ECLI:NL:RBROT:2020:214

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 januari 2020
Publicatiedatum
14 januari 2020
Zaaknummer
10/218891-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor belaging en bedreiging met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 2 januari 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van belaging en bedreiging met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. De verdachte, geboren te [geboorteplaats verdachte] en ingeschreven op het adres [adres verdachte], was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd in de PI Krimpen aan den IJssel. De officier van justitie eiste onder andere een meldplicht bij de reclassering, een behandelverplichting en een contactverbod met het slachtoffer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 28 augustus tot 8 september 2019 de aangeefster, [naam slachtoffer], stelselmatig heeft lastiggevallen via verschillende communicatiemiddelen, waaronder Snapchat en WhatsApp. Op 8 september 2019 heeft hij haar bovendien bedreigd door een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op haar auto te richten. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 205 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder reclasseringstoezicht en een meldplicht. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer zwaar laten meewegen in de strafmaat.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/218891-19
Datum uitspraak: 2 januari 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de PI Krimpen aan den IJssel,
raadsman mr. M.M. van Daalhuizen, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 19 december 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. D. van Zetten heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 210 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en als bijzondere voorwaarden, zakelijk weergegeven:
- een meldplicht bij de reclassering;
- een behandelverplichting bij De Waag of een soortgelijke instelling;
- meewerken aan een persoonlijkheidsonderzoek;
- een contactverbod met [naam slachtoffer] ;
- een locatieverbod;
- elektronische controle.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de tenlastegelegde belaging van aangeefster in de periode van 28 augustus tot 4 september 2019. Uit de Whatsapp chats die zijn aangetroffen op de telefoon van de verdachte volgt immers dat de verdachte en de aangeefster geen contact via Whatsapp hebben gehad in die periode. Voor het overige heeft zij zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De verdediging heeft verder bepleit dat de verdachte van de hem verweten bedreiging op 8 september 2019 dient te worden vrijgesproken, nu het wettig en vooral overtuigend bewijs hiervoor ontbreekt. De verdachte heeft het feit ontkend.
4.1.2.
Beoordeling
Feit 2
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte in de tenlastegelegde periode van 28 augustus 2019 tot en met 8 september 2019 [naam slachtoffer] via verschillende Snapchat-accounts benaderd heeft, dat hij haar veelvuldig heeft gebeld en dat hij ook telefonisch en via Whatsapp contact met vriendinnen van haar heeft opgenomen. Dit alles om, terwijl hij wist dat [naam slachtoffer] geen contact met hem wilde, het ertoe te leiden dat hij contact en weer een relatie met haar kreeg, dat zij contact met hem opnam en om haar bang te maken.
Verder volgt uit de aangifte van [naam slachtoffer] dat de verdachte in diezelfde periode via Whatsapp een filmpje aan de verloofde van een vriendin van aangeefster heeft gestuurd waarop aangeefster in haar ondergoed is te zien en dat hij heeft gedreigd ook een filmpje van haar rond te sturen waarop te zien is dat zij seks heeft met de verdachte. Deze verklaring van aangeefster vindt steun in het door aangeefster overgelegde Whatsapp-gesprek tussen de verdachte en voornoemde vriendin van aangeefster dat over het filmpje gaat dat de verdachte aan die verloofde heeft gestuurd.
Aan de verdachte is onder feit 2 niet de belaging van de aangeefster via direct Whatsapp-contact in de genoemde periode ten laste gelegd, zoals de verdediging stelt, maar de belaging langs andere wegen. Die belaging langs andere wegen volgt uit de bewijsmiddelen. Het verweer van de verdediging wordt dus verworpen.
Feit 1
Daarnaast volgt uit de bewijsmiddelen dat de verdachte op 8 september 2019 de aangeefster heeft bedreigd door een op een vuurwapen gelijkend voorwerp te richten op de auto waarin aangeefster zat. Nu het voorwerp waarmee de verdachte de aangeefster heeft bedreigd niet is teruggevonden, kan niet worden vastgesteld dat het om een echt vuurwapen ging.
De bedreiging van aangeefster door een op een vuurwapen gelijkend wapen te richten op de auto waarin aangeefster zat, volgt niet alleen uit de verklaring van aangeefster, maar ook uit de verklaring van de onafhankelijke getuige [naam getuige] . Het verweer van de verdediging wordt dus verworpen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij
op 8 september 2019 te Rotterdam
[naam slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht , door:
- opzettelijk dreigend met een op een
vuurwapen gelijkend voorwerp, in de richting van voornoemde [naam slachtoffer]
te rennen en
- voornoemd op een vuurwapen gelijkend
voorwerp, te richten op de auto waarin
voornoemde [naam slachtoffer] zich bevond
;
2.
hij
in de periode van 28 augustus 2019 tot en met 9 september
2019 te Rotterdam, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt
op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [naam slachtoffer] ,
immers heeft hij, verdachte, met voormeld oogmerk op verschillende
data in voormelde periode
- veelvuldig Snapchat accounts aangemaakt (al dan
niet onder een andere naam) en vervolgens vanaf die accounts
vriendschapsverzoeken verstuurd naar voornoemde [naam slachtoffer] en
- meerdere berichten via Snapchat naar voornoemde
[naam slachtoffer] verstuurd en
- veelvuldig telefonisch contact opgenomen met
voornoemde [naam slachtoffer] en
- meermalen telefonisch en via Whatsapp contact
opgenomen met vrienden van
voornoemde [naam slachtoffer] teneinde in contact te komen met voornoemde
[naam slachtoffer] en
- een filmpje via Whatsapp naar de verloofde van een vriendin van
voornoemde [naam slachtoffer] verstuurd,
met het oogmerk die [naam slachtoffer] , te dwingen iets te doen,
te dulden en vrees aan te jagen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1.Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht

2.Belaging

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging van aangeefster, zijn ex-vriendin, door – op de openbare weg, in een woonwijk – een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op haar te richten, terwijl zij met haar vriendinnen in de auto zat. Voor aangeefster en haar vriendinnen, die dachten dat hij met een echt vuurwapen op hen richtte, is de situatie zeer beangstigend geweest. Temeer nu hij tegen aangeefster wel eens heeft gezegd “ Wil jij als Humeyra belanden?”, daarbij doelend op het meisje dat in 2018 in Rotterdam door haar ex-vriend met een vuurwapen is gedood. Daarnaast geldt dat het handelen van de verdachte heeft bijgedragen aan de gevoelens van onrust en onveiligheid die heersen in de samenleving.
Verder heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan belaging. Hij heeft aangeefster lastiggevallen door haar tegen haar wens in veelvuldig, ook ’s nachts, te bellen en overwegend angstaanjagende berichten via Snapchat te versturen. Via vele door hem aangemaakte Snapchat-accounts stuurde hij vriendschapsverzoeken aan aangeefster, benaderde hij telefonisch haar vriendinnen en heeft hij een intiem filmpje van aangeefster in haar ondergoed doorgestuurd aan de verloofde van één van hen met daarbij de boodschap dat er veel meer in het verschiet zou liggen. Dit alles om aangeefster te dwingen contact met hem te hebben, weer bij hem terug te laten komen en om haar bang te maken.
De verdachte heeft hiermee op een indringende manier inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster en dat valt hem aan te rekenen. De rechtbank rekent het de verdachte ook aan dat hij geen verantwoordelijkheid toont voor zijn handelen en onverschillig lijkt over de impact die zijn inbreukmakende en agressieve gedrag heeft op anderen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 1 november 2019, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Deze veroordeling is echter nog niet onherroepelijk en zal daarom niet in het nadeel van de verdachte meewegen.
7.3.2.
Rapportages
De rechtbank heeft kennisgenomen van de rapportages opgemaakt door GZ-psycholoog
C. Snijder en Reclassering Nederland. Daaruit blijkt onder andere dat:
- de verdachte niet wilde meewerken aan het psychologische onderzoek en hij geen hulpvraag heeft voor de reclassering;
- de verdachte als dwingend wordt ervaren;
- hij op verschillende leefgebieden (zoals dagbesteding en huisvesting) goed functioneert;
- er mogelijk sprake is van narcistische tendensen en neiging tot bagatelliseren en ontkennen van problemen;
- het recidiverisico als gemiddeld wordt ingeschat;
- een meerwaarde wordt gezien in een ambulante behandeling bij forensische polikliniek De Waag of een soortgelijke instelling. Daarnaast acht de reclassering een locatieverbod voor de school en het werk van aangeefster aangewezen.
7.4.
Straf
Gezien de ernst van de feiten vindt de rechtbank enkel een gevangenisstraf op zijn plaats. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gelet op straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd. Een gedeelte van de gevangenisstraf zal voorwaardelijk worden opgelegd, om de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Aan de voorwaardelijke straf zal de rechtbank voorwaarden verbinden, te weten dat de verdachte zich verplicht moet melden bij de reclassering en meewerkt aan diagnostiek en, indien nodig, ambulante behandeling. In de aard van de bewezenverklaarde feiten ziet de rechtbank gronden om te bepalen dat de verdachte daarnaast gedurende de proeftijd, of korter als de reclassering dat niet meer nodig vindt, zich zal dienen te onthouden van contact met aangeefster. Voor het opleggen van een locatieverbod ziet de rechtbank geen aanleiding, omdat de noodzaak daartoe mede bezien in het licht van de grote reikwijdte van het (door de reclassering geadviseerde) verboden gebied en de impact die dit zal hebben op het dagelijkse leven van de verdachte, op dit moment onvoldoende is gebleken.
Gelet op de aard en de ernst van de door de verdachte gepleegde feiten en het ingeschatte recidiverisico, waarbij vooral de bewezenverklaarde bedreiging van aangeefster met de dood zwaar weegt, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Daarom zullen de op te leggen bijzondere voorwaarden en het reclasseringstoezicht dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
7.5.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op al het voorgaande legt de rechtbank een gevangenisstraf op van 205 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met dadelijke uitvoerbaarheid van het reclasseringstoezicht en de bijzondere voorwaarden als hierboven genoemd.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 57, 285 en 285b van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 205 dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 90 dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal op geen enkele wijze contact (laten) opnemen, zoeken of hebben met [naam slachtoffer] , wonende aan [adres slachtoffer] , [woonplaats slachtoffer] , gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering verantwoord vindt;
2. de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
3. de veroordeelde zal meewerken aan diagnostiek bij De Waag of een soortgelijke instelling;
4. de veroordeelde zal zich, indien uit diagnostiek blijkt dat ambulante behandeling noodzakelijk wordt geacht, onder ambulante behandeling stellen van De Waag of een soortgelijke instelling voor zijn problematiek, gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering in overleg met de behandelaar verantwoord vindt;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de genoemde bijzondere voorwaarden en het aan genoemde reclasseringsinstelling opgedragen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. B.A. Cnossen, voorzitter,
en mrs. J.C.M. Persoon en A. Bonder, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.L. Vedder, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 januari 2020.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij
op of omstreeks 8 september 2019 te Rotterdam
[naam slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of
met zware mishandeling, door:
- opzettelijk dreigend met een vuurwapen, althans een op een
vuurwapen gelijkend voorwerp, in de richting van voornoemde [naam slachtoffer]
te lopen/rennen en/of
- voornoemd vuurwapen, althans het op een vuurwapen gelijkende
voorwerp, te richten op voornoemde [naam slachtoffer] en/of de auto waarin
voornoemde [naam slachtoffer] zich bevond en/of gericht te houden en/of
- dit vuurwapen, althans het op een vuurwapen gelijkende voorwerp (op
korte afstand van voornoemde [naam slachtoffer] ) door te laden en/of de trekker
over te halen;
2.
hij
in of omstreeks de periode van 28 augustus 2019 tot en met 9 september
2019 te Rotterdam, althans in Nederland,
wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt
op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [naam slachtoffer] ,
immers heeft hij, verdachte, met voormeld oogmerk op verschillende
data in voormelde periode (onder meer) (telkens)
- veelvuldig, althans meermalen, Snapchat accounts aangemaakt (al dan
niet onder een andere naam) en/of (vervolgens) vanaf die accounts
vriendschapsverzoeken verstuurd naar voornoemde [naam slachtoffer] en/of
- meerdere, althans één, bericht(en) via Snapchat naar voornoemde
[naam slachtoffer] verstuurd en/of
- veelvuldig, althans meermalen, telefonisch contact opgenomen met
voornoemde [naam slachtoffer] en/of
- meermalen, althans éénmaal, telefonisch en/of via Whatsapp contact
opgenomen met vrienden en/of familieleden, althans bekenden van
voornoemde [naam slachtoffer] (teneinde in contact te komen met voornoemde
[naam slachtoffer] ) en/of
- een (seks)filmpje via Whatsapp naar de verloofde van een vriendin van
voornoemde [naam slachtoffer] verstuurd,
met het oogmerk die [naam slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te
dulden en/of vrees aan te jagen.