5.5.wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.D. Bellaart, kantonrechter, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 6 augustus 2020.
De tussenpersoon wordt – ook als hij een vergunning heeft voor andere activiteiten, zoals het sluiten van verzekeringsovereenkomsten of het geven van advies over pensioen of hypotheken – als het gaat om beleggingsproducten aangemerkt als een zogenaamde cliëntenremisier.
Voor een verkorte weergave van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 (Wte 1995), zoals deze is gewijzigd in 1999, de Vrijstellingsregeling Wet toezicht effectenverkeer 1995 en de Nadere regeling toezicht effectenverkeer 1999 (NR 1999) verwijst de kantonrechter naar de onderdelen 3.1 – 3.15 van de conclusie van de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad van 5 februari 2016 (ECLI:NL:PHR:2016:35 en 36). Voor de relevante regelgeving en jurisprudentie voor het doorgeven van orders verwijst de kantonrechter naar de onderdelen 3.3.1 – 3.4.3 van het arrest van de Hoge Raad van 24 april 2020 (ECLI:NL:HR:2020:809). Cliëntenremisiers (zoals de tussenpersoon) waren vrijgesteld van vergunningsplicht als het ging om het aanbrengen van cliënten bij een effecteninstelling als Aegon. Artikel 12 van de Vrijstellingsregeling Wte 1995 bepaalt namelijk dat van art. 7 lid 1 Wte 1995 vrijstelling wordt verleend voor zover natuurlijke personen en rechtspersonen bij het als effectenbemiddelaar aanbieden of verrichten van diensten cliënten aanbrengen bij (kort gezegd) een beleggingsinstelling of effecteninstelling die reeds aan toezicht is onderworpen. De vrijstelling geldt alleen als de tussenpersoon cliënten aanbrengt bij een instelling die valt binnen de categorieën waarvoor vrijstelling kan worden verleend, waaronder valt een vergunninghoudende effecteninstelling. De gedachte daarachter is dat deze instelling zelf voldoende in staat is om onderzoek te doen naar de positie van de cliënt die wil gaan beleggen. Een cliëntenremisier trekt mensen als mogelijke klant aan voor een effecteninstelling. Dat kan hij doen door promotieactiviteiten. Een geïnteresseerde klant verwijst hij door naar de effecteninstelling. Meestal krijgt hij daarvoor een vergoeding van de effecteninstelling. De meeste cliëntenremisiers zullen een overeenkomst aangaan met de effecteninstelling waar de cliënten aangebracht worden.
Gezien de strekking van de Wte 1995 is er volgens de Hoge Raad geen goede grond de generieke vrijstelling van de cliëntenremisier ruim uit te leggen (r.o. 4.6.2 ECLI:NL:HR: 2016:2012). In het belang van een adequate regeling van het functioneren van de effectenmarkten, en om de positie van de beleggers op de effectenmarkten te beschermen, heeft de wetgever het immers in beginsel noodzakelijk geacht dat effectenbemiddelaars over een vergunning beschikken. Alleen voor het geval dit tot een nodeloze doublure zou leiden, is in de mogelijkheid voorzien van een generieke vrijstelling voor cliëntenremisiers. Een ruime uitleg van deze vrijstelling zou afbreuk doen aan de strekking van de Wte 1995.
Art. 41 NR 1999 –zoals dat destijds luidde – bepaalt het volgende:
“Verbod inzake het verrichten van diensten voor niet geregistreerde Effecteninstellingen
Artikel 41
Een effecteninstelling onthoudt zich met betrekking tot een natuurlijke of rechtspersoon waarop artikel 21, eerste lid, van de wet, van toepassing is, maar die niet is ingeschreven in het in dat lid bedoelde register, van de volgende rechtshandelingen:
a. het middellijk of onmiddellijk deelnemen in het kapitaal van deze instelling;
b. het verrichten van effectentransacties voor deze instelling;
c. het aanbrengen van cliënten of effectenorders voor rekening van cliënten bij deze instelling;
d. het accepteren van door deze instelling aangebrachte cliënten of cliëntenorders.”
In de Toelichting (Stcrt. 1999/nr. 12, p. 8, pag. 45) op dit artikel is – voor zover van belang – het volgende opgenomen:
“Aan deze opsomming van verboden zakelijke en financiële relaties is uitdrukkelijk toegevoegd het accepteren van cliënten van de desbetreffende natuurlijke- en rechtspersonen en het accepteren van orders van cliënten van deze personen. In de praktijk werd het niet expliciet noemen van deze categorie, die wel onder de reikwijdte van de betekenis van zakelijke of financiële relaties viel, als verwarrend ervaren; deze onduidelijkheid wordt met het expliciet uitschrijven in onderdeel d ondervangen.”
In de beleidsbrief van de STE van 3 februari 2002 staat met betrekking tot de taken van een cliëntenremisier het volgende:
“AanbrengenZoals bekend mogen cliëntenremisiers uitsluitend klanten aanbrengen bij onder toezicht staande effecteninstellingen of beleggingsfondsen. Zij mogen geen effectenorders van klanten doorgeven of uitvoeren […. De cliëntenremisier dient zich voorts te houden aan diverse gedragsregels die zijn vastgelegd in de Nadere Regeling toezicht effectenverkeer 1999 (NR 1999). […] De effecteninstelling waar de cliëntenremisier de klant aanbrengt, is verantwoordelijk voor het opstellen van een cliëntenprofiel. De cliëntenremisier mag dit profiel welnamens de effecteninstelling invullen, maar de effecteninstelling blijft volledig verantwoordelijk voor het opstellen en de juistheid en volledigheid van het profiel.
Advisering en vergunningplicht
Indien een cliëntenremisier klanten die bij effecteninstellingen worden of zijn aangebracht, tevens beroeps- of bedrijfsmatig adviseert over (specifieke) effectentransacties, dan verricht hij feitelijk orderremisier- dan wel vermogensbeheeractiviteiten en is hij vergunningplichtig. Het is daarbij niet relevant of de klanten effectenorders zelf doorgeven aan de betrokken effecteninstelling.
De cliëntenremisier mag (potentiële) klanten wel informeren over kenmerken van beleggingscategorieën (informatie over wat een aandeel is, wat een obligatie is of wat effectenleaseproducten zijn), omdat dit geen adviezen over effectentransacties of beheeractiviteiten betreffen.
De cliëntenremisier mag dus niet beroeps- of bedrijfsmatig adviseren c.q. aanprijzen om bijvoorbeeld een specifiek aandeel, een specifiek beleggingsfonds of een bepaalde obligatie of een specifiek effectenleaseproduct te kopen.
Indien de cliëntenremisier een transactiegerelateerde vergoeding (bijvoorbeeld provisie, commissie of een andersoortige vergoeding) ontvangt van de uitvoerende effecteninstelling, gaat de STE er van uit dat de cliëntenremisier beroeps- of bedrijfsmatig adviseert en derhalve vergunningplichtig is, tenzij de cliëntenremisier aantoont dat hij geen adviezen over effectentransacties verstrekt aan betrokken klanten. De cliëntenremisier kan dit bijvoorbeeld aantonen door middel van schriftelijke stukken waarin aan de klant wordt gecommuniceerd dat de cliëntenremisier de klant niet mag adviseren over effectentransacties.
Reclameregels
Recentelijk heeft de STE de reclameregels voor cliëntenremisiers aangescherpt. De belangrijkste wijziging is dat de cliëntenremisier […] verplicht is bij informatieverstrekking aan klanten de naam van de effecteninstelling waar hij de klant aanbrengt duidelijk te vermelden (zie 7.2 van bijlage 7 NR 1999). Ook moet de cliëntenremisier de klant informeren over het feit dat hij slechts producten aanbiedtnamenseen andere effecteninstelling en dat hij klanten alleen in contact mag brengen met de werkelijke aanbieder van deze producten (zie 7.3 van bijlage 7 NR 1999). De cliëntenremisier mag dus niet suggereren dat hij zelf een product aanbiedt. De informatieverstrekking moet, indien een concreet product aangeprezen wordt, dan ook duidelijk een aanbeveling van de effecteninstelling bevatten waarbij wordt aangebracht. ”
In het arrest van 2 september 2016 (ECLI:NL:HR:2016:2012) oordeelt de Hoge Raad dat in de terminologie en het systeem van de Wte 1995 een effectenbemiddelaar moet worden onderscheiden van een beleggingsadviseur. De laatstgenoemde heeft geen vergunning nodig om als beleggingsadviseur op te treden. Daarbij geldt wel de eis dat hij “zelf op generlei wijze betrokken is bij de uitvoering van effectentransacties”. Volgens de Hoge Raad volgt hieruit dat het een cliëntenremisier – een bijzonder soort effectenbemiddelaar – niet vrijstaat zonder vergunning mede op te treden als beleggingsadviseur en dus betrokken te zijn bij de uitvoering van effectentransacties. Mr. F.M.A. ’t Hart bespreekt in het artikel “De positie van de cliëntenremisier onder de Wte 1995” (Tijdschrift voor Effectenrecht 2002-5, p. 117-118) de kenmerken van het werk van de cliëntenremisier als volgt. De cliëntenremisier is
“werkzaam bij de totstandkoming van transacties in effecten”. De parlementaire geschiedenis licht niet toe wat hieronder moet worden verstaan. Een aanknopingspunt biedt de toelichting in de parlementaire geschiedenis over de positie van de zogenaamde beleggingsadviseur die niet onder de reikwijdte van de Wte 1995 valt. Een beleggingsadviseur is degene die, beroeps- of bedrijfsmatig, derden (zijn cliënten) adviseert bij beleggingen in effecten en zijn (effecten-) dienstverlening hiertoe beperkt. De beleggingsadviseur treedt niet op als vermogensbeheerder en geeft niet namens en/of voor rekening en risico van derden effectenorders aan andere effecteninstellingen ter uitvoering door. Blijkens de parlementaire geschiedenis is het de beleggingsadviseur zelfs niet toegestaan om te adviseren omtrent de keuze van een effectenbemiddelaar of de instelling die de effectentransacties zal uitvoeren. Doet de beleggingsadviseur dat wel, dan is er alsnog sprake van effectenbemiddeling. (De kantonrechter leidt hieruit af dat een cliëntenremisier genoemde werkzaamheden zeker niet mag doen.)
Een ander kenmerk van een cliëntenremisier is het acquireren van derden als potentiële cliënt van een (andere) effecteninstelling tegen vergoeding door die betreffende instelling. Het “aanbrengen” is niet het verrichten van een rechtshandeling doch het verrichten van promotionele activiteiten en het feitelijke doorverwijzen. Na het aanbrengen van de cliënt, zal de cliëntenremisier niet betrokken zijn bij het beleggingsbeleid of (de totstandkoming van) individuele beleggingstransacties. De effecteninstelling waarnaar de cliënt doorverwezen is, zal die effectendiensten verlenen op punten waar de belangen van de belegger daadwerkelijke bescherming behoeven. Een laatste kenmerk van een cliëntenremisier is dat deze geen andere effectendiensten verricht dan het aanbrengen van cliënten.