevergoeding.
proceskosten
4.22.
Hillegom Op Stoom zal, als de in het ongelijk gesteld partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. Voor het salaris van de advocaat zal € 1.707,00 per punt (tarief V) worden gerekend. Gelet op de proceshandelingen zullen twee punten worden toegekend. Ter zake van de proceskosten dient Hillegom Op Stoom tevens aan HOZO de kosten voor het betekenen van de dagvaarding en verschotten van € 86,40 en het griffierecht van € 4.030,00 te voldoen. De totale proceskosten bedragen
(2 x 1.707,00 + 86,40 + 4.030,00) € 7.530,40.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
wijst de vorderingen van Hillegom Op Stoom af;
5.2.
veroordeelt Hillegom Op Stoom in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van HOZO vastgesteld op € 7.530,40;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.C. Bordes en in het openbaar uitgesproken op 27 mei 2020. [1]

Voetnoten

1.type: 1958