Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.
Wet politiegegevens
Artikel 25. (recht op inzage)
1. De betrokkene heeft het recht om op diens schriftelijke verzoek van de verwerkingsverantwoordelijke binnen zes weken uitsluitsel te verkrijgen over de verwerking van hem betreffende persoonsgegevens en, wanneer dat het geval is, om die persoonsgegevens in te zien en om informatie te verkrijgen over:
a. de doelen en de rechtsgrond van de verwerking;
b. de betrokken categorieën van politiegegevens;
c. de vraag of de deze persoon betreffende politiegegevens gedurende een periode van vier jaar voorafgaande aan het verzoek zijn verstrekt en over de ontvangers of categorieën van ontvangers aan wie de gegevens zijn verstrekt, met name ontvangers in derde landen of internationale organisaties;
d. de voorziene periode van opslag of indien dat niet mogelijk is, de criteria om die termijn te bepalen;
e. het recht te verzoeken om rectificatie, vernietiging of afscherming van de verwerking van hem betreffende politiegegevens;
f. het recht een klacht in te dienen bij de Autoriteit persoonsgegevens, en de contactgegevens van die autoriteit;
g. de herkomst, voor zover beschikbaar, van de verwerking van hem betreffende politiegegevens.
Artikel 27. (uitzonderingen)
1. Een verzoek als bedoeld in de artikelen 25, eerste lid, en 28, eerste en tweede lid, wordt afgewezen voor zover dit een noodzakelijke en evenredige maatregel is:
a. ter vermijding van belemmering van de gerechtelijke onderzoeken of procedures;
b. ter vermijding van nadelige gevolgen voor de voorkoming, de opsporing, het onderzoek en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen;
c. ter bescherming van de openbare veiligheid;
d. ter bescherming van de rechten en vrijheden van derden;
e. ter bescherming van de nationale veiligheid;
f. ingeval van een kennelijk ongegrond of buitensporig verzoek, als bedoeld in artikel 24a, vierde lid.
2. Een gehele of gedeeltelijke afwijzing van een verzoek als bedoeld in het eerste lid is schriftelijk en bevat de redenen voor de afwijzing.
3 Een verzoek als bedoeld in de artikelen 25, eerste lid, en 28, eerste lid, wordt afgewezen als het verzoek de gegevens betreft, die worden verwerkt bij of krachtens artikel 12.
Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden
Artikel 8
1. Een ieder heeft recht op respect voor zijn privé leven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn correspondentie.
2. Geen inmenging van enig openbaar gezag is toegestaan in de uitoefening van dit recht, dan voor zover bij de wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of het economisch welzijn van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.
RICHTLIJN (EU) 2016/680
Artikel 15
Beperkingen van het inzagerecht
1. De lidstaten kunnen wettelijke maatregelen treffen om het inzagerecht van de betrokkene geheel of gedeeltelijk te beperken, voor zover en zolang die volledige of gedeeltelijke beperking in een democratische samenleving, met inachtneming van de grondrechten en legitieme belangen van de natuurlijke persoon in kwestie, een noodzakelijke en evenredige maatregel is om:
a. a) belemmering van officiële of gerechtelijke onderzoeken of procedures te voorkomen;
b) nadelige gevolgen voor de voorkoming, de opsporing, het onderzoek en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen te voorkomen;
c) de openbare veiligheid te beschermen;
d) de nationale veiligheid te beschermen;
e) de rechten en vrijheden van anderen te beschermen.
2. De lidstaten kunnen wettelijke maatregelen treffen om te bepalen welke verwerkingscategorieën geheel of gedeeltelijk onder de vrijstellingen van lid 1 kunnen vallen.
3. In de in de leden 1 en 2 bedoelde gevallen schrijven de lidstaten voor dat de verwerkingsverantwoordelijke de betrokkene zonder onnodige vertraging schriftelijk in kennis stelt van een eventuele weigering of beperking van de inzage en van de redenen voor die weigering of beperking. Die informatie kan achterwege worden gelaten wanneer de verstrekking daarvan een van de doeleinden van lid 1 zou ondermijnen. De lidstaten schrijven voor dat de verwerkingsverantwoordelijke de betrokkene inlicht over de mogelijkheid om klacht in te dienen bij een toezichthoudende instantie of om een beroep in te stellen bij de rechter.
4. De lidstaten voorzien erin dat de verwerkingsverantwoordelijke de feitelijke of juridische redenen die aan het besluit ten grondslag liggen, documenteert. Die informatie wordt ter beschikking gesteld van de toezichthoudende autoriteiten.