3.3.De beoordeling van de tenlastelegging
De verdachte heeft verklaard dat hij op 5 mei 2020 een brief aan de Ambassadeur van de Russische Federatie in Nederland, [naam] , heeft gestuurd, met daarin de volgende tekst: “In the past five years I sended you three letters. The last one was after you tried te kill me in a car accident near you residence, at the Groot-Hertoginnelaan, in The Hague. The result of that attack was that I warned you with a letter that if you do that again I would plan an organised attack on you. After that you went to the Dutch police. I took revange. Three weeks later the Russian embassador in Turkey was shot in his head and later five more Russian ambassadors in the world were poisoned. You didn't learn from this. Last night members of the Russian secret service tried to intimidate me and they have killed someone in The Hague, near the Congress centre. I was warned by the Dutch police. My son is also very nervous. If something happens to him, than is your life in danger. You are responisble”.De verdachte stelt dat hij in de nacht van 4 op 5 mei 2020 een paar keer lastig gevallen werd door auto’s en dat het verdacht was dat er een DDR-auto stond. Diezelfde nacht zegt hij ook door vier ongure mannen te zijn benaderd. Ook verklaart hij dat hij de dagen daarvoor al een paar keer eerder was gevolgd en lastig gevallen en dat geheime diensten juist op symbolische dagen – zoals Bevrijdingsdag – op die manier willen laten zien dat ze aanwezig zijn. Volgens de verdachte ging het hier om de Russen. Na deze gebeurtenissen besloot de verdachte naar eigen zeggen om te ageren.
Als afzender stonden op de brief de volgende gegevens vermeld:
[verdachte] , [adres verdachte]. Aan de brief was een visitekaartje bevestigd met de volgende tekst:
[naam bedrijf]
[verdachte]
General Manager
[adres verdachte]
The Netherlands
Cell: [telefoonnummer]
Email:
[e-mailadres]
De ambassade van de Russische Federatie (hierna: de ambassade) heeft deze brief op 7 mei 2020 ontvangen en heeft naar aanleiding daarvan een brief naar het Nederlandse Ministerie van Buitenlandse Zaken gestuurd. In deze brief wordt het Ministerie van Buitenlandse Zaken verzocht om de nodige maatregelen te nemen om de ambassadeur te beschermen, omdat [naam] een brief met een bedreiging tegen zijn leven heeft ontvangen. Deze brief is door de ambassade aangehecht.
Op grond van het bovenstaande stelt de rechtbank vast dat het de verdachte is geweest die de brief naar de ambassade c.q. aan [naam] heeft gestuurd.
Uitgangspunt bij bedreiging
De vraag die de rechtbank vervolgens dient te beantwoorden, is of de verdachte door de brief te versturen [naam] heeft bedreigd met een misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling door de (inhoud van de) brief die hij aan hem heeft gestuurd.
De rechtbank stelt voorop dat voor een veroordeling ter zake van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling is vereist dat de bedreigde persoon daadwerkelijk op de hoogte is geraakt van de bedreiging en de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied, dat bij de bedreigde persoon in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen en/of zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen en dat het opzet van de verdachte daarop was gericht.
Ne bis in idem
Volgens de raadsman heeft de verdachte in het eerste gedeelte van zijn brief alleen een geschiedschrijving gegeven over wat er in de vijf jaren voorafgaand aan de brief is gebeurd (“In the past five years (..) After that you went tot he Dutch police”). Omdat deze tekst daarnaast enkel betrekking heeft op de strafzaak tegen de verdachte die in 2017 is geseponeerd, zou een veroordeling voor deze passage in de brief, die gaat over eerdere gebeurtenissen, een schending van het ne bis in idem-beginsel opleveren. De raadsman heeft daarom verzocht de verdachte van deze passage vrij te spreken.
De rechtbank volgt de raadsman hierin niet. De beschrijving die de verdachte geeft over de voorgaande jaren is een onderdeel van de nieuwe brief en dient te worden bezien in de context waarin de verdachte die nieuwe brief heeft geschreven. De verdachte heeft over deze context verklaard dat hij er klaar mee was dat hij door de Russen werd achtervolgd en dat hij er met de brief voor wilde zorgen dat de Russen hem met rust lieten. De omstandigheid dat de verdachte in de brief gebeurtenissen uit het verleden heeft aangehaald, die kennelijk ook in een eerdere brief aan de ambassade staan vermeld, maakt niet dat sprake is van vervolging voor “hetzelfde feit” als bedoeld in artikel 68 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). Het verweer wordt dan ook verworpen.
Ontbreken bedreiging
De raadsman heeft zich verder op het standpunt gesteld dat de (inhoud van de) brief geen ‘bedreiging’ in de zin van artikel 285 Sr oplevert. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte een voorwaardelijke stelling heeft ingenomen die niet vervuld zou kunnen worden, namelijk dat ‘
alser iets met zijn zoon gebeurt,
danis het leven van [naam] in gevaar’. De kans dat [naam] de zoon van de verdachte iets aan doet, is volgens de raadsman objectief gezien nihil en dus een voorwaarde die nooit vervuld kan worden. Daarnaast zijn volgens de raadsman de omstandigheden niet zodanig dat van een strafbare bedreiging sprake is. [naam] had, op grond van de zaak in 2017, kunnen weten dat het weer de verdachte betrof, zijnde een psychiatrisch patiënt waar geen daadwerkelijk gevaar van uitging. Tot slot is het feit dat de verdachte de brief heeft ondertekend met zijn eigen naam en adres een sterke contra-indicatie dat het om een serieuze bedreiging gaat.
De rechtbank overweegt dat de brief in onderlinge samenhang moet worden gelezen en dat niet per zin of paragraaf kan worden afgewogen of de inhoud van de brief uiteindelijk een strafbare bedreiging als bedoeld in artikel 285, eerste lid, Sr oplevert. De specifieke zin waarin de verdachte een als/dan constructie gebruikt, dient te worden gelezen in de gehele context van de brief. In die context beschuldigt de verdachte [naam] van een aantal zaken en wekt hij de suggestie dat hij als wraak daarvoor de Russische ambassadeur in Turkije heeft gedood en anderen heeft vergiftigd. Daarna uit hij de bedreiging dat het leven van [naam] in gevaar is als de zoon van de verdachte iets zou worden aangedaan. De rechtbank is van oordeel dat de brief in zijn geheel als dreigend kan worden beschouwd en eventuele condities waaraan wel of niet zou moeten worden voldaan, doen daar niet aan af. Een ‘voorwaardelijke bedreiging’ kan immers ook de redelijke vrees aanjagen dat het misdrijf waarmee wordt gedreigd, zal worden voltooid. Dat die redelijke vrees is aangejaagd, blijkt wel uit de omstandigheid dat de Russische ambassade direct melding heeft gemaakt van de ontvangst van de brief van de verdachte bij de Nederlandse overheid.
Daarnaast maakt het feit dat de verdachte een psychiatrische patiënt is, niet dat [naam] zich daarom niet bedreigd hoefde te voelen. Dat de verdachte behandeld wordt voor psychische problematiek zegt namelijk niets over of hij gevaarlijk of ongevaarlijk is of zou zijn en/of hij zijn dreigementen wel of niet zou waarmaken. Dit nog afgezien van de vraag of [naam] ermee bekend was dat de verdachte behandeld werd. Ditzelfde geldt ook voor het persoonlijk ondertekenen van de brief door de verdachte. Een persoonlijke ondertekening of het vermelden van de naam van de afzender maakt niet dat de ontvanger ervan uit kan gaan dat hij een bedreiging niet serieus hoeft te nemen en/of geen vrees hoeft te hebben. Kortom, de rechtbank verwerpt het verweer.
Oordeel van de rechtbank
Aan de hand van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast. De verdachte heeft een brief aan [naam] geschreven en heeft zelf verklaard dat hij eerder drie vriendelijke brieven heeft geschreven, maar dat dat volgens hem niet werkte en hij nog steeds door de Russische geheime dienst werd achtervolgd. Daarom stuurde hij nu een dreigbrief. In deze brief suggereert de verdachte dat hij als wraak op [naam] – omdat [naam] na een eerdere dreigbrief van de verdachte naar de politie is gegaan – aanslagen op het leven van andere Russische ambassadeurs zou hebben gepleegd of hier in ieder geval verantwoordelijk voor was. Daarnaast schrijft hij expliciet dat ook het leven van [naam] in gevaar is.
De Russische ambassade heeft na ontvangst een brief gestuurd, waaruit blijkt dat [naam] kennis heeft genomen van de brief en zich bedreigd heeft gevoeld. Zij vraagt het Ministerie van Buitenlandse Zaken maatregelen te treffen om [naam] te beschermen.
Gelet op de gegeven omstandigheden, bezien in de context waarin de uitlatingen hebben plaatsgevonden, te weten het sturen van een dreigbrief met specifieke verwijzingen naar een eerdere dreigbrief van de verdachte aan [naam] , de dood of vergiftiging van andere Russische ambassadeurs en een directe bedreiging dat het leven van [naam] in gevaar was, is de rechtbank van oordeel dat daardoor bij [naam] de vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen.
De rechtbank is op grond hiervan van oordeel dat de aard van de ten laste gelegde uitlatingen van de verdachte in de gegeven omstandigheden een bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht van [naam] opleveren.
De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde.