Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , geboren op [geboortedatum] , eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
(dan wel binnen acht weken),na deze uitspraak alsnog een besluit te nemen, had verweerder dit uiterlijk op 24 maart 2020
(dan wel 21 april)moeten doen. Vanaf 25 maart 2020
(21 april)heeft verweerder een dwangsom van € 100,- per dag verbeurd. De meervoudige kamer van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, heeft in zijn uitspraak van 3 juli 2020 overwogen dat wegens het uitbreken van de coronapandemie en de plotselinge maatregelen die zijn getroffen om de verspreiding van het coronavirus in te perken, voor de periode van 16 maart 2020 tot 16 mei 2020 sprake was van een situatie waarin verweerder niet bij machte was om een besluit te kunnen nemen op de asielaanvraag. De rechtbank volgt zittingsplaats Arnhem in dit standpunt. Dat betekent dat over een periode van 150 dagen vanaf 16 mei 2020 de dwangsomperiode op 13 oktober 2020 volloopt. Op 5 augustus 2020, de datum dat het onderhavige beroep is ingediend, was de dwangsomperiode dus nog niet verstreken. De prikkel om een besluit te nemen was ten tijde van de indiening van het onderhavige beroep dus nog steeds aanwezig. Daarom zal de rechtbank dit beroep niet-ontvankelijk verklaren.